Knofs band met de man van de Daklozenkrant
5 maart 2012
Vriendin.nl columnist Knof is drievoudig vader en debuterend schrijver. In zijn column vertelt hij hoe hij dat combineert. Hij heeft al een tijdje een bijzondere band met de man die bij de supermarkt de Daklozenkrant verkoopt. Hoe dat zo kwam?
Vriendin.nl columnist Knof is drievoudig vader en debuterend schrijver. In zijn column vertelt hij hoe hij dat combineert. Hij heeft al een tijdje een bijzondere band met de man die bij de supermarkt de Daklozenkrant verkoopt. Hoe dat zo kwam?
Bij de ingang van de Albert Heijn staat José.
Tientallen keren ben ik langs hem gelopen zonder hem echt op te merken. Op een dag liet ik wat kleingeld vallen. Zelf merkte ik het niet eens, tot iemand toesnelde, de munten bijeenraapte en ze me glimlachend aanreikte. Hij maakte een kleine buiging en liep achterwaarts terug naar 'zijn' plaats bij de deur. Hij leek niets te verwachten in ruil voor zijn vriendelijkheid. Het ontroerde me.
Ik knoopte een praatje aan. José bleek geen woord Nederlands te spreken en ik sprak geen Spaans. Toch mochten we elkaar. Ik vertrok met een Daklozenkrant.
De week erop herkende hij me direct en werd ik uitvoerig begroet. Weer kocht ik een krantje. De keren daarna begon me iets op te vallen. Hoewel hij iedereen vriendelijk groette, kreeg hij zelden een reactie. De meeste mensen negeerden hem, alsof ze een bedelende hond zagen en niet een mens die op een eerlijke manier zijn boterham probeerde te verdienen.
Het maakte dat ik extra mijn best deed. Ik bleef staan en sloeg hem op de schouder. We maakten grapjes die anderen niet begrepen. Hij aaide mijn dochtertje over haar bol als ze hem de statiegeldbon kwam brengen.
Met kerst bracht ik een kaart voor hem mee, een briefje van tien euro erin gestoken. Alsof we het zo hadden afgesproken, had hij ook een kaart voor mij. We lachten en omhelsden elkaar. Bloedbroeders.
Eergisteren liep ik onze supermarkt in toen de boodschappentas van een dame openscheurde. Broccoli, wattenschijfjes en zakjes pijnboompitten rolden over de supermarktvloer. Haastig schoot José naar voren. Hij hielp haar de boodschappen bij elkaar te rapen en regelde bij een caissière een nieuwe tas. De dame was duidelijk gecharmeerd van deze hulpvaardige Spanjool. Toen hij eindelijk mij in de gaten kreeg, en breed glimlachend zijn hand uitstak, deed ik net of ik hem niet zag en duwde mijn lege kar snel de winkel in.
De verrader! Die kon zijn kerstkaart dit jaar wel vergeten. Of wacht, bij de informatiebalie hadden ze tegenwoordig toch ook medicijnen?
Ik liet mijn karretje achter bij de aardappelen, trok een sprintje langs de kassa’s en zocht dekking bij de snijbloemen. Ja hoor, de deftige dame stond nog bij José. Míjn José! Ze had een Daklozenkrant onder de arm en ze hadden het reuzegezellig, zo saampjes.
Even later reikte ik José een doosje tabletten aan. ‘Amigo!’ zei ik. ‘Je wormkuurtabletten zijn eindelijk binnen!’ ‘Si! Si!’ zei José en hij nam lachend het doosje van me over; als hij zijn Hollandse vriend er een plezier mee deed, had hij een giftige slang nog aangenomen.
De dame deed wankelend een pas achteruit, mompelde een excuus en verdween uit beeld. José keek haar verbaasd na. Ik haalde mijn schouders op.
‘Kakmadam,’ zei ik.