Knof gaat naar de dierentuin
9 juli 2012
Columnist Knof ging deze week met zijn vrouw en kinderen naar de dierentuin. Daar worden ze ‘gevolgd’ door ‘het perfecte gezin’. En daar wordt Knof een beetje moe van!
Columnist Knof ging deze week met zijn vrouw en kinderen naar de dierentuin. Daar worden ze ‘gevolgd’ door ‘het perfecte gezin’. En daar wordt Knof een beetje moe van!
De perfecte dierentuindag
De zon schijnt, de pinguins plonzen in het water en de kinderen hebben een slang vastgehouden in het reptielenhuis. De dag kan eigenlijk niet meer misgaan. We slenteren langs de slingerapen richting tijgers.
‘Zit je nou weer met je neus in je telefoon?’ vraagt Jeska.
‘Ik check alleen even mijn sms.’ En, nu ik toch bezig ben, de laatste tweets, facebook en e-mail.
‘Maar ik vind het zo ongezellig.’
‘Oké, oké,’ zeg ik. Demonstratief zet ik mijn gloednieuwe iPhone uit, steek hem in mijn achterzak en laat haar mijn lege handen zien. ‘Zo goed?’
Zwijgend lopen we verder.
We zijn niet de enigen bij de tijgers. Een meisje en haar ouders volgen dezelfde route als wij: dit is de zoveelste keer dat we ze tegenkomen. Een gezinnetje, doordrenkt van duurzaamheid: papa draagt sandalen van slaafvrije hennep, mammie heeft voor iedereen biologische bammetjes meegebracht. Ongetwijfeld reizen ze enkel per openbaar vervoer. Het meisje wast altijd netjes haar handen, eet het liefst een rijstwafel en ze raakt vast nooit haar fietssleuteltje kwijt. Nu leest ze haar ouders het informatiebordje voor.
‘Jongens, kijk!’ roep ik net iets te hard. ‘Een speeltuin!’
Juichend hollen mijn kinderen in de aangegeven richting.
Ik hang ondersteboven in de touwen –om voor te doen hoe een luiaard slaapt – als ze ons alweer inhalen. Dochterlief huppelt mijn kant uit en vader is al halverwege de klimmuur. Op blote voeten.
‘Wauw!’ zegt Stag. ‘Die meneer kan pas klimmen!’
Ik laat me grommend uit de touwen vallen.
Enkele minuten later staan we bij een snoepkraam. Ze verkopen er enkel voorverpakte kleurstoffen, suiker en E-nummers: hier volgen ze ons nooit. Tevreden knaag ik het laatste restje chocolade van een ijsstokje als iemand me zachtjes op de schouders tikt.
Nee, hè?!
Uiterst beheerst draai ik me om. Het perfecte dochtertje staart me aan alsof ik achter een ontsnapte primaat ben.
‘Wat is er nu weer?’ vraag ik. ‘Zoek je mijn informatiebordje?’
Ze steekt haar hand naar me uit. Er ligt een iPhone in. De mijne, verloren toen ik nog een luiaard was. Ik neem hem van haar over en direct holt ze terug naar haar ouders die op een afstandje staan toe te kijken. Ze wordt overladen met complimenten en vader neemt haar op de nek.
‘We gaan naar huis,’ zeg ik.
In de auto zegt Jeska: ‘Je had dat kind wel een ijsje mogen geven.’
‘Ja, pap,’ zegt Stag. ‘Dat was niet zo lief van je.’