Knof komt zijn geheime liefde tegen…
13 juli 2012
Columnist Knof zat op de middelbare school naast het leukste meisje van de klas… Nu ziet hij haar ineens lopen op straat…
Columnist Knof zat op de middelbare school naast het leukste meisje van de klas… Nu ziet hij haar ineens lopen op straat…
"Opeens is ze daar, loopt ze nog geen honderd meter van je vandaan en haar naam ontvouwt zich in je gedachten en eist je aandacht op als een plant die maar eens in de twintig jaar bloeit.
Ik was blijven zitten in drie VWO en kwam in een nieuwe klas terecht. Na de zomervakantie hadden de vaste koppels elkaar weer gevonden en dus zat ik, nieuwkomer, tijdens de meeste vakken op de minst begeerde plek in het lokaal: helemaal vooraan, tegenover het bureau van de docent. Alleen.
Tot zij kwam.
Pas verhuisd uit een stad honderd kilometer verderop, kende ze hier nog niemand. Ze kwam naast me zitten.
De eerste dagen negeerde ik haar zo’n beetje, uit misplaatste stoerheid. Maar ze bleek grappig en al snel was een blokuur Duits iets om naar uit te kijken. We wisselden briefjes uit, tekenden elkaars agenda vol en ze lachte zo lief en waarom zou ik haar ook zeggen dat je haar leuk vond? Daar was nog tijd genoeg voor. En trouwens, ze viel vast op jongens uit de zesde zoals alle meisjes uit mijn klas. Volgende week, op het schoolfeest, dan zou ik het wel zeggen, misschien. Of nee: op de verjaardag van die en die, dat was vroeg genoeg. Of later. Als de tijd rijp was.
Op een dag was ze stil. Ze weigerde met me te lachen. Ze wilde geen briefjes schrijven. In de kleine pauze zat ze zachtjes huilend naast me en durfde je een arm om haar schouder te leggen. Twee weken later zat ik weer alleen, vooraan in de klas.
En natuurlijk zouden we bellen, schrijven, elkaar bezoeken, en natuurlijk verwaterde het contact. En ik leerde: de tijd rijpt niet, ze bederft alleen.
Nu loopt ze daar, ik herken haar direct. Ja, ze is anders: ze heeft twintig jaar de tijd gehad om te veranderen. Maar ze is ook zichzelf, overduidelijk. Zou ze me herkennen?
Even staat ze stil bij een etalage, loopt dan verder, van me af, en ik staat stil en kijkt en proeft alvast haar naam. Als ik nu roep, hoort ze me. Ik neem lucht in. Kent ze mijn stem nog? Ze gaat de brug over. Een sprintje trekken is voldoende om haar in te halen.
Ze slaat de hoek om en is weg.
Ze is weg en ik ben hier en ik staar naar de plek waar ze zoëven nog stond. Twintig jaar later ben ik nog altijd dezelfde.