Placeholder

Tandartsbezoek

Om zweethandjes kan Stefanie niet heen bij een tandartsbezoek. Maar als het om een bezoekje voor haar kinderen gaat, blijkt haar angst helemaal niet nodig.

Om zweethandjes kan Stefanie niet heen bij een tandartsbezoek. Maar als het om een bezoekje voor haar kinderen gaat, blijkt haar angst helemaal niet nodig.

Ik neem Adriana mee als ik voor controle naar de tandarts ga. Zo kan ze vast zien wat een tandartsbezoek inhoudt.
Gelukkig is Dirk er ook bij, want Adriana vindt het spannend. Dirk stelt haar gerust. Een sticker van de tandartsassistente doet ook wonderen.

Eén gaatje! Ik word niet direct behandeld. Dat is maar beter ook, want kennismaken met de tandarts vind ik voorlopig genoeg voor Adriana.

Vroeger was ik bang voor de tandarts. Als er een oproepkaart voor een controlebezoek kwam, sliep ik slecht. Mijn moeder vertelde mij daarom eens een verhaal over iemand die nooit een tandarts bezocht, totdat hij verging van de kiespijn. Hij liet zich behandelen en ging vanaf toen veel gelukkiger door het leven. Mijn moeder stelde mij gerust, maar zodra ik haar stem niet meer hoorde, kwam de angst terug.

Onze oudste vier kinderen kwamen uit het slechtste scenario: ze aten ongezond, hun tanden werden niet gepoetst en ze gingen niet naar de tandarts.
Tandenpoetsen en gezond eten hadden we gauw op de rails. 
Een tandartsbezoek vonden we lastiger. De tweeling huilde veel. Een bezoek aan de kapper was voor Faith al een drama.
Ik belde de tandarts voor informatie over een speciale angsttandarts. Volgens de gebitsspecialist was daarvoor een lange wachtlijst. Hij adviseerde om het via de normale weg te proberen. ‘Kinderen zijn trots als ze van de stoel af komen.’

Met zweet in mijn handen stond ik naast de kinderen als zij behandeld werden. Maar het ging wonderbaarlijk goed. Bij alle vier!
De tandarts sprak met de kinderen en behandelde hen met toewijding.
De kinderen konden zijn positieve aandacht zo goed gebruiken, dat de behandeling daarbij in het niet viel. Er is bij hen nooit een tandartsprobleem geweest.

Ik ben geen held, zoals mijn kinderen.
Vervelend vind ik het nog steeds: het geluid van de boor, de gedachte aan mijn tong: ‘waar moet ik die laten?’ het hulpeloze ‘uhu’ dat ik uitstoot als de tandarts iets vraagt. Zelfs tandsteen laten verwijderen vind ik akelig.

‘Dit wil ik Adriana besparen’, denk ik als ik mij een week later met dichtgeknepen ogen aan de tandartsboor overgeef.
Na twintig minuten ben ik er vanaf.

Adriana komt vrolijk op me aflopen als ik haar na mijn behandeling bij Dirks moeder ophaal. Ze lacht haar witte tandjes bloot.
Ik hoop dat Adriana, net als de andere kinderen, zonder angst naar de tandarts zal gaan.