Placeholder

In memoriam

De moeder van Stefanie is jarig geweest. Ze zou 85 zijn geworden. Stefanie denkt graag aan haar terug.

De moeder van Stefanie is jarig geweest. Ze zou 85 zijn geworden. Stefanie denkt graag aan haar terug.

‘Mag ik een lampje uit jouw poppenhuis? Voor oma! Ze zou vandaag jarig zijn geweest.’

Adriana pakt een op batterijen werkend waxinelichtje van een minitafeltje. Ze weet wat de bedoeling is. Behendig klimt ze op de werkeloze piano en plaatst haar poppenhuislamp voor het fotolijstje met een foto uit mijn jeugd erin. Mijn moeder en ik staan samen op de foto afgebeeld.

‘Alsjeblieft!’ zegt Adriana. Ze buigt voorover en bekijkt het kiekje, alsof ze de afbeelding vandaag voor het eerst ziet.
‘Vond jij haar toen al lief?’ vraagt Adriana.
‘Ja, heel lief,’ antwoord ik.
‘Deze oma is jarig,’ zegt Adriana tegen Dirk. Adriana praat vanzelfsprekend over haar abstracte oma. Waarom ook niet? Mijn moeder leeft niet meer, maar ze hoort er wel bij. Daar kan de dood niet tegenop!

Vijfentachtig zou ze zijn geworden, maar ze is in 1999 al overleden, een halfjaar nadat ik bij Dirk en de oudste vier kinderen kwam. Mijn moeder heeft haar eerste vier kleinkinderen maar heel kort gekend en was toen al ziek.

Ze maakte zich zorgen over mijn keuze voor een man met vier kinderen. Haar Stefanietje sprong niet in zeven sloten tegelijk, maar wel in een diepe sloot. Toch zag ze dat ik gelukkig was. Op haar sterfbed vroeg ze met haar zwakke, bijna onverstaanbare stem, of Faith al wat begon te praten. De eerste woordjes van Faith heeft ze niet meer mogen meemaken.

Mijn lieve moeder, die vaak neuriede, nooit boos was en geen straffen uitdeelde. Mijn gezellige moeder met haar optimistische geest. Zij bezat het vermogen om, ondanks haar zorgen, van kleine dingen te genieten. Ze was een lankmoedige vrouw die ieder mens een kind van God noemde en iedereen, hoogleraar of hoer, ook zo benaderde.

Mijn moeder leeft voort in mij en in Adriana, maar ook in mijn adoptiekinderen, aan wie ik een stukje van haar onmetelijke liefde voor kinderen heb proberen door te geven.

Adriana pakt het Javaanse houtsnijwerkje, dat naast het fotolijstje staat.
‘Wat is dit?’ vraagt ze.
‘Een mannetje uit Indonesië’, antwoord ik.
Als we in deze volgorde alles wat op de piano staat zouden bekijken, dan zou na het Indonesische beeldje de klok aan de beurt zijn. Een stijlvol, staand klokje, dat, evenals de piano, uit mijn ouderlijk huis komt. En als we dan de moeite hadden genomen om even te luisteren, hadden we haar zachtjes kunnen horen tikken. 

 
   1975                                                 2015