Placeholder

Goedemorgen Nederland-presentatrice Welmoed Sijtsma over haar nieuwe ritme

Wanneer komen de kinderen? Die vraag krijgt Goedemorgen Nederland-presentatrice Welmoed Sijtsma de laatste tijd steeds vaker. Ze snapt het wel hoor, ze woont al jaren samen met haar jeugdliefde. Toch wacht ze er nog even mee.

Wanneer komen de kinderen? Die vraag krijgt Goedemorgen Nederland-presentatrice Welmoed Sijtsma de laatste tijd steeds vaker. Ze snapt het wel hoor, ze woont al jaren samen met haar jeugdliefde. Toch wacht ze er nog even mee. “Ik ben pas 28 en kinderen veranderen wel je hele leven…”

Als we rond het middaguur bij haar huis aankomen, heeft Welmoed Sijtsma (28) er al zo’n beetje een hele dag opzitten. Bij de presentatrice van Goedemorgen Nederland gaat elke dag om kwart voor vier de wekker. “Soms snooze ik nog tot 4 uur”, lacht de vrolijke Friezin. “Om tien over vier moet ik écht de deur uit, dus het enige wat ik ’s ochtends doe, is tandenpoetsen en koffiezetten. Het scheelt dat ik in de studio word opgekalefaterd! Zo doen we het allemaal: je zou eens moeten zien hoe mijn collega’s en ik erbij lopen als we aankomen. Soms nog half in pyjama, haha. De werkdag begint om half vijf: visagie, voorbereiden, vanaf kwart over zes repeteren en om zeven uur gaan we live. Terwijl ik vroeger nooit voor negen uur mijn bed uit kwam!”

Dat schema was dan wel even wennen, zeker?

“Je weet niet half hoe zeer. De uitzendingen zijn nu precies twaalf uur eerder dan bij het Jeugdjournaal, dat ik hiervoor deed. Daar was het zeven uur ’s avonds.” Welmoed grinnikt: “Mensen die me kennen, hadden zich nooit voor kunnen stellen dat ik een ochtendprogramma zou gaan doen. Bij het Jeugdjournaal begon ik om half elf. Ik had soms weleens ochtenddiensten, die vond ik de hel op aarde. Ik was het tegenovergestelde van een ochtendmens, haha. Eigenlijk bizar, hoe verrassend goed het gaat nu. Maar het lukt doordat ik elke dag keurig op tijd naar bed ga; om negen uur lig ik erin. Dus nee, ik heb me tot nu toe nog niet verslapen. Wacht, even afkloppen…”

Je moest wel even nadenken toen je het aanbod voor deze baan kreeg. Vertel eens?

“Ja, dat was vreselijk. Het Jeugdjournaal was mijn droombaan, ik zat daar prima op mijn plek en hoefde er ook helemaal niet weg. Maar ik had al weleens nagedacht over wat ik daarna leuk zou vinden en daarbij was Goedemorgen Nederland ook door mijn hoofd geschoten. Wat ik leuk vind aan het programma is dat het een combinatie is van serieus, zwaar nieuws en luchtigheid. Niet alleen maar kommer en kwel. Dus ja, toen ik dit aanbod kreeg, moest ik er iets mee. Ik kwam in een soort persoonlijke crisis terecht. Het ene moment dacht ik: ik doe het. En het volgende: echt niet! Ik probeerde bij iedereen om me heen het antwoord te zoeken, maar kreeg steeds iets anders te horen. Op een gegeven moment dacht ik: dit slaat ook nergens op, ik moet zelf de beslissing maken. Maar ik vond het doodeng.”

Goedemorgen Nederland-collega Maaike Timmerman: ‘Mijn wekker gaat om tien over drie’

Wat gaf uiteindelijk de doorslag?

“In die tijd waren mijn vriend Erik en ik ook bezig met een huis kopen. Hij riep dingen als: ‘Fuck it, we doen het gewoon!’, maar ik vond alles toch een beetje eng. Vervolgens had ik steeds spijt van dingen die ik níet had gedaan, heel stom natuurlijk. Dat wilde ik met Goedemorgen Nederland niet ook nog hebben. Ik zou daar veel dingen leren die ik nog niet kon; dit was mijn kans. En ik heb er nog geen moment spijt van gehad, het is zó leuk.”

Was je altijd al een nieuwstijger?

“Dat niet echt, ik wilde vooral verhalen vertellen. Dat zat er al vroeg in. Ik was zo’n kind dat altijd zin had in spreekbeurten doen, terwijl iedereen ertegenop zag. Maar ik genoot ervan om dan helemaal in zo’n onderwerp te duiken en erover te vertellen. Ik weet nog dat ik een keer fanatiek mijn spreekbeurt hield over ‘het schaap’. Mijn oom had toen een schapenboerderij, dus ik had allerlei attributen mee. Geweldig vond ik het! Mijn verteldrang zorgde er trouwens voor dat mijn ouders bij ons thuis tijdens het eten een ‘vertelschema’ opstelden, om ook mijn zusjes de kans te geven hun verhaal te doen. Het was niet meer leuk dat ik alleen maar zat te praten en mijn zusjes er niet tussen kwamen. Achteraf gezien ook best zielig, haha.”

Jij was de oudste van die drie zusjes. Hoe ben je verder opgegroeid?

“In een heel warm gezin. Mijn vader is architect, mijn moeder werkt bij hem in de zaak. Ze waren dus druk, maar ook erg gefocust op het gezin. We hadden een kampeerbusje, daar gingen we in de weekenden mee op pad. Ik weet nog dat we een keer familiedag hadden en mijn nicht zei: ‘Ach, daar heb je de familie Flodder’. Toen dacht ik: genant! Maar achteraf was het vooral leuk. Met drie meiden was het soms best een chaos thuis. Ik was een typische oudste zus. Laatst heeft mijn vader alle filmpjes van vroeger overgezet naar de computer. Daarop zie je dat ik mijn kleinste zusje steeds hielp toen ze leerde lopen; ik was ‘al’ 7! Als ze viel, zette ik haar weer overeind. Op een gegeven moment hoor je mijn moeder zeggen: ‘Laat haar nou!’ Ik speelde graag haar moeder, haha.”

Wat voor kind was je verder?

Lachend: “Mijn familie noemde me soms ‘de wervelwind’. Druk, dus. Als we ergens op visite gingen, werd mij steeds ingefluisterd: ‘Nergens aanzitten!’ Want ik was zo’n tornado die door het huis ging en alles kapotmaakte. Maar ik was ook wel gezellig, denk ik. Met mijn ouders en mijn zusjes heb ik nog steeds een hechte band.”

Dit verhaal komt uit Vriendin 20.

Tekst: Tanja Spaander. Foto’s: Bart Honingh. Visagie: Linda Huiberts.