Vrouw (3)

Hannelore zat vijftien jaar vast in een sekte: ‘Ik was gehersenspoeld’

Hannelore (41) kwam op haar derde met haar ouders en haar zusje in een sekte terecht. Na jarenlang psychologisch en seksueel misbruik, werd ze door familie bevrijd.

Hannelore: “Nooit heb ik iemand in vertrouwen durven of willen nemen over wat er bij ons in het klooster gebeurde. Dat ik er gescheiden leefde van mijn moeder, vader en zusje Noalie. Dat ik alleen in een gebouw woonde met andere kinderen. Dat ik soms dagen zwijgplicht had, als straf voor een verkeerd verricht klusje en vaak amper te eten kreeg. Of dat ik vanaf mijn elfde seksueel werd misbruikt door onze profeet. Wie zou me ook geloven? Wij sektekinderen hadden nog wel contact met de buitenwereld – we gingen naar school – maar daar werd ik vreselijk gepest. Ik liep immers in lange rokken en zelfgemaakte truien en mocht nergens aan meedoen. Dat wij buitenbeentjes zouden zijn op school, was me ook al voorspeld. Niemand zou ons snappen, daarvoor waren wij te bijzonder. Ik was zo gehersenspoeld dat ik bovendien ook geloofde dat de wereld buiten ons levensgevaarlijk was en dat ik beter af was in het klooster. Ook al was het leven er zwaar.”

In de ban

“Op mijn derde jaar kwam ik met mijn ouders en Noalie in de sekte terecht van Sipke Vrieswijk, door ons ‘de profeet’ genoemd. Mijn ouders waren zoekend in hun geloof. Ze kwamen met Vrieswijk in contact tijdens een onschuldige huiskamer-bijbeldienst in Krimpen aan den IJssel, waar we toen woonden. Binnen de kortste keren raakten mijn ouders in de ban van zijn preken.

Vrieswijk was charismatisch en overtuigend. Zijn volgelingen deden alles voor hem. Ze stonden hun geld aan hem af, braken met familie en gaven hun oude levens op. Zo ook mijn ouders. Vrieswijk kocht met een aantal leden een oud-klooster in Gelderland op, waar hij met veel van hen in een soort communie ging wonen. Op het hoogtepunt woonden er tachtig man. Hij noemde zichzelf ‘Jusaiah’ en dit de ‘Gemeente Gods’.

Mijn opa wantrouwde Vrieswijk. Hij was een keer mee geweest naar een bijbelavond en probeerde mijn ouders te waarschuwen. Hij vond Vrieswijk een heerser, iemand die een verkeerde bijbeluitleg gaf en zeker geen profeet. Daarop riep Vrieswijk de hele gemeente op om mijn opa te vervloeken en te bidden voor zijn spoedige dood. Drie dagen later, tijdens de kerstnachtdienst, overleed opa in een volle kerk. Hij wilde net voorgaan in gebed, toen hij een hartstilstand kreeg. We zagen het als bevestiging dat Vrieswijk wel degelijk een afgezand was van God.”

Tot rust komen

“Mijn moeder vertrok na zijn dood met mij en mijn zusje naar het klooster, om ‘even tot rust te komen’. In het begin vond ik het prachtig. Wonen in zo’n mooi gebouw, met allemaal land eromheen. Maar deze logeerpartij duurde maar liefst acht jaar en bleek lang zo idyllisch niet. Mijn vader voegde zich een paar jaar later bij ons, maar was toen al van mijn moeder gescheiden. Mannen en vrouwen woonden apart in de commune en moesten later ook officieel scheiden. De vrouwen behoorden immers toe aan Vrieswijk.

Ook mijn twee jaar jongere zusje Noalie en ik werden uiteindelijk van mijn moeder afgenomen. Ik vergeet nooit haar tranen en die blik, toen eerst Noalie naar mijn oma werd gestuurd, omdat zij ‘geen kind van God was’ en ik iets later naar de zolder van het bijgebouw verhuisde. Ik mocht mijn moeder niet troosten en was zelf ook verdrietig, bang en eenzaam. Zelfs mijn lievelingspop had ik moeten afstaan. Knuffels en speelgoed keurde Vrieswijk af.

Tegen mij werd gezegd dat ik mijn ouders maar zo snel mogelijk moest vergeten. Sipke Vrieswijk en zijn nieuw gekozen vrouw Aagje waren nu mijn familie. Op dat moment ben ik overgegaan op een overlevingsmodus. Ik schakelde mijn gevoelens uit, ging volledig op slot en begroef mijn eigen identiteit. Het was de enige mogelijkheid om alle gruwelheden te doorstaan.

Het werkte. Op den duur werd mijn moeder een van de vele vrouwen in het klooster. Als ik haar al zag, want er kon zo een maand voorbijgaan zonder dat ik mijn moeder tegenkwam. Met mijn vader had ik helemaal amper contact. Op het laatst maakte me dat ook niks meer uit. Ze waren mijn ouders niet meer, hadden elke waarde verloren. Ik moest mezelf maar redden.”

Dagenlange zwijgplicht

“Het leven in het klooster was als een gevangenis waarvan de deur openstaat. Ik kon wel weg, maar durfde niet. Ik had geen paspoort en waar moest ik heen? Alle banden met familie en vrienden van vroeger waren verbroken. En de wereld was levensgevaarlijk, zo was ons geleerd. Bovendien was dit ook al vanaf mijn derde mijn werkelijkheid. Ik ging niet zoals mijn klasgenoten op zondag naar opa en oma, vierde geen verjaardagen of zelfs Kerst, deed niet mee aan de musical en mocht niet op kamp. Ook tv, radio of een krant was uit den boze.

Uit school werkten we in het huis of in de tuin. ’s Avonds volgden we bijbellessen of schreven we er Openbaringen over. Deed je iets fout, dan kreeg je straf. Vrieswijk was heel wispelturig. Het ene moment vriendelijk en voorkomend, dan weer kleinerend en zonder waarschuwing agressief. Omdat je niet goed had geveegd. Of omdat er nog stof op de vensterbank lag. Straffen varieerden van een paar dagen geen eten krijgen, ’s nachts in de tuin moeten wandelen, opgesloten worden in het kippenhok of een spreekverbod van soms dagen of een maand.

School had wel door dat wij het niet makkelijk hadden, maar er was te weinig info om in te grijpen. We hebben zelfs Jeugdzorg langs gehad, maar wij beweerden altijd braaf dat het goed met ons ging. We waren door Vrieswijk gehersenspoeld. Hij zei altijd: ‘Wat je ook vertelt, niemand zal je begrijpen. God heeft alleen ons bijzonder gemaakt.’ En dus zwegen we. Ook over het seksueel misbruik. Daar dachten we ook niet verder over na. Ik zag het destijds niet als misbruik, het was onderdeel van het dagelijks leven. De volwassen vrouwen lagen ook in zijn bed, wij volgden, al dan niet verdoofd met drank of drugs. Volgens Vrieswijk waren wij bruiden van Christus en kwamen we door seks met hem dichter bij God. Wel was het iets heiligs. Je mocht er met niemand over spreken.”

Lees ook: Francisca groeide op in een sekte: ‘Volgens de leiding had ik een zwart hart’

Wereldvreemd

“Toch kwamen er gaandeweg steeds meer verhalen naar buiten. Sekteleden die de groep verlieten, zoals mijn vader, vanwege alle haat en nijd onderling. Buurtbewoners die vraagtekens stelden bij wat er zich achter de kloostermuren afspeelden en de autoriteiten inschakelden. Toen het Vrieswijk te heet onder zijn voeten werd, verliet hij het klooster en vertrok met een klein groepje naar Israël. Hij beweerde dat Jezus snel terugkwam en we hem daar zouden gaan ontmoeten. De werkelijke reden was dat de belastingdienst en de kinderbescherming een onderzoek naar hem uitvoerden.

Mij nam hij ook mee. Dit tegen de wens van mijn moeder, die steeds meer begon te twijfelen aan hem. Ze is uiteindelijk ook uit de sekte gestapt en heeft vanuit Nederland samen met haar broer de politie ingeschakeld om mij terug te krijgen. Dat kon nog net, want ik was zeventien en dus nog minderjarig. Na een klopjacht heeft de politie mij bevrijd op Cyprus, waar Vrieswijk vervolgens heen was gevlucht. Tegen mijn wil overigens. Ik was zo boos. Ik was er nog steeds van overtuigd dat Vrieswijk door God was uitverkoren als zijn profeet.

Eenmaal geland op Schiphol werd ik al voor de slurf weggevoerd door de politie. De angst was heel groot dat sekteleden die hier nog woonden mij zouden terugnemen. Ik werd naar het huis van mijn oom en tante gereden. Zij vingen me liefdevol op, ze zeiden: ‘Als je op je achttiende nog terug wil, mag dat. Maar je gaat nu eerst ontdekken hoe wij leven.’ Ik was wereldvreemd. Ik wist niet wat ik lekker of mooi vond. Ik had geen mening, wist niet wie ik was. Ik had jarenlang geleefd naar zijn regels. Zelfs mijn eigen kleding had ik nooit mogen uitzoeken. Ik was bang dat ik nu iets verkeerd deed.”

Met één been vast

“Mijn oom en tante deden me op een koor, gaven me een fiets en namen me mee naar de kerk. Volgens Vrieswijk waren kerken schijnheilig. Maar ik voelde me er juist fijn: er heerste enorme saamhorigheid, het was gezellig. Ik bouwde een fijne band op met mijn zusje Noalie, die dus altijd bij mijn oma had gewoond en die ik zo had gemist.

Maar mijn echte redding is geweest dat ik mijn huidige man zo snel ben tegengekomen. Ik ontmoette Eduard op een jongerenconferentie van de EO. Hij straalde vertrouwen uit, ik voelde me meteen fijn bij hem. Voor het eerst in mijn leven werd ik echt verliefd en we kregen verkering. Maar makkelijk was het niet mij los te weken. Met één been zat ik nog vast in de sekte. Vrieswijk en Aagje belden regelmatig naar het huis van mijn tante en oom en probeerden me dan over te halen terug te komen. Dat was heel verwarrend. Ik kwam uit een situatie die veilig leek, maar onveilig was. Ik miste ook de mensen die ik bijna mijn leven lang kende.

Zonder Eduard denk ik dat ik misschien toch overstag was gegaan. Hij zei altijd: ‘Als je terug wil, moet je dat doen, maar beloof me dan wel even te bellen als je bent aangekomen’. Het is nog steeds de grap onder onze kinderen, want daarmee had hij een slot op de deur. Hoe kreeg ik immers Aagje en Vrieswijk zo ver dat ze me Eduard lieten bellen? Ik zou daar dan zo veel straf om krijgen, daar stond ik niet bepaald om te springen. Dus bleef ik.

Eduard heeft het hele deprogrammeerproces naast me gestaan en me gesteund in mijn verwerkingsproces. Ook de goede gesprekken met mijn oom en tante en agent Peter Withag, die geholpen heeft bij mijn bevrijding, hielpen enorm. Door hen ben ik gaan inzien hoe fout het allemaal was en heb ik zelfs in 1996 besloten aangifte te doen tegen Vrieswijk. Ik wilde voorkomen dat er meer mensen slachtoffer zouden worden. Vrieswijk en Aagje zijn uiteindelijk veroordeeld tot tbs met dwangverpleging voor verkrachting en kindermisbruik. Dat zij berecht werden voor hun daden voelde goed.’’

Geen pijn meer

“De eerste jaren had ik regelmatig nachtmerries. Die zijn al lang weer over. Mijn jeugd is nu gewoon mijn jeugd. Geen last of pijn die ik moet meedragen. Ik heb in de afgelopen jaren zo veel mooie dingen beleefd, ik wil niet stil blijven staan bij ellende. Het brengt me niet verder. Zelfs de band met mijn ouders is volledig hersteld. In het begin zat ik vol wrok en nam ik hen hun keuzes kwalijk. Nu snap ik dat zij ook slachtoffer zijn. Zij hebben dit nooit gewild voor hun gezin. We hebben allemaal de tijd genomen weer aan elkaar te wennen en voorzichtig een band op te bouwen.

Toch heb ik recent alles weer opgehaald door een boek te laten schrijven over mijn jeugd in de sekte. Ik heb het geschreven om anderen te waarschuwen. Sektes lijken iets uit de jaren tachtig, waarover je weinig hoort. Maar anno 2020 zijn er alleen al in Nederland meer dan tachtig sektes actief, met zo’n tienduizend volgelingen! Niet alleen in naam van een geloof, maar ook uit yoga- en coachingsgroepen. Ik heb al zo veel positieve reacties gehad. Mensen die na het lezen van mijn boek gebroken hebben met een bepaalde groepering, omdat ze het toch niet vertrouwden.

Ook wil ik vrouwen die zelf veel in hun rugzakje hebben, inspireren en hoop geven. Kijk naar mij: hoe zwaar je verleden ook is, het komt goed. Kijk naar de toekomst. Ik heb in die jaren in de sekte eigenlijk nooit gedroomd over uitstappen of wegvluchten, wel altijd over een eigen gezin. Dat leek altijd onmogelijk, maar heb ik nu. Ik ben getrouwd met Eduard en heb vier kinderen. Ik ben oprecht een gelukkig mens.”

Lees ook: Wendy (48) werd als kind seksueel misbruikt door een Jehovah’s Getuige

Foto: Getty Images

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een abonnement op Vriendin.