Elise en Klaas adopteerden 5 kinderen in één keer: ‘Openheid onze kracht’
23 april 2021
Of ze bereid waren 5 broertjes en zusjes tegelijk te adopteren? Elise (37) en Klaas (43) waren er snel uit. “Deze kinderen hadden elkaar gruwelijk hard nodig.”
Elise: “De afgelopen zeven jaar zijn veel te snel gegaan. Mijn oudste dochter Irma wordt dit jaar alweer achttien. Efraín is zestien, Rufino twaalf, Ismaël elf en Rosa is tien. We hebben opeens alleen nog pubers in huis en dat is best even wennen. Niet alleen omdat het er hier met hun latino-temperament best explosief aan toe kan gaan, maar ook omdat je als ouders van tieners aan het proces van loslaten begint. Dat vind ik lastig, want voor mijn gevoel heb ik ze pas net. Ik zeg steeds tegen Irma: ‘Als je ooit uit huis gaat, blijf alsjeblieft dicht bij me wonen.’”
Altijd al gewild
“Op de basisschool had ik een vriendinnetje dat geadopteerd was. Misschien dat ik daarom toen al riep dat ik later ook een kindje wilde adopteren. Al was dat idee wel weer naar de achtergrond verdwenen toen ik op mijn 21ste met Klaas trouwde. Een zwangerschap was welkom, maar we waren nog jong en hadden geen haast. Pas toen zwanger worden jaren later nog steeds niet was gelukt, klopten we aan bij de huisarts en belandden we in de medische molen. We hebben een aantal IUI-pogingen gedaan, maar eerlijk gezegd had ik daar van het begin mijn twijfels bij. Ik reageerde heftig op de hormoonbehandelingen en het voelde best onnatuurlijk om op deze manier naar een kindje uit te kijken. Na een informatieavond over ivf wist ik opeens heel zeker: ik ga adoptiepapieren invullen.
Er is nooit ontdekt waarom we niet zwanger konden worden, dus grote kans dat een zwangerschap uiteindelijk wel gelukt was. Dat ik dit hoofdstuk toch zo makkelijk af kon sluiten, komt denk ik doordat de wens om kinderen te adopteren onbewust al heel lang bij mij groeide. Klaas en ik zijn christen en wij geloven niet in toeval. We denken dat God ons naar deze keuze heeft geleid. En ik vind het fijn dat we onze kinderen kunnen vertellen dat adoptie niet onze laatste optie was, maar eigenlijk de eerste.”
Opsplitsen? Nooit!
“We hebben bij onze aanvraag bewust gekozen voor twee broertjes of zusjes. Adoptiekinderen hebben in hun jonge leven meestal veel meegemaakt. Ze zijn vaak getraumatiseerd of hebben een medische aandoening, en dan moeten ze ook nog afscheid nemen van alles wat hen vertrouwd is. We dachten: als ze nou met z’n tweeën komen, hebben ze in elk geval steun aan elkaar.
We kozen voor Nicaragua. Onder meer omdat dit land als eis stelde dat de ouders daar een aantal maanden zouden verblijven, zodat de kinderen in de eigen omgeving aan hun nieuwe ouders konden wennen. Dat vonden we een mooi idee. En aangezien niet iedereen zo’n lang verblijf geregeld krijgt, zou het misschien onze wachttijd verkorten.
Alsnog hadden we gerekend op meerdere jaren, maar we waren nog niet eens bezig met het verzamelen van de gegevens voor ons dossier toen er iemand van het bemiddelingsbureau belde. ‘Ga even rustig zitten’, zei hij. ‘Jullie wilden twee kindjes, maar wat als het er vijf zijn?’ Ik bleef vrij rustig. Vanwege de privacy mocht hij eigenlijk niets zeggen, maar ik stond erop dat we toch wat meer informatie kregen.
Met moeite peuterde ik los dat het om drie jongetjes en twee meisjes ging in de leeftijd van twee tot tien jaar oud. Dat de moeder overleden was, de vader niet voor ze kon zorgen en er in het gezin de nodige traumatische gebeurtenissen hadden plaatsgevonden. Ook zei hij dat het een optie was de kinderen over twee gezinnen te splitsen. Dat maakte me heel boos. Hoe kun je nu broertjes en zusjes die al zo veel meegemaakt hebben uit elkaar halen? Deze kinderen hadden elkaar juist gruwelijk hard nodig!”
Het huis verbouwen
“Zonder te overleggen met Klaas zei ik meteen: ‘Of ze komen alle vijf of ze komen allemaal niet.’ We hadden maar een paar dagen bedenktijd, veel te kort voor zo’n levensveranderende beslissing. In die dagen hebben we veel gebeden. Ik ben ervan overtuigd dat God antwoorden op bepaalde vragen in je hart kan leggen en dat gebeurde ook. Ik voelde steeds sterker dat dit was wat we moesten doen.
Wel waren er nog grote hobbels te nemen. Zowel de Raad voor de Kinderbescherming en de Centrale Autoriteit in Nederland als de autoriteiten in Nicaragua moesten toestemming geven om vijf kinderen in één keer te adopteren. De kans dat dit slaagde was niet zo groot, het is doorgaans al ingewikkeld om toestemming te krijgen twee kinderen te adopteren. Maandenlang leefden we in onzekerheid. Toch wist ik zeker dat het ging gebeuren.
’s Nachts, als ik droomde, voelde ik de kinderen al dicht bij me. Nog voordat we uitsluitsel kregen, begonnen we daarom aan de verbouwing van ons huis. Klaas timmerde kinderkamers op zolder, ik struinde Marktplaats af voor kleding. Op mijn werk kondigde ik aan dat, mocht het zover zijn, ik zou stoppen met werken. En toen kwam eindelijk dat verlossende telefoontje.”
Op slag verliefd
“In februari 2014 reisden we af naar Nicaragua. Ik had nooit eerder gevlogen en het was best een cultuurshock om in een ontwikkelingsland te zijn. Het weeshuis oogde armoedig. Van tevoren hadden we geen foto’s gezien en we hadden geen idee welke kinderen de onze waren. Op een gegeven moment werden er twee jongetjes van acht en vier aangewezen. Ik was op slag verliefd. Mijn tranen van blijdschap slikte ik weg: ik wilde ze niet overweldigen met mijn emoties of met mijn hunkering om ze te omarmen. In plaats daarvan probeerden we contact te maken met kleine aanrakingen en de paar Spaanse zinnetjes die we hadden geleerd. Even later kwam ook de oudste van tien met de twee andere kleintjes aanlopen. Ze was nog een beetje gereserveerd en heel beschermend naar haar broertjes en zusje – logisch natuurlijk. Maar de kleintjes noemden ons meteen papa en mama.
De dagen erna gingen we elke dag naar het weeshuis om langzaam aan elkaar te wennen. We speelden en lachten samen, maar er waren ook hartverscheurende momenten. Ismaël begon bijvoorbeeld een keer hard te huilen tijdens het eten. Toen ik in zijn mond keek, zag ik een groot gat in zijn kies. Hij leed dagelijks helse pijnen en het kindertehuis deed daar niets aan. We hebben ze meteen allemaal mee naar de tandarts genomen.”
Wegkruipen en woede
“In totaal zijn we drieënhalve maand in Nicaragua gebleven. We woonden in een piepklein roze huisje met een golfplatendak, zonder warm water en met joekels van spinnen. Voor de kinderen was dat al meer luxe dan ze ooit gewend waren. Ze bleven de lampjes naast hun bedjes aan en uit knippen: ‘Kijk mama, licht!’ Buiten speelden ze honkbal met mango’s. Ik stond uren te boenen om met koud water de gele vlekken uit hun kleren te krijgen.
Los van het feit dat het in zo’n arm land veel extra tijd kostte om een beetje een normaal leven te leiden, was het ook emotioneel best zwaar. De ‘rugzakjes’ van de kinderen gingen langzaam open. Bij de een uitte zich dat in wegkruipen, bij de ander in woede-uitbarstingen – met kozijnen die eruit lagen en een gat in de deur als gevolg. Met Irma had ik al snel een bijzondere band. Ze volgde me overal. Dan keek ze hoe ik mijn haar waste of mijn make-up deed. De jongste, Rosa, had weer een andere manier van hechten. ’s Avonds legde ik haar in haar eigen bedje, maar iedere nacht om één uur kwam ze bij me liggen, lepeltje-lepeltje. Heerlijk, dat warme lijfje tegen me aan.
Eenmaal in Nederland ging het hechtingsproces verder. Officieel waren de kinderen leerplichtig, maar ik heb ze bewust nog even thuisgehouden. Het was al mei, maar toch vonden ze het ijskoud in Nederland. Vooral de koude wc-bril vonden ze maar niets. Pas na de zomervakantie gingen ze naar school. Ze waren heel leergierig en pasten zich snel aan. Kinderen zijn net sponzen, dus ook de taal maakten ze zich snel meester. In het begin praatten ze onderling nog veel Spaans, na een tijdje alleen nog als ze stiekem over ons wilden smoezen. En nu bijna helemaal niet meer.”
Zo veel meegemaakt
“Hoe gelukkig Klaas en ik ook waren met ons gezin van zeven, het was ook een zware tijd. Het waren tropenjaren, waarin we van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat aan het zorgen waren. Er waren momenten dat ik huilend in bed lag. Tranen van vermoeidheid, maar ook van onmacht, omdat ik de pijn van mijn kinderen zag. Ze hebben veel meegemaakt en dat komt er weleens uit.
Ik kreeg ook weleens ‘ik haat je’ of ‘je bent mijn moeder niet’ naar mijn hoofd geschreeuwd. Hoewel ik wist dat dit bij hun proces hoorde, was het lastig om me dat niet persoonlijk aan te trekken. Ik ben namelijk een gevoelsmens. Het voordeel daarvan is dat ik ook emoties bij anderen aanvoel, goed kan luisteren en me kan inleven in een ander. Dat is denk ik een mooie eigenschap als je zorgt voor getraumatiseerde kinderen.
Adoptie is de laatste tijd veel negatief in het nieuws. Dat vind ik heel naar, vooral voor onze kinderen. Het is duidelijk dat er vreselijke fouten zijn gemaakt in adoptie-processen en dat moet goed onderzocht worden, maar je kunt niet alle situaties over één kam scheren. Er zijn kinderen die echt hebben geleden onder hun adoptie en dat is schrijnend. Ook onze kinderen zullen vast nog moeilijke periodes hebben, maar we zullen er alles aan doen om ze daar zo goed mogelijk in te begeleiden. Ook als ze ooit op zoek willen naar hun familie.
In Nicaragua hadden we al gekeken of we een spoor van familie konden vinden, maar geen instantie wilde meewerken. Ik weet nog goed dat een oudere vrouw tegen me zei: ‘Zoek niet. Vergeet alles wat hier was en bouw een nieuw leven met ze op in Nederland.’ Maar wij willen het verleden van onze kinderen helemaal niet wegstoppen. We hangen de Nicaraguaanse vlag uit als ze jarig zijn. We koken veel met kruiden van ‘thuis’. En ik heb ze meteen de ruimte gegeven om te vertellen over vroeger en alles te delen waar ze mee zitten. Dat levert mooie gesprekken op. Ik denk dat die openheid de kracht is van ons gezin, en de reden dat ik met al mijn kinderen nu een heel hechte band heb.”
Reuzetrots
“Het is niet zo dat alles nu rustig is, we zijn nog steeds een zorggezin. Maar de kinderen hebben vrienden en vriendinnen te over, komen goed mee op school en zijn soms zelfs de beste van de klas. Ik ben reuzetrots op ze, want dit hebben ze helemaal zelf gedaan.
Als hun biologische moeder nog had geleefd, zou ik hopen dat ze net zo trots zou zijn. Op haar sterfbed heeft ze uitgesproken dat ze wilde dat de kinderen ergens anders zouden opgroeien. Ik hoop dat dit het leven is dat ze voor hen wenste. En dat God dit voor ogen had toen hij ons deze zware taak toebedeelde. Ik kan niet garanderen dat ons adoptieverhaal een succes wordt en de kinderen probleemloos door het leven zullen gaan. Maar ik geloof wel dat we op de goede weg zijn.”
Lees ook: Marina verloor haar grote liefde, maar zorgt nu voor zijn twee kinderen