Canva1 2024 01 15t114018.010

Roeister Marloes won het WK na een nekbreuk: ‘Eerst kon ik niets’

Toen ze haar nek brak bij een mountainbikeongeluk was het nog maar de vraag of roeister Marloes Oldenburg (35) ooit nog zou kunnen lopen, en roeien. Afgelopen zomer won ze het WK, waardoor de Olympische Spelen nu in zicht zijn. “Als het tegenzit moet je opstaan en vooruitkijken. Dat is mijn sportmentaliteit.”

Marloes: “Elk jaar gaan mijn man Rogier en ik op vakantie met de camper. Meestal haalt Rogier me dan op van het WK. Vorig jaar vond dat plaats in Tsjechië. Ik won op twee onderdelen zilver, dus was euforisch. Die vakantie, drie weken helemaal zelf weten wat je doet en wat je eet, had ik dik verdiend. Via Praag en Wenen reden we naar de bergen. In Zell am See maakten we op 7 oktober een mooie fietstocht met de mountainbike. Het was een prachtige dag. Het weer was schitterend, de natuur betoverend. Ik weet nog dat we bovenop een berg stonden en we een selfie maakten met z’n tweeën. We zeiden tegen elkaar: ‘Wat is het hier fijn en mooi. Misschien moeten we nog een dag langer blijven.’
Het ging mis toen we bijna bij de parkeerplaats waren. Midden op een bruggetje bleef mijn fiets stilstaan en dook ik als het ware over het stuur. Ik viel keihard op mijn hoofd. Gelukkig droeg ik een helm. Ik herinner me nog dat ik daar lag en dacht: wat gebeurt er nu? Ik wilde Rogier roepen die een stukje voor mij reed, maar er kwam maar een heel klein piepstemmetje uit mijn keel. Wel stond er direct een andere fietser naast me die toevallig verpleegkundige bleek te zijn. Hij had alles zien gebeuren en legde me meteen in de juiste positie. Hij wilde een traumahelikopter laten komen, maar dat vond ik onzin. ‘Ik heb vermoedelijk alleen maar een lichte hersenschudding’, grapte ik.
Ondertussen merkte ik wel dat mijn hele lichaam op slot ging en alles stijf werd. Mijn kaken, mijn wenkbrauwen, mijn nek. Alsof iemand botox bij mij had ingespoten. Ik kon me ook amper bewegen. Toch had ik toen nog niet de ernst van de situatie door. Rogier ook niet. Hij is de fietsen gaan inleveren en naar de camper gegaan om daar mijn werkgever te zeggen dat ik naar het ziekenhuis moest. Ik zou die dag online een les Anatomie aan studenten geneeskunde geven.”

Complexe operatie

“Pas in het ziekenhuis drong het tot me door dat ik echt heel ongelukkig was terechtgekomen. Een arts vertelde me onomwonden dat ik mijn nek had gebroken. Bovendien had ik positief getest op Covid. Ik mocht niemand zien. Met een geleende telefoon belde ik Rogier om te vertellen dat ze me zo snel mogelijk wilden opereren in een groter ziekenhuis. Uiteindelijk mocht ik hem toch nog even zien, vlak voordat ik met een helikopter naar Salzburg werd gebracht. Daar zijn ze zes uur met me bezig geweest. De operatie van de breuk was complex. Bovendien waren er complicaties. Na afloop mocht nog niemand bij me vanwege die Covid-besmetting, maar dat maakte me niet eens heel veel uit. Ik had zo veel pijn. Ik wilde alleen maar slapen en pijnstilling. Ik was bezig met overleven.
Ondertussen waren mijn ouders vanuit Nederland halsoverkop naar Oostenrijk vertrokken. Voor hen was het extra stressvol. Mijn ouders konden alleen maar denken: niet nog eentje. 27 jaar geleden verloren ze al een kind, mijn zusje. Ze werd geboren met een slecht immuunsysteem en heeft maar een paar jaar geleefd. Eenmaal in het ziekenhuis moesten ze samen met Rogier wachten. Hun geduld is behoorlijk op de proef gesteld. De eerste dagen mochten ze niet naar me toe. Pas na twee dagen konden ze me één voor één zien door een raam. Huilend zwaaiden ze naar me. Als ik daaraan terugdenk, voel ik me weer schuldig. Wat heb ik hen aangedaan? Ik kon niet eens fatsoenlijk terugzwaaien. Alles deed pijn: mijn hoofd, mijn lichaam. Ik kon me niet bewegen. Er was zo veel zwelling in het gebied bij mijn nek. Ik heb echt een paar dagen lang alleen maar naar het plafond gestaard en heel veel geslapen.”

Topsportmentaliteit

“Vanaf dag één moest ik blaasoefeningen doen om slijmophoping in mijn longen te voorkomen. Het helpt dat ik topsporter ben. Discipline kost me geen enkele moeite. Twee keer per dag moest ik op een soort plastic fluitje met een balletje blazen. Maar ik deed dat uit mezelf elk uur, later zelfs twee keer in het uur. Ik kreeg ook een elastieken band die ik drie keer daags zo ver mogelijk uit elkaar moest trekken. Ik deed het elk kwartier, drie keer. En ik probeerde om meerdere keren per dag mijn hoofd te liften. Die oefeningen gaven me houvast. Ik kon nog niet staan, niet lopen, niet zelf naar de wc. Maar dit kon ik wel en dat gaf me een beetje energie. Gaandeweg de dagen stelde ik mezelf steeds meer piepkleine doelen. En heel, heel langzaam boekte ik vooruitgang, in muizenstapjes.
De nachten waren het ergst. Ik kon niet slapen en belde dan ’s avonds tegen een uur of elf Rogier. Omdat ik op een zaal lag met andere mensen, konden we niet kletsen. Daarom besloot Rogier me te vertellen over de vakanties en de weekendjes weg die we samen hadden meegemaakt. ‘Weet je nog die vakantie in de Alpen, dat we op de Stelvio waren in Italië? Het was coronatijd, de wereld zat op slot en toch gingen wij eropuit.’ Heel gedetailleerd haalde hij herinneringen op en vulde zo de tijd. Het zorgde ervoor dat ik de nachten doorkwam zonder al te veel te piekeren en te malen. Starend naar het plafond gaan er ongemerkt toch duizend-en-een-gedachten door je hoofd. Zal ik ooit nog kunnen roeien?, was er zeker een van. Die moest ik echt even parkeren.
Rogier had ook namens mij mijn ploeggenoten een appje gestuurd om te vertellen wat er was gebeurd. En gevraagd of mensen spraakberichten wilden sturen. Ik kon namelijk niet zolang op mijn telefoon kijken. Ik kreeg allemaal ingesproken berichten. Lange berichten. Over hoe hun dag was geweest. Er was ook iemand die een nieuwe date had en me vertelde hoe dat ging en wat ze van hem vond. Een ander liet zijn kinderen een verhaal voorlezen. Ik bewaarde de berichten voor de momenten dat ik ze het hardst nodig had.”

Gewoon Marloes

“Na twee weken mocht ik het ziekenhuis in Salzburg verlaten en werd ik met een ambulance naar Nederland vervoerd. Mijn ouders zijn beiden IC-verpleegkundigen. Zij namen verlof om mij bij hen thuis te laten revalideren. Wel zeiden ze meteen: ‘We gaan ervoor zorgen dat je straks weer het algemeen dagelijks leven kunt oppakken. We leren je lopen, een boterham smeren, jezelf wassen en traplopen. Maar we gaan je niet trainen zodat je weer kunt sporten. Hier ben je niet de roeister, maar gewoon Marloes.’ Daar kon ik wel mee leven. Ik was dankbaar dat ze dit voor me deden en het verdiepte onze band. Bovendien, ik kon toen ook nog maar precies tien passen lopen. Na die inspanning barstten mijn hoofd en nek uit elkaar van de pijn en moest ik echt weer liggen. Ook hield ik ook telkens mijn hoofd vast bij het lopen en andere activiteiten omdat het anders nog alle kanten op schoot. Aan roeien dacht ik niet eens.
Het herstel ging langzaam, maar ik boekte vooruitgang en verlegde telkens mijn grenzen. Ik wandelde bijvoorbeeld vrij in het begin een kilometer en moest daarna de hele middag slapen. Een dag later lukte het me om 1200 meter te lopen, zonder middagdutje. Ik hield al mijn inspanningen bij op mijn horloge en stuurde die door naar Dion, de wetenschapper die mij als roeister begeleid. Normaal gesproken analyseert hij mijn trainingsresultaten en samen met de bondscoach kijken we dan waar nog winst te behalen valt. Dion keek naar wat ik tot dan toe had gedaan en grapte na een week al: ‘Jee Marloes, dit is een verdubbeling van wat je vorige week kon. Als je zo doorgaat, dan haal je volgend jaar de belangrijke wedstrijden, het EK en WK, makkelijk.’ Dion was de eerste die uitsprak dat ik op een dag gewoon weer kon roeien. Ik dacht: hij heeft er verstand van en weet hoe je als roeier goud moet halen op de Olympische Spelen. Ook al had ik toen nog maar vijf minuten op de fiets gezeten en een kilometer gewandeld, hij zag progressie. Dat gaf me hoop. Ik klampte me vast aan zijn woorden en ging ervoor.”

Omgaan met tegenslag

“Eind november – twee maanden na het ongeluk – was er een huldiging voor het zilveren WK in Amsterdam. Daar zag ik voor het eerst al mijn collega-roeiers weer. Ik had de hele dag op bed gelegen om er die avond bij te kunnen zijn. Samen met Rogier reed ik ernaartoe vanuit Groningen, waar we normaal gesproken in het weekend wonen. Ik voelde me met alle vooruitgang die ik boekte al een hele pief. Mijn plan was zelfs om in Amsterdam te blijven en me weer aan te sluiten bij het Nederlands team. Ik vroeg aan mijn ploeggenoten hoe hun dag was geweest. Ze hadden tweeënhalf uur geroeid, twee uur gefietst, krachttraining gedaan en waren op de fiets naar de huldiging gegaan. Dat was even slikken. Confronterend ook. Want ik realiseerde me dat het gat tussen wat zij fysiek aankonden en wat ik deed, nog immens was. Ik hield me groot die avond, maar van binnen moest ik zo hard huilen.
’s Avonds ben ik weer teruggegaan naar Groningen om daar eerst nog twee weken te werken aan mijn herstel. Een lange weg, maar achteraf denk ik dat ik mazzel heb gehad met mijn sportmentaliteit. Als sporter ben ik gewend om ook met tegenslag om te gaan. Je ontwikkelt veerkracht en doorzettingsvermogen. Geen enkele sporter wint alleen maar goud. Sterker nog: het zit misschien wel vaker tegen dan mee. Bijvoorbeeld als de boot omslaat, hartje winter en je in het ijskoude water ligt. Dan moet zo snel mogelijk weer in die boot zien te kruipen en verder roeien. Als dingen tegenzitten, moet je toch weer opstaan en vooruitkijken. Dat is precies wat ik al die tijd deed. En beetje bij beetje veranderde ik van patiënt in sporter.
Uiteindelijk heb ik mezelf nog tot februari dit jaar afgezonderd. Daarna kon ik weer meetrainen met de ploeg. Ongelooflijk. Mijn nek is nu volledig genezen. Hoewel… Normaal kun je negentig graden draaien, ik kom niet verder dan vijftien graden. Het voelt alsof ik een split doe, maar ik heb nergens last van. En draaien doet geen pijn. Als ik mijn hand in mijn nek leg, voel ik de vier pinnen die eruit steken. En er zit een litteken. Ik kan de pinnen eruit laten halen zodat mijn hoofd weer kan draaien, maar het risico dat er iets misgaat tijdens die operatie en ik alsnog in een rolstoel beland, is mij te groot.”

Geen seconde spijt

“Ik ben zo blij dat ik mijn topsportleven weer heb kunnen oppakken. In september won ik zelfs met mijn drie ploeggenoten goud op het WK in de vier zonder. Daarmee hebben we voor Nederland een Olympisch ticket verdiend op dat onderdeel. De bondscoach moet de roeisters nog aanwijzen die naar Parijs gaan, maar meestal zijn dat dezelfde vier als op het WK. Als ik erbij zit, wordt het mijn eerste Olympische Spelen. Ik ga dan zeker voor goud. Wie had dat kunnen denken? Iets meer dan een jaar geleden kon ik niks meer. En kijk me nou. Psychologen vinden het vreemd dat ik geen last heb van een trauma. Dat ik ook nog geen seconde spijt heb gehad, dat ik die dag ben gaan fietsen. Sterker nog, ik zou die bewuste dag zo weer overdoen. Tuurlijk was ik liever niet gevallen. En had ik liever op tijd in mijn remmen geknepen of mijn billen opgetild. Maar dat is niet gebeurd. Het heeft geen zin om mezelf verwijten te maken of boos te worden. Ik ben extreem gelukkig dat ik nog leef. En weer kan doen waar ik goed ik ben. Het had allemaal heel anders kunnen lopen. Alleen die operatie al… was de desbetreffende chirurg op vakantie geweest, had hij het minder goed uitgevoerd of voor een andere constructie gekozen, dan had ik nooit meer kunnen roeien. Ik denk vaak: Ik heb botte pech gehad, maar ook ongelooflijk veel geluk.”

Tekst: Jolanda Hofland
Foto: Yasmijn Tan
Visagie: Wilma Scholte

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.