Ontwerp Zonder Titel 2024 10 21t103800.932

Voor Anne-Mar Zwart was zwanger worden niet vanzelfsprekend

Voor haar programma Handen aan de couveuse bezoekt presentatrice Anne-Mar Zwart (39) ouders van premature baby’tjes. Dat gaat je aan het hart, zéker als je zoals zij net je tweede kindje gezond op de wereld hebt gezet en ervaring hebt met miskramen. “Ik heb het vruchtje zelf opgevangen en in mijn hand gehouden.”

“Haat me niet”, lacht Anne-Mar als blijkt dat ze er een maand na haar bevalling alweer super strak uitziet. “Ik heb gewoon geluk gehad.” Maar die lijn is niet het enige geluk: in de keuken ligt haar prachtige, kersverse dochtertje Flore heerlijk te slapen in de kinderwagen. Zelfs als ze tijdens het interview wakker wordt en aangeeft dat ze honger heeft, neemt ze zoet haar flesje en droomt daarna gewoon weer verder. 

Dat ziet er makkelijk uit! Was je bevalling ook een eitje?

“Nee, zo kan ik het niet noemen. Het begon relaxed: ik zat die middag nog op een terras toen de weeën begonnen. Maar een paar dagen ervoor had ik valse voorweeën gehad. Midden in de nacht werd ik toen wakker met krampen en dacht: het gaat gebeuren. Dus heb ik mijn ouders opgetrommeld voor ons zoontje Fender. Zij stonden hier om half vijf ’s ochtends… en toen namen de weeën weer af. Vals alarm! Dat ging me niet nog een keer gebeuren, besloot ik.”

Dus jij bleef lekker zitten?

“Haha, ja. Het was maandag, mijn man Rogers eerste dag vrij. We hadden het nog over de naam voor de baby. Ik zit eindelijk eens met mijn vent op een terrasje, dacht ik, en heb een appeltaart besteld. Dit gaan we nu even niet laten onderbreken door weeën! Ik negeer dit gewoon. Maar het werd steeds oncomfortabeler. Ik was eigenlijk van plan op weg naar huis nog even voor iemand een cadeautje te kopen, maar heb dat toch maar niet gedaan. In plaats daarvan zijn we naar het ziekenhuis gegaan. Ze was er diezelfde avond nog, maar de bevalling viel tegen.”

Hoezo?

“Ik ging er positief in, want ik had goede herinneringen aan mijn eerste bevalling. Die was pijnlijk, maar ik vond het een magische ervaring. Dat kwam ook omdat ik na medische complicaties een keizersnede had verwacht en toch natuurlijk kon bevallen. Ik deed mijn ogen dicht en ging gewoon mee in wat ze me zeiden te doen. Maar die zen-houding had ik deze keer niet, ik was me van alles bewust. Lag te denken: hoe laat is het? Hoeveel centimeter ontsluiting heb ik? O, dat is nog geen goed teken… Ik was gewoon te veel in het hier en nu. En het was veel pijnlijker dan de vorige keer. Maar goed, achteraf was ik daarom dubbel zo blij dat ze er was. Ik was snel weer op de been en kon wel dansen van opluchting.”

Hoe reageerde ‘grote broer’ Fender van bijna vier?

“Dat is een feest. Hij was opgewonden dat ze er was en is dol op ‘Floretje’, zo noemt hij haar standaard. Van tevoren vond ik het spannend: hij was ruim drie jaar ons enige oogappeltje, zou hij jaloers zijn? Nou, totaal niet. Hij vraagt bezorgd: ‘Waarom moet ze huilen?’ en wil er voortdurend bij en kusjes geven. Andere ouders waarschuwden: ‘Wacht maar, na een paar weken vraagt hij wanneer ze weer weggaat.’ Tot nu toe nog niet één keer.”

Kinderen krijgen ging bij jou niet vanzelf, toch?

“Dat klopt. Toen ik stopte met anticonceptie omdat we het gingen proberen, werd ik maar niet ongesteld. Eerst dacht ik even dat ik meteen zwanger was, maar nee. Na negen maanden stapte ik naar de huisarts en bleek PCOS te hebben; een hormoonstoring. Dan zitten er alleen cystes op je eierstokken en geen functionerende eicelletjes. De gynaecoloog gaf me hormoonpillen om de menstruatie op te wekken en wilde dat mijn man Roger een zaadonderzoek liet doen. Die pillen vielen me mee: ik hoorde dat je daarvan zo emotioneel zou worden dat je met borden gaat gooien, maar ik voelde me hoogstens iets minder vrolijk en had wat hoofdpijn. Maar ja, toen bleek het zaad van Roger ook niet goed.”

Een grote domper dus?

“Zeker. Normaal begin je in zo’n fertiliteitstraject met IUI, dan IVF en als laatste strohalm ICSI. Dat was bij ons meteen nog de énige mogelijkheid. De arts zei: ‘Dat is slecht nieuws omdat je stappen en mogelijkheden misloopt. Maar ook goed, want de tijd die andere stellen moeten besteden aan de eerste twee stappen, sparen jullie uit.’ Ik moest hormonen gaan spuiten – waar ik wéér geen borden van ging gooien, haha – en dat had extreem resultaat: bij de punctie waarbij ze eitjes gaan weghalen, had ik er 26, en uiteindelijk hadden we dertien embryo’s die de vriezer in gingen. ‘Het moet wel gek lopen als daarvan niet in elk geval één zwangerschap komt’, maakte de arts ons blij.”

Maar dan moet zo’n embryo natuurlijk nog blijven zitten ook…

“De eerste zwangerschap eindigde inderdaad in een vroege miskraam. Een halve week nadat we hadden staan jubelen bij de eerste positieve test, en precies tijdens een live-uitzending, ging het mis. Dat was niet leuk. Maar uit de tweede keer kregen we Fender! Die terugplaatsing was net voor de wintersportvakantie, de arts vond dat geen bezwaar. Gelukkig maar, want meteen erna brak corona uit en werden alle trajecten on hold gezet. Fender werd te vroeg geboren, met 35 weken, maar hoefde niet in de couveuse.”

Ook de zwangerschap van Flore was anders dan anders?

“Dat kun je wel zeggen… Na drie jaar besloten we voor een tweede te gaan en weer was het meteen raak. Tot ik na negen weken een miskraam kreeg. Ik voelde het misgaan. In de auto verloor ik vruchtwater. Ik heb het vruchtje zelf opgevangen en in mijn hand gehouden. Triest natuurlijk, maar ik was ook pragmatisch: bij Fender hadden we ook twee keer nodig. Ik wilde meteen weer een terugplaatsing, maar de kliniek stuurde me eerst naar de verloskundige om te checken of de baarmoeder goed schoon was en zo infecties te voorkomen.”

Klinkt logisch?

“Absoluut, maar de echo was pas een week later. Toen ik het vruchtje verloor, was ik zo verdrietig dat ik naar de winkel ben gereden en alles heb gekocht wat ik niet mocht eten en drinken tijdens de zwangerschap: wijn, andere dranken, rauwmelkse kazen, sushi, gerookte zalm, Spaanse worst… Zo, besloot ik, hiermee kan ik de volgende dagen vooruit. Daarna ging ik naar de verloskundige voor de echo van mijn baarmoeder. Daarop zag ik opeens een hartje, handje en elleboogje. ‘Kijk eens wie we hier hebben’, zei de echoscopiste. En ik dacht: hoe kan dat? Is dit nou mijn buik of speel je een video af of zo? Blijkbaar was ik zwanger geweest van een tweeling, waarvan de helft er nog zat.”

Hoe reageerde je?

“Ik begrijp nu de uitspraak ‘met stomheid geslagen’. Eerst zat ik letterlijk met open mond en riep toen: ‘Maar ik heb wijn gedronken!’ En begon alles op te sommen wat ik de dagen ervoor had gegeten. Roger zat in de wachtkamer met Fender en werd gehaald. Toen hij binnenkwam, nietsvermoedend, keek hij van mij naar het scherm en terug, ook met een blik van: kijken jullie een film? We waren allebei nogal in shock. Over al dat eten en die drank zei de echoscopiste: ‘Joh, daar kun je nu toch niks meer aan doen, en wist jij veel?’ Ik heb me daar wel nog weken schuldig over gevoeld. Het was ook een raar, dubbel gevoel: we rouwden om het vruchtje dat was afgestoten, maar waren tegelijkertijd blij met dit onverwacht overgebleven kindje.”

Wat een rollercoaster! Helpen je eigen bijzondere ervaringen je nu bij het maken van je programma Handen aan de couveuse?

“Dat denk ik wel. Wat ik zelf meemaak, is toch rijkdom in mijn eigen rugzakje. Voor dit tweede seizoen heb ik weer veel gezien. Op zo’n afdeling Neonatologie krijg je nul vooruitzicht: een kindje dat (veel) te vroeg komt, is zo kwetsbaar dat het, zelfs als je baby zich ontwikkelt als een zonnetje, elk moment nog fout kan gaan. Wat me altijd verbaast, is de hoop die de ouders houden. Daar ben ik elke keer weer door geraakt: dat ze maar blijven zitten naast hun kindje en niet allang omgevallen zijn. Wat zijn wij mensen toch mooi geprogrammeerd, denk ik dan, dat we zo veel aankunnen! Dat ze daar zitten en niet weten of een kindje het gaat redden, raakt me nog meer nu ik zelf moeder ben, ja.”

Jij maakte eerder al programma’s met kinderen die werden gepest of kanker hadden. Je schuwt die zwaardere onderwerpen niet, hè?

“Nee, ik vind dat mooi. Je kunt vaak de zwaarte er juist uithalen als je het bespreekbaar maakt. Neem kanker: wat zeg je tegen iemand die de ziekte krijgt? Mijn moeder heeft twee keer borstkanker gehad. Toen ik begin twintig was, liep ik met haar door het winkelcentrum en zag mensen helemaal in een kramp schieten: o nee, is dat haar? Heeft ze nou een pruik? Ze gingen haar uit angst uit de weg, terwijl je dan juist behoefte hebt aan steun. En als je niet weet wat je moet zeggen, zeg dát gewoon.”

Goed advies. Maar die angst had jij nooit, dus?

“Nee, maar zo ben ik ook opgevoed: bij ons thuis mocht je alles vragen. ‘Wij vinden niets gek’, zei mijn moeder dan, ‘en we worden niet zomaar boos.’ Wat heel fijn is als je als puber toch overal al mee worstelt. Dat gebruik ik dus ook in mijn programma’s. Dan stel ik vragen als: hoe is het om een prematuur te hebben en bang te zijn dat je hem straks verliest? Durf je dan opnieuw zwanger te worden? Hoe vind je het om kanker te hebben en te weten dat je straks kaal bent? Ben je bang om te overlijden? Wat wil je dat mensen zeggen? Iedereen thuis op de bank wil het weten. En als zij het niet durven te vragen, doe ik het.”

Tekst: Tanja Spaander
Foto: Ruud Hoornstra
Visagie: Wilma Scholte

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.