Fan van Bridgerton? Lees dan dít korte verhaal van Linda Babel
10 juni 2024
Hou jij van historische feelgood-verhalen zoals Bridgerton? Dan wil je ‘Perfect en Imperfect’ van Linda Babel zeker lezen. Wij delen alvast het eerste hoofdstuk met je.
1 Maxwell
Een lange zucht ontsnapte uit zijn keel. Maxwell boog zijn hoofd en begroef zijn handen
in zijn haar. Hoe kwam hij aan het geld voor de renovatie van Livingstone Hall? De cijfers
in het kasboek logen niet. Hij had alles opnieuw berekend, wel twintig keer en hij kwam
op hetzelfde uit. De inkomsten van de pachters en de kennel was niet genoeg om het
oude landhuis op te knappen.
De regen geselde tegen de ramen en een vlaag van kou streek langs zijn hals.
Hij huiverde, terwijl hij naar het grote raam voor zijn bureau keek. De kozijnen
waren aangetast door houtrot. En dat was het niet alleen. Alles was rot. De muren
vertoonde scheuren, de vloeren kraakten, en het dak lekte. De linkervleugel was geheel
onbewoonbaar. Daar had zijn vader in het laatste halfjaar van zijn leven in dronken buien
muren en vloeren gesloopt met een hamer op zoek naar goud.
Nu had Maxwell gewild dat het waar was. Dat er werkelijk een schat in zijn landhuis
lag. Het huis ging als een langzaam zinkend schip ten onder aan verval. Hij moest een
andere oplossing bedenken, maar wat?
Hij herinnerde de woorden van de notaris, die hem drie jaar geleden confronteerde
met de situatie na de dood van zijn vader. Door diens gok- en drankverslaving had hij
alleen schulden geërfd. Max zuchtte weer. Hij had zijn vader nooit geloofd over de schat
die betovergrootvader Casper in de krochten van het landhuis zou hebben verborgen.
Een schat die hij als kapitein, in opdracht van de Koninklijke marine, had weggekaapt van
de Welshe Black Bart, de succesvolste piraat van de vorige eeuw. Casper Livingstone zou
maar een deel hebben afgestaan aan het koningshuis en een deel gehouden hebben. Een
fabel, want het goud was nooit gevonden, omdat er geen goud was.
‘U kunt drie dingen doen,’ had de ambtenaar met zijn spitse neus en krasse stem
gezegd. ‘Ten eerste kunt u land, inboedel en de kennel verkopen. Het tweede is personeel
ontslaan en het derde,’ somde hij nasaal op, ‘is een rijke erfgenaam zoeken.’
Maxwell had de man aangegaapt of hij een buitenaardse taal sprak. ‘Denkt u werkelijk
dat ik een rijke vrouw kan verleiden om met mij te trouwen? Heeft u niet gezien hoe ik
eruitzie?’
De notaris had zijn keel geschraapt. ‘Het was maar een optie. U zult iets moeten doen
of Livingstone Hall wordt ingenomen en dan bent u alles kwijt.’
Hoe confronterend het ook was, de man had gelijk en hij had ernaar gehandeld. Hij
had schilderijen, meubels, sieraden en zilver van de hand gedaan en een stuk land aan
zijn buurman verkocht.
Het was echter niet genoeg. Met pijn in zijn hart had hij het overbodige personeel
ontslagen waardoor zijn kokkin Mira huishoudster, schoonmaakster en wasjuffrouw was
geworden en Johnson, de butler, de rest.
De kennel was een ander verhaal. Dat had hij niet kunnen opgeven. De jachthonden
waren zijn lust en zijn leven. Hij had samen met zijn hoofdtrainer Tyson, die hij ook
behouden had, een speciaal fokprogramma opgesteld. Zijn snelste en sterkste foxhound
Caesar gebruikte hij als dekhond om inkomsten te genereren. Caesar was zo bekend
dat zelfs prins Albert, een hondenliefhebber in hart en nieren, zaken met hem had
gedaan. Het had hem een mooi bedrag opgeleverd, maar geen winst. Alles ging naar de schuldeisers. Toch was hij trots dat de prins hem erkende als een goede fokker. Het
meest opmerkelijke van zijn ontmoeting met Albert, was dat de prins-gemaal het met
hem had gehad over het goud van kapitein Casper.
‘Mocht je het vinden, Livingstone, dan mag je het houden,’ had hij toegezegd. Een
nobel gebaar, maar hij had er niets aan.
Maxwells blik viel weer op zijn kasboek. Hij had geen schulden meer, maar hij was
wel een verarmde burggraaf met een verwaarloosd huis. Wat kon hij nog meer doen?
Hij leefde zuinig. Mira verstelde zijn kleding, hij at eenvoudige kost en hij bespaarde op
kaarsen en houtblokken. Hij gokte en dronk niet en hij ging niet naar feesten. Dat vond
hij niet erg, want hij was geen man van vertier. Zijn honden waren voor hem genoeg.
Simpel leven kon hij wel.
Een druppel water viel in zijn nek. Hij veegde het weg en keek omhoog. Nog een
spetter landde op de punt van zijn neus. Op het plafond was een natte plek zichtbaar,
een donkere vlek dat de hopeloosheid van zijn situatie kenmerkte.
Simpel leven, dacht hij, maar wel met een goed dak boven zijn hoofd. Maxwell stond
op en schoof het boek opzij. Een kuch trok zijn aandacht.
‘Ah, Johnson. Je komt precies op tijd. Help me even om het bureau te verplaatsen. En
ik heb een emmer nodig.’
De butler verplaatste zijn blik naar het plafond. ‘Ik denk dat u meer nodig heeft,
milord.’
Maxwell hield van Johnsons droge commentaar, maar soms was het ook
confronterend. Hij had inderdaad meer nodig.
‘Een wonder, Johnson,’ sprak hij uit. ‘Maar wonderen bestaan niet. Stroop de mouwen
op en help me even.’ Max vouwden zijn handen om de hoeken van het bureaublad.
De butler bewoog naar de andere kant, maar stak geen vinger uit. Waarom treuzelde
hij zo? En had hij nu een glimlach om zijn mond? Johnson was nooit in een goede bui.
‘Hier is uw wonder, milord.’
Een envelop kwam tevoorschijn. Johnson hield hem op zo’n manier vast dat zijn
blik direct op de verzegeling viel. Zijn mond viel een stukje open. Het was van het
koningshuis. Een golf van opwinding voer van zijn hoofdkruin naar zijn tenen, die
gestoken waren in gestopte kousenvoeten.
‘Nou…’ Johnson zwaaide ermee en zijn wenkbrauwen schoven een tikkeltje omhoog
alsof hij wilde zeggen waar wacht u op?
Maxwell pakte de envelop, verbrak de zegel en haalde de brief eruit. Zijn ogen vlogen
over de inhoud en weer terug. Daarna blikte hij op zijn butler wiens opgetrokken
schouders getuigden van spanning.
‘Heb ik nog een net kostuum?’
Johnsons schouders zakten van opluchting naar beneden. ‘Ik zal iets bij elkaar zoeken,
milord.’
Een druppel water spatte op het kalende gedeelte van Johnsons voorhoofd, die geen
spier vertrok. ‘Nadat ik een emmer heb gevonden.’
‘Je bent goud waard,’ zei Max bewonderend. En hij meende het. De butler had zijn
goklustige, dronken vader met geduld gediend en hij kon niet zonder de man, die hem
altijd bijstond. Misschien was goed personeel, dat in slechte tijden hun betrouwbare
toewijding gaf, meer waard dan een schat van een oude piraat.
Londen – 1843
2 Madeline
De fijne handen van de coupeuse verschoof de crinoline onderrok nog een stukje naar
beneden, zodat het goed rond Madelines middel zat. Een wolk van witte zijde werd over
haar heen gedrapeerd. Giselle schikte het over de onderrok, mompelde in het Frans, stak
hier en daar naalden in de stof.
Tante Ethels ogen volgden alle handelingen van de kledingmaakster. ‘Weet je zeker dat
je het nog afkrijgt?’
‘Oui, oui,’ bevestigde Giselle en trok de pofmouwen recht, die tot halverwege
Madelines armen kwamen.
‘Dat de presentatie een week is vervroegd, omdat Hare Majesteit al tegen het einde
van haar zwangerschap loopt, begrijp ik,’ sprak Ethel verder. ‘Maar waarom het hof zo
laat met dat bericht naar buiten is gekomen, is absurd. Iedereen is in alle staten!’
Zij is in alle staten, dacht Madeline en ze had medelijden met de coupeuse, die tantes
frustratie over haar heen kreeg gestort.
‘Het komt goed, lady Mowbray,’ verzekerde Giselle. ‘Overmorgen heb ik de jurk
helemaal klaar.’
‘En de baljurk voor het eerste bal van het Seizoen?’
‘Vertrouw op mij, s’il vous plait.’ Giselle streek over de geplooide kanten voorkant,
stapte naar achteren en liet haar blik over Madeline glijden.
‘Ah, bon. Ik hoef het alleen nog in te nemen bij de mouwtjes en aan de onderkant, ziet
u?’
Ethel knikte kort.
‘En wat vindt u, lady Williams?’ vroeg Giselle met een glimlach.
Madeline tuurde naar de passpiegel die een aantal meters van haar was verwijderd.
Alles wat ze zag was een hoop wit en een donkerbruine bos haar, dat door al het stof
wat over haar hoofd heen was geschoven, in de war zat. Ze kneep haar ogen samen om
haar blik te verscherpen. Het hielp niet. Het beeld bleef vaag.
Het was vorig jaar begonnen. Contouren die minder scherp waren, kleuren die als
een aquarel in elkaar overliepen. Soms had ze pijn in haar hoofd door al het turen
en concentreren. Ze hoopte dat het beter werd, maar het was met de tijd slechter
geworden. Haar slimme zusje Cordelia had het door en zei vaak dat ze een bril moest
hebben. Dat wilde ze absoluut niet. Zo’n lelijk ding op je neus. Het zou afbreuk doen aan
haar schoonheid en men zou zien dat ze niet perfect was. Haar zicht zou wel herstellen.
Het was gewoon een tijdelijk euvel zoals uitslag op de huid of een loopneus. Het kwam
vast weer goed.
‘Heel mooi, mademoiselle Giselle,’ zei ze en ze loog niet. Ze vertrouwde de coupeuse
van tante Ethel.
‘Als u overmorgen komt, is het klaar. Dan passen we het en dan zult u zien dat het
perfect zit. Uw verenset voor uw haar heb ik al klaarliggen. Ik kan het laten bezorgen of
neemt u het mee?’
‘Bezorg het maar,’ sprak Ethel streng. ‘Ik ga niet met spullen sjouwen.’
‘Bon.’ Giselle stapte weer op Madeline af en pakte de zijden japon van onderen beet en
trok hem omhoog.
‘En die baljurk?’ vroeg haar tante weer.
Giselle verstrakte. Madeline hoorde haar zachtjes zuchten bij haar oor. Ja, tante Ethel
was niet makkelijk. Het was een drammerige dame met een sterke wil.
‘Die baljurk moet meer dan perfect zijn. Heb je het laatste nieuws niet meegekregen?’
De coupeuse verzocht Madeline haar armen omhoog te doen en te buigen, en stroopte
de jurk van haar af. Giselle liet de woorden van tante Ethel over haar heen glijden en
antwoordde terwijl ze doorging met Madeline uitkleden.
‘Ah, zo. Dus de prins van Wutenberg zal aanwezig zijn op dat bal?’
‘Prins van Württemberg,’ verbeterde Ethel. ‘Hij is een ongehuwde kroonprins en zal
ooit koning worden. En hij is momenteel op bezoek bij prins Albert.’
Madeline had het al een aantal keer gehoord. Sinds ze in Londen was gekomen met
haar broer George raakte Ethel niet uitgesproken over de Duitse prins. Tante Ethel
was ervan overtuigd dat hij smoorverliefd op haar zou worden als hij haar in een
oogverblindende japon zou zien op het bal. Madeline kon volgens haar zelfs koningin van
Württemberg worden.
Tante Ethel geloofde nog in sprookjes, dacht Madeline, maar ze sprak deze woorden
niet uit. Haar moeder, die een paar jaar geleden was gestorven, had haar geleerd dat
ze altijd haar gedachtes voor zich moest houden en alleen moest spreken wanneer het
noodzakelijk was. Wees hoffelijk en charmant, wees stil en observeer. Woorden liegen, de
lichaamstaal niet.
Observeren. Daar was ze meester in tot haar ogen begonnen te protesteren. Al haar
getuur en oplettendheid hadden haar overbelast, dat kon niet anders. Madeline had
amper rust. Sinds George tante Ethel had verzocht om haar in Londen te begeleiden, had
de vrouw zich op haar taak gestort. En nu had tante het gekke idee om haar aan een
man te koppelen die haar status flink zou verhogen. Want dat had je moeder gewild.
Giselle hielp Madeline terug in haar middagjapon en verzekerde met duidelijke stem
dat alles goed zou komen.
‘Mooi, daar reken ik op,’ zei tante Ethel met klem.
Na het bezoek aan de coupeuse nam Ethel haar mee naar Twinings, de theewinkel waar
je als dame zelf verschillende soorten thee kon proeven en aanschaffen. Tante kocht
niets en Madeline vermoedde dat tante alleen maar naar het theehuis was gegaan om
tussen de proefsessies door te roddelen met andere bevriende dames. Ze kwam van
alles te weten over mensen die ze niet kende. Een dochter van lady Houston was gezien
in het gezelschap van een Ierse soldaat wat de tongen behoorlijk deed dansen en lord
Pierce was met zijn dronken hoofd in de Thames gevallen en gered door de gebroeders
Thompson. De zoon van de graaf van Usher was overvallen nadat hij flinke winst had
gemaakt bij een illegaal kippengevecht – zo ordinair om dat bij te wonen volgens
tante – en de eigenaardige neef van lady Lewis was gesignaleerd in Hyde Park met een
eigenaardige hond.
Natuurlijk kwam de prins van Würrtemberg ter sprake en de dames waren het erover
eens dat hij alvast aan het oriënteren was voor een mogelijke echtgenote. Verder was de
markies van Bristol, Nigel Holloway, de vangst van dit Seizoen. Al die namen duizelden
Madeline, maar toch registreerde ze het in haar geheugen. Sociale kennis is macht. Mama’s
stem zat altijd in haar hoofd en als lievelingsdochter had ze alles wat moeder haar had
geleerd opgezogen als een spons. Moeder had gezegd dat ze perfect was geboren. Met
een zachte perzikhuid, korenbloemblauwe ogen en volle donkerbruine krullen was ze
pure schoonheid, en zij, Madeline Mary Williams, was voorbestemd voor een perfecte, hooggeboren man.
Niemand twijfelde eraan dat ze een partner zou vinden. Haar broer George zei altijd
dat hij zich geen zorgen over haar toekomst maakte. Madeline vond het echter wel
spannend. Stel dat ze uit een heleboel keuzes geen keuze kon maken? Stel dat er geen
heer was waar ze genegenheid voor voelde? Stel dat de perfecte man niet voor haar
bestond? Al deze vragen en alle nieuwe indrukken van Londen waren overweldigend.
Eenmaal terug in het herenhuis van tante, dat dicht bij Hyde Park lag gesitueerd,
overhandigde de butler haar een envelop. Aan het handschrift te zien was het van haar
zusje Cordelia. Verheugd zei ze: ‘Stuur Jenny naar me toe, Pratt.’
Op haar logeerkamer liet ze zich op het bed vallen en scheurde de envelop open.
Gretig las ze de inhoud. Ze was al bijna klaar toen haar kamenierster op de deur klopte
en binnenkwam.
‘Jenny, ik heb een brief van Cora.’ Ze zwaaide met het papier in de lucht.
‘Hoe gaat het met uw zuster?’
‘Ze is nog moe en soms benauwd, maar de koorts is gezakt. Dokter Cullen heeft er
vertrouwen in dat de longinfectie over zal gaan. Alleen vindt hij dat ze het Seizoen moet
overslaan. De reis naar Londen is te inspannend en de lucht is hier niet zuiver. Ze kan het
beste herstellen op Willow Wood.’
Haar broer George had al gezegd dat ze er niet op hoefde te rekenen dat Cordelia
alsnog naar Londen zou komen, maar ze had een klein beetje hoop gehad. Gelukkig hield
de gouvernante Catherine en dokter Cullen Cordelia in de gaten.
‘Heeft ze iets gezegd over mijn zusje?’ vroeg Jenny, die met haar vingers in haar witte
schort kneep. Madeline drong haar teleurstelling naar achteren. Haar kamenierster was
alleen met haar meegegaan, omdat de dokter beloofd had ook naar haar zieke zusje te
kijken. Vroeger had ze haar zus Rosanne gediend, maar toen die trouwde en met haar
man naar de Scilly eilanden toe ging, werd ze haar kamenierster. Ze was blij met Jenny.
Ze was rustig en geduldig.
‘Dokter Cullen is bij je zusje geweest en hij heeft een nieuw medicijn voorgeschreven
wat haar pijn zal verlichten.’
Jenny liet haar schort los en haar schouders ontspanden zich. ‘Ik ben blij dat te horen,
milady. Zal ik u helpen met omkleden? Het diner is al over een uur.’
Een diepe zucht ontsnapte uit haar keel. ‘Ik heb helemaal geen zin in het diner. Tante
maakt mijn hoofd moe. Kun je regelen dat ik boven wat te eten krijg?’
‘Natuurlijk, milady.’
Madeline vouwde de brief op en bewoog zich naar de kaptafel. Ze trok een laatje
open, legde de brief erin en schoof de lade dicht.
‘Kan ik verder nog iets voor u doen?’ vroeg Jenny.
Ze blikte opzij en keek naar de vage figuur in zwart en wit. Naast vermoeidheid
voelde Madeline spanning in haar buik. Een vraag hield haar constant bezig en ze voelde
de behoefte hem te delen. Ze kon niet met Cordelia praten en al helemaal niet met haar
tante of haar broer.
‘Jenny…’ Madeline wierp haar een onzekere blik toe. ‘Denk je dat ik een goede man zal
vinden in Londen?’
‘Natuurlijk, milady. Kijk eens in de spiegel,’ gebaarde de meid naar de kaptafel.
Ze had niets aan de spiegel. Die gaf alleen contouren van lichte en donkere kleuren
weer, die elkaar overlapten als een lappendeken. Tenzij ze haar gezicht dichtbij bracht.
‘Tante denkt dat ik een Duitse prins aan de haak zal slaan. Ze praat over niets anders. Zie je mij al als koningin?’
‘U kunt alles worden, milady. Zelfs koningin.’
Misschien was dat waar. Maar wat wilde ze eigenlijk zelf?
Wil je meer lezen? Klik op onderstaande button.
Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.