oeps blunder awkward

Van brand tot peuter kwijt: 7 lezeressen over hun fout(je)

Rampspoed is nooit leuk, maar als je ook nog verantwoordelijk bent voor die botsing, botbreuk of fietser in de sloot, wil je soms het liefst door de grond zakken. “Iedereen keek naar mij alsof ik het kwaad in hoogsteigen persoon was.”

Vuur en vlam

Maureen (32): “Het rare is: ik was zelf altijd degene die iedereen erop wees. Altijd een stevige ondergrond voor je kaarsen kiezen, geen onbetrouwbare B-kwaliteit gebruiken en blaas ze uit als je zelfs maar heel even de kamer uitgaat. Maar die avond lette ik totaal niet op. Mijn man en ik waren met onze twee kinderen van drie en één in het vakantiehuisje van mijn schoonouders op de Veluwe. We hadden het ’s avonds gezellig gemaakt in het huisje –  lekkere hapjes, wijntje erbij, kaarsjes aan – maar waren zo moe dat we al snel besloten naar bed te gaan. Mijn man ruimde op, ik blies de kaarsen uit. Dacht ik. Ik wijt het aan drie nachten slaapgebrek door een ziek kind, maar waar ik echt dacht dat ik die kaarsen had uitgeblazen, heb ik ze laten branden. De combinatie met een hond die ’s nachts waarschijnlijk tegen het tafeltje is gelopen, deed de rest. We werden wakker van het geloei van de rookmelder en voor ik goed en wel doorhad wat er gebeurde, had mijn man de brandblusser al gegrepen. Ik heb de kinderen uit bed gesleurd en ben naar buiten gerend. De brandweer is nog gekomen, maar uiteindelijk bleek het gelukkig vooral om heel veel rook, een verbrande tafel en een verschroeid kleed te gaan. Maar je wil niet weten wat een schade dat kan opleveren: muren moesten opnieuw geverfd worden, het plafond gewit, het kostte weken voor de rooklucht eruit was. Mijn schoonouders zijn zo lief, die hebben nooit één boos woord gezegd, ze zijn alleen maar blij dat de gevolgen voor de meiden en ons niet groter waren. Maar ik schaam me nog steeds rot voor mijn stomme actie.”

You’ve got mail

Ieke (42): “Ik had mijn dag niet, laat ik het zo zeggen. Voor mijn werk bij een verzekeringsmaatschappij moest ik een mailtje sturen naar zo’n tachtig klanten dat uit een nacalculatie was gebleken dat ze te weinig premie hadden betaal en dat het resterende bedrag geïnd zou worden. In de mail stond ook vermeld, weliswaar ik verkapte termen, dat het hun schuld was omdat ze foutieve informatie hadden doorgegeven. Ik heb alleen ergens in het proces een enorme fout gemaakt en die vervolgens zelf niet opgemerkt, waardoor niet tachtig, maar achtduizend klanten de mail kregen…
Gevolg: de telefoon bij klantenservice stond roodgloeiend. Mijn collega’s moesten urenlang dealen met woedende klanten die – plat gezegd – door ons voor leugenaar waren uitgemaakt en ook nog dachten dat ze onterecht moesten betalen. Ongeveer een kwartier na het versturen van de mail kwamen de eerste telefoontjes binnen en die gingen urenlang door. Tot in allerijl vanuit de directie een excuus werd verstuurd, maar zelfs toen bleven mensen nog bellen.
Uiteraard stond mijn leidinggevende al snel aan mijn bureau. Eerst besefte ik niet hoe groot dit was, maar toen zelfs de hoogste directeur zich ermee bemoeide, wist ik dat ik echt, écht had geblunderd. Er moest zelfs een persbericht worden verstuurd waarin de fout werd uitgelegd en excuses werden gemaakt aan de gedupeerden. En dat allemaal omdat ik even niet goed oplette. Overigens kan dit nu niet meer gebeuren. Na een intern onderzoek is er een nieuw beleid dat voorschrijft dat mails naar meer dan honderd klanten, eerst door een manager gecontroleerd moeten worden.”

Ik zag je niet

Anniek (44): “Hoe je een knalrode SUV over het hoofd kunt zien als je een rotonde oprijdt? Ik heb nog steeds geen idee, maar ik heb het voor elkaar gekregen. Ik zat niet op mijn telefoon te kijken, maar ik ben blijkbaar toch ergens door afgeleid. Vervolgens ben ik gewoon een rotonde – zo’n grote, met twee banen naast elkaar – opgereden terwijl die andere auto overduidelijk voorrang had. De bestuurder daarvan week in een paniekreactie uit naar links, ramde daarbij een andere auto en raakte mij vervolgens in mijn linkerachterportier. In de chaos knalde er ook nog een andere auto boven op ons. Kortom: totale ravage. En overduidelijk mijn schuld, dat besefte ik al na een paar seconden. Hoe kon ik zó stom zijn? Ik wou dat ik kon zeggen dat het met wat blikschade wel was afgedaan, maar de bestuurders van de SUV en van de auto die hij had geramd zijn met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht, de een had een been gebroken, de ander een pols. Ikzelf heb wekenlang last gehad van mijn gekneusde ribben, maar het voelt niet goed daarover te klagen. Ik ben immers de aanstichter van dit alles. Nog op de brancard keek de bestuurder van die SUV me woedend aan: ‘Wat bezielde jou?’ Ik stamelde de enige, totaal niet toereikende verklaring die ik had: ‘Ik zag je niet.’ Inmiddels wordt het minder, maar het schuldgevoel heeft me lang uit mijn slaap gehouden en heeft me heel onzeker gemaakt achter het stuur. Voor ik een rotonde oprijd of kruising oversteek, check ik nu wel vijf keer of het kan.”

In een oogwenk

Imane (33): “Ik weet nu wat de uitdrukking ‘in een oogwenk’ echt betekent. Omdat mijn zus moest werken had ik aangeboden een middag op mijn peuterneefje te passen. We gingen naar de speeltuin, waar we eindeloos in de zandbak speelden en van de glijbaan gingen. Na ruim een uur was ik er wel een beetje klaar mee, maar mijn neefje wilde nog spelen. Prima, dacht ik, maar ik ga even op een bankje zitten. Hij vond een speelkameraadje en ik hield een oogje in het zeil, terwijl ik ondertussen mijn whatsapp checkte. Blijkbaar was ik te lang afgeleid door mijn telefoon, want toen ik opkeek, waren zowel mijn neefje als zijn vriendje verdwenen. Het vriendje zag ik nog bij zijn vader, maar mijn neefje was nergens te bekennen. Ik riep hem, rende door de speeltuin, vroeg het aan de andere ouders, maar niemand had hem zien vertrekken. In paniek rende ik de speeltuin uit, de wijk in, maar hij was nergens te bekennen. Met lood in mijn schoenen belde ik mijn zus, die ook meteen kwam zoeken, net als buren en de ouders uit de speeltuin. Maar er ruim drie kwartier verstreek, vonden we niets. Ik zal nooit de angst op het gezicht van mijn zus vergeten toen ze uiteindelijk de politie belde. Nog steeds doet die herinnering pijn, hoe kan ik zó onoplettend zijn geweest? Hij was míjn verantwoordelijkheid.
En toen, net voor de politie aankwam, kwam een buurvrouw aangelopen met mijn neefje aan de hand. De buurman had net een nieuwe motor die bij hun in de voortuin stond. Hij wilde even kijken, verklaarde hij, en had al die tijd op de grond gezeten zonder dat de buurvrouw het had gezien. Ik heb nog nooit zo hard gehuild van opluchting. Mijn zus heeft wel honderd keer gezegd dat dit iedereen had kunnen overkomen, maar ik voel me nog altijd megaschuldig.”

De wegloper

Jessica (25): “Natuurlijk zou ik goed opletten, verzekerde ik mijn vriendin Isa toen zij twee maanden naar Bali ging en ik op haar huis en kat Mumba zou passen. Mumba is niet gewend om naar buiten te gaan, maar tegelijkertijd is het een wegloper – een ingewikkelde combinatie. Altijd opletten dus, wat ik ook deed, bijna op het obsessieve af. En toch heeft Mumba het in een onbewaakt ogenblik voor elkaar gekregen om de benen te nemen, omdat ik de deur én de tussendeur open liet staan. Ik voelde iets langs mijn benen strijken en hup, weg was hij. Ik rende er nog achteraan maar dat had niet veel zin, hij was al verdwenen. Met brokjes heb ik door de buurt gelopen, eindeloos zoekend. Ik meldde hem aan bij Amivedi en in diverse facebookgroepen, maar hij dook niet op. Dagenlang ontbrak ieder spoor van hem tot hij uiteindelijk werd gevonden, aangereden en helaas overleden. Het telefoontje naar Isa was het allermoeilijkste uit mijn leven. Isa zegt het haar ook had kunnen overkomen maar ik weet zeker dat ze het me kwalijk neemt – onze vriendschap is nooit meer hetzelfde geworden.”

Plons

Eliane (49): “Ja, ik zat op mijn telefoon, even snel een liedje opzetten op Spotify. En ja, dat is honderd procent zeker de reden dat ik de fietser pas te laat zag. Ineens dook die op voor mijn auto, op een plek waar ik voorrang moest verlenen. In een rare reactie waarin ik wilde remmen en sturen tegelijk, tikte ik met mijn auto juist tegen het achterwiel van de fietser, die uit koers raakte en zo de sloot in reed. Klinkt komisch, maar dat was het allerminst. Veel mensen zagen het gebeuren en kwamen meteen in actie om de vrouw uit het water te trekken. Eén moment lang overwoog ik snel weg te rijden, maar dat kan natuurlijk niet. Ik zette de auto stil en stapte uit. Iedereen keek naar mij alsof ik het kwaad in hoogsteigen persoon was. Wat ik in de ogen van die fietser natuurlijk ook was. Gelukkig was een nat pak de enige ‘schade’ en ik bood aan de vrouw thuis te brengen. Met de blower op 25 graden en haar fiets achterin reden we in een zeer ongemakkelijke stilte naar haar huis. De volgende dag heb ik nog een bos bloemen laten bezorgen, voornamelijk om mijn schuldgevoel af te kopen.”

Kruisje

Josje (30): “Ik was moe, ik had haast – excuses genoeg waarom ik niet goed nadacht, maar die doen allemaal niets af aan het feit dat ik mijn zes maanden oude dochtertje op de commode liet liggen terwijl ik snel in de badkamer een washandje haalde. Ze kon nog maar net rollen en had het alleen nog gedaan onder luide aanmoediging van mij en mijn man. Ik had gewoon niet nagedacht over het feit dat ze nu natuurlijk op de commode ook kon rollen. Vanuit de badkamer hoorde ik een bons en toen… niets. Ik wist meteen dat het mis was en rende terug, en daar lag ze, doodstil op de grond. In paniek belde ik de spoedpost – het was weekend – en zij wilden een ambulance sturen, maar gelukkig begon ze toen net te huilen. ‘Kom maar deze kant op’, zei de assistente daarom en ik mocht meteen doorlopen toen ik aankwam. Terwijl de ene arts met mijn dochter aan de slag ging, stelde de andere arts me een hele lijst vragen. Het was duidelijk dat er een verdenking van kindermishandeling was, mijn dochter werd ook onderzocht op andere blauwe plekken en bijvoorbeeld eerdere botbreuken – die ze natuurlijk niet had, maar het idee dat de artsen in die richting dachten bezorgde me rillingen, omdat het gezien het letsel ook niet onterecht was. Ik kon geen excuus bedenken, het lág nu eenmaal aan mij. Ik was de moeder die haar kind in een moment van totale onoplettendheid alleen op de commode had laten liggen, ik was verantwoordelijk voor het letsel van mijn baby. Het is lastig uit te leggen hoe dat voelt. Het ultieme falen, dat komt nog het meest in de buurt. De artsen geloofden uiteindelijk dat er geen opzet in het spel was, maar ik voelde dat ze me toch met argusogen bekeken. Achter mijn naam staat nu ongetwijfeld een kruisje, maar dat valt in het niet bij de boosheid die ik voel richting mezelf.”

Tekst: Mariëtte Middelbeek
Foto: Getty Images

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.