3 lezeressen over hun ervaringen met narcisme: ‘Je bent afhankelijk van mij, zei hij’
4 augustus 2021
Wanneer je te maken krijgt met narcisme kun je gaan twijfelen aan je gezonde verstand. Soms merk je pas na jaren dat je met een narcistische partner leeft.
3 lezeressen vertellen over hun ervaringen met narcisme.
‘Je bent afhankelijk van mij, zei hij’
Na haar bruiloft raakte Mathilde (45) in twee jaar tijd geïsoleerd van haar vrienden en familie. Met haar kinderen, toen zes en acht, vluchtte ze van haar narcistische ex-man Gunnar (49). Ze leeft nog elke dag met de gevolgen.
“‘Ja, maar jij kúnt helemaal niet weg, je bent afhankelijk van mij.’ Ik zie hem nog staan. IJzig kalm, koud zelfs. Zijn armen strak over elkaar geslagen, zijn kaken verstijfd. Na negen jaar waarin ik dacht dat ík degene was die langzaam gek aan het worden was, had ik de zaken helder. Heel langzaam, onzichtbaar bijna, had mijn ex-man me volledig in zijn macht gekregen.
Al in de eerste weken van ons samenzijn signaleerde mijn onderbuik de rode vlaggen. Gunnar was wel érg intensief in zijn contact. Het leek alsof hij niemand anders had, al zijn tijd stopte hij in mij. Soms maakte hij een schijnbaar nonchalante opmerking over vrienden of andere mannen: ‘Vind je die soms belangrijker dan mij?’ Ik gooide het op verliefdheid. Ik was vijfentwintig, en na een moeilijke jeugd was ik vooral dankbaar voor iemand die zóveel van me hield.
Gunnar toonde zich een droomman. Hij overlaadde me met complimenten en zag niemand anders staan. Natuurlijk kregen we in restaurants een gratis toetje omdat het personeel ‘zo genoot van onze verliefdheid’. Iederéén vond ons fantastisch, dacht hij. We verdienden het om met alle egards behandeld te worden. We fantaseerden over kinderen en het grote huis dat we zouden kopen met twee grote auto’s voor de deur. Dingen die me vrij weinig zeiden. Met mijn kinderwens stemde hij gelukkig in voordat hij zijn fortuin vergaarde, het grote huis met dito auto kwamen er wel. Ik vond het er vanaf de eerste dag verschrikkelijk. Gunnar wilde netheid en leegte, ik wilde een bont gezinshuis waar alles kon. Maar dat was onbespreekbaar.
Terwijl ik, anderhalf jaar na ons huwelijk, alleen thuiszat met onze oudste dochter, brokkelde mijn eigenwaarde stukje bij beetje af. Ik had geen inzicht in onze financiën, want daar was ik volgens Gunnar te onhandig mee. ‘Jij bent het creatieve brein’, zei hij dan. Maar als ik iets in huis wilde veranderen, kon ik rekenen op drie dagen silent treatment. Mijn sociale omgeving werd steeds kleiner. Gunnar wilde zelfs niet dat ik alleen was met mannelijke collega’s op mijn werkdagen. Mijn vriendinnen waren losers, met hun rijtjeshuizen en ‘gepsychologiseer’. In hun bijzijn gedroeg hij zich zo onuitstaanbaar arrogant en ongeïnteresseerd dat ik maar niet meer met ze afsprak. In mijn eentje met vrienden op pad kon ik wel vergeten. Ik had gekozen voor ons gezin, daar moest ik verantwoordelijkheid voor nemen. Ik wilde toch niet net zo worden als mijn moeder die me mijn leven lang verwaarloosd had?
Hij werd steeds onberekenbaarder. Werd uit het niets boos om de kleinste dingen en deed steeds gemenere uitspraken. Ik was dom. Sociaal gestoord. Egoïstisch. Precies het tegenovergestelde van alles wat ik écht ben. Maar ik geloofde hem. En na negen jaar was ik gereduceerd tot een schim van mezelf. Ik voelde me depressief en angstig. Naar de kinderen keek hij nauwelijks om. Ook viel me steeds meer op dat hij nooit over gevoel praatte. Interesse in mijn gevoelswereld toonde hij al helemaal niet.
Mijn zus had mijn ondergang al die jaren met lede ogen aangezien. Ik sprak haar stiekem, want volgens Gunnar was ze er op uit me te hersenspoelen. Dat stiekem bellen was trouwens zo makkelijk nog niet, want Gunnar kopieerde de inhoud van mijn telefoon. Toen ik baarmoederhalskanker kreeg en hij me waardeloos noemde, was de maat vol. Mijn zus en haar man leenden me achtduizend euro, en in het diepste geheim regelde ik een flatje. ‘Ren’, zei mijn zus, ‘ik zie wel of je me ooit terugbetaalt.’
‘Maar ik kan het wel, zonder jou’, antwoordde ik die bewuste dag. ‘Sterker nog: ik heb het zojuist gedaan.’ Gunnar ontstak in een woede die ik nog nooit had gezien. Even vreesde ik voor mijn leven, maar toen realiseerde ik me dat hij nooit iets zou doen dat zijn aanzien van de buitenwereld zou schaden. Na de scheiding maakte hij mijn leven tot een ware hel. Ik was een afvallige en verdiende het niet gelukkig te zijn. Hij onttrok zich aan de verantwoordelijkheid voor de kinderen en maakte me zwart in het restje sociale omgeving dat we nog hadden. Wanneer hij de kinderen zag, zette hij het op een huilen omdat hij ze zo miste. Óf hij negeerde ze wanneer ze niet in zijn pas liepen. Inmiddels zijn ze 17 en 19, en willen hem alleen nog zien op verjaardagen.
Nu, elf jaar later, heb ik eindelijk het gevoel dat ik losser van hem kom. Ik heb EMDR- en psychotherapie gevolgd. Gunnar heeft geen vat meer op wat ik doe, al blijf ik bang voor de dreiging. Een uitspatting ligt altijd op de loer. Mensen denken vaak dat een narcistische ex gewoon een wat arrogante egoïst is. Maar narcisme in je relatie is verwoestend en doodeng, levenslang.”
‘Mijn leven lang voelde ik me afgewezen door de oordelen van mijn moeder’
Het kostte Lana (35) een jaar aan psychologische trajecten voor ze het onder ogen zag: haar lage eigenwaarde en verslaving aan keihard werken, waren een resultaat van haar moeders narcistische opvoeding.
“Toen ik na de havo een sociale opleiding wilde volgen, kreeg mijn moeder een waas voor haar ogen. ‘Wat?’, gilde ze. ‘Dat doe je me niet aan!’ Ik wilde mijn hart volgen en mensen helpen, ik zag niet in wat ik mijn moeder daarmee aandeed. Maar zij wilde een dochter met meetbaar succes, in de accountancy of advocatuur. Als ik er maar geld mee verdiende. Mijn broer deed het beter in haar ogen. Na de pabo, een doorn in haar oog, nam hij per stom toeval het bedrijf over waar hij al sinds zijn zestiende een bijbaantje had. Hij maakte een paar slimme keuzes en zat er voor de buitenwereld duidelijk warmpjes bij. Toen ik kort daarop bij een verslavingskliniek ging werken, gunde mijn moeder me geen compliment. Ze zou blij zijn als ik tenminste een sociale huurwoning zou kunnen vinden met dat baantje, zei ze. Dat ik misschien wel zinnig bijdroeg aan de maatschappij, boeide haar geen seconde.
Mijn hele leven voelde ik me afgewezen en nietig door de oordelen van mijn moeder. Mijn vrienden deugden niet, mijn kleding was armoedig, mijn uiterlijk niet vrouwelijk genoeg. Toen ik op mijn zestiende na lang nadenken vegetariër werd, nam mijn moeder ons mee uit eten naar een grillrestaurant. Keer op keer bleef ik moeite doen haar goedkeuring en liefde te verdienen. Ik ging steeds harder werken om mijn succes te bewijzen en at de daaruit voortvloeiende depressie ’s avonds stiekem weg.
Omdat ik op mijn dertigste zo onzeker was dat ik niet zwanger durfde te worden, uit overtuiging een slechte moeder te zijn, stuurde mijn man aan op psychotherapie. Daar leerde ik mijn eigenwaarde terug te vinden en te kiezen voor wat míj gelukkig maakt. Toen ik als onderdeel van de therapie mijn moeder liefdevol confronteerde met een traumatisch voorval uit mijn jeugd, ontkende ze het. ‘Je verzint dingen’, zei ze. ‘Dat heb je altijd al gedaan.’ Daarop besloot ik het contact te minimaliseren. In een zelfhulpgroep voor codependency – ik was mijn hele leven bezig in te spelen op de behoeften van anderen – noemde een groepsgenoot mijn moeder voor het eerst een narcist. Daarmee viel opeens alles op zijn plek. Ik zie haar alleen nog met verjaardagen en Kerst. Dan houd ik het bij koetjes en kalfjes en zorg dat ze me niet persoonlijk kan raken. Dat ze mijn zoon van drie al even zelden ziet, is iets wat ze me regelmatig voor de voeten werpt. Ik laat het maar. Ik zal alles doen om te voorkomen dat ze bij hem hetzelfde aanricht.”
‘Mijn vriendin weet niet beter’
Het is een energielek. Toch wil Dragica (28) de afspraken met haar langste vriendin Mirjana (28) niet opgeven. Ze vindt haar narcisme wel aandoenlijk.
“‘Let op’, zeiden moeders op het schoolplein toen ik bevriend raakte met Mirjana. Onze dochters zaten samen in groep 3. ‘Ze heeft altijd een ‘snoepje van het jaar’. Dan is ze je beste vriendin, en daarna kotst ze je uit.’ Ik was er niet zo bang voor. Mirjana’s overheersende, vaak wat hysterische verschijning vond ik wel amusant. Op elke ouderbijeenkomst wist ze alle aandacht naar zich toe te trekken. Iedereen wist van de enorme villa waarin ze woonde en dat die onder architectuur was ingericht. Sommige mensen waren ronduit bang voor haar. Als ze je niet moest, kon je je maar beter bergen. Ik zag vooral een kwetsbare vrouw die zichzelf heel hard overschreeuwde. En nadat ik een keer bij haar thuis was geweest om mijn dochter op te halen, zag ik dat die villa van binnen één grote puinhoop was. Ik hield van haar humor en nam haar vooral niet te serieus. Zolang ik dat niet te kritisch bracht, kon ze daar prima tegen.
Een jaar geleden begon ze wat door te slaan. Ik vond haar paranoïde in haar gedachtegang. Ze dacht dat iedereen tegen haar was, en ze zou die mensen weleens even een lesje leren. Ik maakte me zorgen over haar kinderen en zei dat voorzichtig. Vraag me niet hoe het gebeurde, maar Mirjana begon onbedaarlijk te huilen. Ze beloofde hulp te zoeken, en deed dat. Om de psychologen en sociaal werkers vervolgens allemaal ‘te dom’ en ‘onderontwikkeld’ te noemen, haar uitzonderlijke intellect en verschijning niet waard.
Ik ben niet afhankelijk van onze vriendschap, dus lach ik haar acties meestal weg. Ik vind haar narcisme wel aandoenlijk. Geduldig luister ik naar al haar fantastische verhalen, waarvan ik zeker weet dat ze de helft verzint en die me soms ronduit uitputten. Eronder ligt veel trauma, en bovenal iemand die het echt niet kwaad bedoelt. Daar houd ik aan vast, zelfs al weet ik dat ik in de kou sta als ik háár eens nodig heb. Iedere vriendschap heeft andere kwaliteiten.”
Lees ook:een narcistische partner, moeder of vriendin? Zó herken je het