Kattenmens Hondenmens

Daniëlle: ‘Ik moest kiezen: de liefde van mijn leven, of mijn dieren’

Daniëlle (29) dacht dat ze met Robert haar droomman had gevonden. Maar toen ze wilden samenwonen, accepteerde hij niet dat ze haar kat én hond wilde meenemen. “Je kunt bij veel dingen tot een compromis komen, maar hierbij niet.”

Daniëlle: “Dat mijn ex Robert niets met dieren had, wist ik toen wij een relatie kregen. Hij vertelde me het vrijwel meteen: hij was nooit met dieren opgegroeid én hij was als kind een keer gebeten door een hond, waardoor hij een soort levenslange angst voor alles met vier poten had ontwikkeld. Hij tolereerde mijn kat Missy, maar wilde haar niet om zich heen. Dus als hij bij mij was, zette ik Missy op het afgesloten balkon of ik sloot haar met veel speeltjes, eten en de kattenbak op in de logeerkamer. Niet ideaal, maar op die manier hield ik het gezellig in huis. Sowieso moest Missy ook weinig van Robert weten. Blijkbaar voelde mijn kat aan dat hij haar niet kon uitstaan en was dat wederzijds, want bij anderen zat ze binnen een minuut op schoot, maar hem ging ze altijd uit de weg. Ik had moeite met Roberts aversie. Zelf ben ik een enorme dierenliefhebber. In mijn jeugd waren er altijd beesten. Ik groeide op met alleen mijn moeder en het was net een halve kinderboerderij. Naast een stuk of vier katten, haalden we bijna alles in huis wat onze zorg nodig had: een konijn waar iemand vanaf wilde, een ziek vogeltje uit het park, een verdwaalde hamster… Er belden zelfs mensen aan die ergens in de buurt een zielig dier hadden gevonden of die een dier hadden dat een goed huis zocht. Mijn moeder leerde me daarmee al vroeg dat ik goed moest zijn voor alle levende wezens. Toen mijn moeder borstkanker kreeg, ging al onze aandacht daarnaar toe. Er kwamen geen nieuwe dieren meer bij, op een bepaald moment hadden we alleen nog maar Missy. Gelukkig kwam mijn moeder er bovenop, ze werd zelfs schoon verklaard. Dat was voor mij het moment op op eigen benen te gaan staan, ik verhuisde naar mijn flat en nam Missy mee. Ze was van ons samen, maar hing het meest aan mij. Na al die jaren van mantelzorgen, genoot ik van het alleen zijn. Af en toe had ik een date of ging ik uit, maar ik hoefde niet per se een relatie.”

Alleen een goudvis

“Dat veranderde, toen ik twee jaar geleden Robert ontmoette via een gezamenlijke kennis. We vonden elkaar direct leuk, maar deden in het begin rustig aan. Robert kwam net uit een lange relatie en was bovendien tien jaar ouder dan ik. Een keer wandelen, samen eten of naar de bioscoop. Ik denk dat ik pas na drie maanden voor het eerst bij hem bleef slapen. Vanaf dat moment ging het sneller. Zo spraken we regelmatig over een toekomst samen. Robert had een grote kinderwens. Hij had met zijn ex-vrouw kinderen gewild, maar dat was niet gelukt. Mede daarom waren ze ook uit elkaar gegaan. Hij fantaseerde vaak over hoe wij later samen kinderen zouden hebben. Hij had daar best haast mee. Op zich was ik nog jong en hadden we alle tijd, maar ik snapte hem wel. Een gezin met hem samen vormen leek me zeker iets moois. Ik vond Robert sympathiek, lief en verantwoordelijk. Hij was al een actieve, gekke oom, als vader zou hij vast nog leuker zijn. Het enige minpunt was dus zijn afkeer van dieren. Ik kon me geen opvoeding voorstellen zonder de aanwezigheid van een kat, konijn of hond. Maar Robert was onverbiddelijk: in zijn woning kwam later hooguit een goudvis , maar niets dat kon verharen of continu verzorging nodig had. In het begin nam ik hem nog niet zo serieus. Ik dacht dat hij na een paar goede gesprekken zou bijtrekken. We maakten het in die tijd ook niet te groot: het was leuker om samen plannen te maken voor de toekomst. We keken naar hoe we het beste op termijn konden gaan samenwonen op termijn. Dat zou dan bij hem moeten, want mijn tweekamerflat was daarvoor te klein. Robert had zijn ex uitgekocht na de scheiding en woonde in een riante eengezinswoning, waar bij wijze van spreken de kinderkamers al klaar stonden. Voor Robert trok ik liever vandaag dan morgen bij hem in, des te eerder konden we opgaan voor kinderen. Maar hij wist dat ik alleen bij hem zou gaan wonen als Missy ook mee kon. Daar maakte hij grapjes over als ‘we zetten haar in de tuin en zien wel of ze ooit nog thuiskomt’. Of ‘er is een prima asiel vlakbij waar ze heen kan’. Maar toen we steeds serieuzer werden, zei hij: ‘Nou ja, dan mag Missy ’s nachts in de garage, dan creëer ik daar een aparte warme ruimte voor haar.’ Daardoor dacht ik dat we er wel uit zouden komen en dat Roberts hekel aan dieren wel zou bijtrekken.”

Een sterke belofte

“Begin dit jaar stonden we op het punt te gaan samenwonen, toen mijn moeder weer ziek werd. De borstkanker was helaas terug en dit keer met uitzaaiingen in haar lymfen en botten. Ik nam zorgverlof op en trok met Missy bij haar in om voor haar te zorgen. Afgelopen mei, amper zestien weken na de tweede diagnose, overleed ze. Dat was keihard, pijnlijk en ontzettend zwaar. Ik had niet het idee dat ik nog van alles tegen haar moest zeggen, maar ik had graag langer van haar willen genieten. Ze had me moeten zien trouwen, kinderen krijgen. Ze zou zo’n lieve oma zijn geweest… Mijn moeder had me op haar sterfbed laten beloven dat ik altijd voor Sammy zou blijven zorgen; haar teckel. Sammy was bij haar in huis gekomen nadat ik op mezelf was gaan wonen. Mijn moeder wilde altijd al graag een hond, en Sammy zorgde voor gezelligheid, hielp haar bij het omgaan met het lege nest Ik hoefde geen twee keer na te denken over haar verzoek. Natúúrlijk nam ik Sammy in huis, geen twijfel mogelijk. Die twijfel kwam pas veel later en niet bij mij, maar bij Robert. De eerste dagen na mijn moeders overlijden reageerde hij nog mild, maar daarna werd hij steeds bozer. Hij was echt not amused over mijn belofte. Waarom had ik dit toegezegd, wetende hoe hij in de wedstrijd stond? Ik wist toch dat hij een bloedhekel had aan honden? Wij zouden toch  gaan samenwonen en voor een gezin gaan? Daar konden we absoluut geen hond bij gebruiken. Dat Missy mee zou verhuizen naar zijn huis, dat had hij geaccepteerd omdat hij het zielig voor het beestje vond. Ze was al elf en we konden haar moeilijk naar een asiel brengen. Die paar jaar dat Missy nog zou leven, nou, dat kon hij wel volhouden. Maar Sammy was pas vijf en met een – in Roberts ogen – beetje pech leefde hij nog wel tien jaar. Zo oud kunnen teckels immers worden. Robert moest daar niet aan denken. Hij vindt honden stinken, te veel blaffen, ze verharen en Sammy was ook nog eens altijd zeer aanwezig. Hij was niet gewend alleen te zijn en wilde continu bij ons zijn. Helemaal die eerste weken na de dood van mijn moeder, week hij niet van mijn zijde. Ook moest Sammy drie à vier keer per dag uitgelaten worden, Robert zag dat als een enorme opgave. Hij wilde leuke dingen doen met mij en er veel op uit, door Sammy kon dat volgens hem niet meer. Meenemen naar zijn familie of zijn vrienden was geen optie, want die hadden ook een hekel aan honden. Dan hadden we dus constant een hond in huis waarvoor we óf op tijd naar huis moesten óf steeds een oppas inhuren. Robert piekerde er niet over.”

Kwetsbaar en verdrietig

“Na zijn boosheid liet Robert even niets van zich horen.  Maar een week later kwam hij toch weer bij me terug. Dit keer met ‘oplossingen’: misschien wilde mijn moeders beste vriendin Sammy wel hebben, die was toch dol op honden? Dat klopte. Als ik het haar zou vragen, zou ze er vast over nadenken en het waarschijnlijk nog willen doen ook. Maar ik kon het gewoon niet. Ik had mijn moeder beloofd dat ik voor haar hondje zou zorgen. Dat betekende niet een week of een maand, maar tot aan Sammy’s dood. Die belofte ging ik niet verbreken. Ik snapte dat Robert baalde, maar hij moest inzien dat dit van mijn kant overmacht was. Sowieso voelde ik me enorm kwetsbaar en verdrietig door mijn moeders dood. Ik had echt geen zin in te veel drama en gezeur. Bovendien snapte ik niet dat hij er zo’n punt van maakte. Stel dat ik zwanger zou raken, dan bleef van dat vele uitgaan, weekendjes weg en reizen toch ook niet veel over? En als ik dan met de baby in de kinderwagen naar buiten ging, kon Sammy net zo goed mee. Daarbij ben ik erg schoon. Ik stofzuig elke dag, ik zou er echt wel voor zorgen dat zijn mooie spullen netjes bleven. Maar Robert was onvermurwbaar. Hij werd steeds chagrijniger als hij bij me  was en Sammy aan mijn voeten lag. De relatietherapie die ik als oplossing voorstelde, werd door hem weggelachen. Hij was niet gek, er was met hem niks aan de hand. We hadden ook geen relatieprobleem, maar een loyaliteitsprobleem. Hij bleef erbij dat ik nooit had mogen beloven Sammy in huis, in zíjn huis bovendien, te nemen zonder met hem te overleggen. Hij vond dat hij belangrijker was dan ‘zo’n hond’. Hij zag de moeilijkheid ook niet. De hond hoefde echt niet naar een asiel, maar kon naar de lieve vriendin van mijn moeder. Hij kende ook zelf nog iemand die graag een hond wilde.  Probleem opgelost, toch? Hij stelde me eigenlijk voor een ultimatum: of de hond weg of hij zou vertrekken. Voor mij voelde heet als een duivels dilemma: kiezen tussen enerzijds de liefde van mijn leven en anderzijds de belofte aan mijn moeder, en dus mijn dieren. Niet te doen. Had mijn moeder nog geleefd, dan had ik dit met haar kunnen bespreken. Maar omdat zij was overleden, viel er niets meer te overleggen en kon ik dus ook niet deze belofte aan haar verbreken.”

Het was klaar

“Er zat niets anders op dan uit elkaar te gaan, en dat gooide ik Robert voor z’n voeten. Eigenlijk in de hoop dat hij dan zou zeggen dat dat natuurlijk onzin was, dat hij zoveel van me hield dat hij water bij de wijn zou doen en het hondje erbij zou nemen. Maar dat zei hij niet. Voor Robert was het klaar. Hij hield van mij en wilde niets liever dan samen kinderen krijgen, maar hij kon mij niet meer vertrouwen. Wij hadden geen toekomst meer en hij verbrak onze relatie. Dat is nu ruim een half jaar geleden. Ik vind het nog steeds kwalijk dat hij mij liet kiezen. Robert was en ís mijn grote liefde, maar soms moet je accepteren dat er onoverbrugbare verschillen zijn. Je kunt over veel dingen tot een compromis komen: wel of geen gordijnen, behang of verf op de muur, een leren of stoffen bank, een witte of een bruine keuken. Maar niet over zoiets belangrijks. Voor mij is een huisdier meer dan zomaar een gezinslid, ik zie het eerder als familie. En die laat je nooit in de steek.” Tekst: Joan Makenbach. Om privacyredenen zijn alle namen veranderd, De echte namen zijn bekend bij de redactie.​​​​​​ Foto: Getty Images

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.

LEES OOK

Lees meer Persoonlijke verhalen