Placeholder

De jeugdliefde van Eefje moet iets bekennen..

Eefje ontmoet haar jeugdliefde weer en het is al snel heel vertrouwd. Tot hij iets moet bekennen.. ‘Op het toilet heb ik verschrikkelijk zitten huilen.’

Eefje ontmoet haar jeugdliefde weer en het is al snel heel vertrouwd. Tot hij iets moet bekennen.. ‘Op het toilet heb ik verschrikkelijk zitten huilen.’

Eefje: “Toen ik die brief van de reünie van mijn oude school ontving, klopte mijn hart in mijn keel. Wat zou het leuk zijn om iedereen weer te zien. En vooral: om Frank weer te zien. Frank is mijn jeugdliefde. Ik was al ruim een jaar verliefd op hem – die stoere jongen van twee klassen hoger, met zijn onverschillige, maar intelligente uitstraling – toen hij me op een schoolavond te dansen vroeg. Twee jaar zijn we onafscheidelijk geweest, we waren echt een begrip op school. Maar zodra hij van school ging om te studeren, liep het stuk. Verschrikkelijk, wát een liefdesverdriet heb ik gehad. Later koesterde ik de herinnering aan onze liefde. Wat was het mooi, intens, oprecht geweest. Ik dacht vaak nog met warmte aan hem terug.

Op de reünie was ik dodelijk zenuwachtig, maar toen ik hem zag, viel alles van me af. Het was meteen weer vertrouwd. Ook hij was erg blij om mij weer te zien en we spraken af het weekend erna samen uit eten te gaan, om uitgebreid bij te praten. Ik had geen illusies dat het weer wat zou worden – ik ben al jaren gelukkig getrouwd, hij ook – maar het leek me fantastisch om oude herinneringen op te halen. En het etentje was inderdaad bijzonder. Het was net alsof alle jaren wegvielen, ik voelde zo’n verbintenis. We vertelden elkaar over onze levens, over onze nieuwe liefdes. En we begrepen elkaar weer volkomen, net als vroeger.

Tot Frank begon te vertellen over Barbara. Barbara was vroeger een klasgenote van me. Zij had altijd een oogje op Frank, dat wist ik wel. Ik had me daar indertijd vaak genoeg aan geërgerd. Frank had me altijd gezegd dat hij haar maar een trut vond. Maar nu kwam hij met een bekentenis. Hij wilde eindelijk eerlijk tegen me zijn: in de zomervakantie van 1988, we waren toen anderhalf jaar samen, heeft hij een paar weken wat met haar gehad. Ik zat toen met mijn ouders in Italië. Ook toen ik terug was, heeft het nog even geduurd, tot hij besloot dat ik toch de allerleukste was. Hij hoopte dat ik hem kon vergeven, want hij had zich hier heel lang schuldig over gevoeld.

Het was alsof ik een keiharde klap in mijn gezicht kreeg. Ik voelde al mijn eten weer omhoog komen en ben snel naar het toilet gerend. Daar heb ik verschrikkelijk zitten huilen. Mijn sprookjesbeeld van vroeger viel aan duigen. Hij had me bedrogen, terwijl ik hem zo had gemist daar in Italië. En niet één keer, nee, wékenlang had het geduurd! We hebben er daarna nog uitgebreid over gepraat en de spijt droop van zijn gezicht. Ik had geen zin om boos te zijn, zoveel jaren na dato. En ik kan het hem ook wel vergeven, we waren nog zo jong. Alleen: ik wilde dat hij het me nóóit had verteld. Ik had zo’n prachtige herinnering aan ons. Met zijn bekentenis heeft hij alles bezoedeld. Altijd als ik nu terugdenk aan vroeger, krijg ik een rotgevoel. Dat vind ik vreselijk jammer…”