Dikke kont
14 december 2012
Stefanie kijkt vanaf de zijlijn toe hoe haar dochters altijd kritiek op hun eigen uiterlijk hebben. Ze moeten eens om zich heen kijken naar anderen en beseffen hoe mooi ze zijn, vindt Stefanie. Maar zij zijn niet de enige…
Stefanie kijkt vanaf de zijlijn toe hoe haar dochters altijd kritiek op hun eigen uiterlijk hebben. Ze moeten eens om zich heen kijken naar anderen en beseffen hoe mooi ze zijn, vindt Stefanie. Maar zij zijn niet de enige…
Mijn kinderen zijn alle vijf prachtig. De oudste vier kunnen hun schoonheid niet van mij hebben. Misschien ga je op elkaar lijken als je jaren bij elkaar woont, maar genetisch gezien zit er niets van mij bij. Ik ben trots op hun knapheid, hoewel ik er geen invloed op heb. Vroeger misschien enigszins. Toen zocht ik hun kleding uit en deed ik bij de meisjes leuke vlechtjes in het haar. Nu vragen ze hooguit naar mijn mening.
De kinderen zien er altijd leuk uit. Helaas denken vooral de meisjes daar zelf anders over. Deborah vindt zichzelf te dun. Faith klaagt over het formaat van haar wenkbrauwen. Christianne meent dat ze is aangekomen. Tureluurs word ik ervan! Ik zeg dat ze slank zijn, een gebit hebben om u tegen te zeggen en dat hun haren altijd leuk zitten. ‘Jullie zijn net fotomodellen!’. Geen van de complimentjes helpt.
‘Kijk naar jongeren om jullie heen, zijn zij mooier?’ probeer ik nog, maar het werkt niet. Ik ben dat ontevreden gedoe zat. Hoe moet iemand zich voelen die een zichtbaar mankement heeft? Dat geklaag altijd!
‘Ik zou wel zo’n figuur als jij hebt willen,’ zegt Deborah als we samen in de keuken staan.
'O ja?’
‘Ja, maar dan niet zo’n dikke kont.’
Ik weet niet of ik die twee zinnen als compliment of als belediging moet samenvatten. ‘Ik heb tenminste iets om op te zitten’, zeg ik monter, maar inwendig onzeker. Dik ben ik nooit geweest, maar dat achterwerk, tja, dun is anders. Verdrietig kijk ik in de spiegel. Mijn haar zit ook al niet. Ben ik nog wel aantrekkelijk?
In de kamer hangt een foto van Dirk en mij waar de schoonheid vanaf spat. ‘Waar is die vriendin gebleven?’ vraagt Dirk zich soms gekscherend af. ‘Dat is twaalf jaar geleden!’ verdedig ik mezelf dan.
‘Heb ik een dikke kont?’ vraag ik aan Dirk als we alleen zijn.
‘Ja, jeetje wat een reet!’
‘Nee, even serieus.’
‘Ik ben serieus.’
‘Ben je echt serieus?’
‘Zeur toch niet zo! Kijk om je heen, dan mag jij niet klagen,’ vervolgt Dirk relativerend.
Dat relativeren komt me bekend voor. Wie heb ik dat eerder horen doen?