Canva1 2022 07 06t154344.205

Emma kreeg op haar 23ste een herseninfarct

Alles wat Emma (28) wilde bereiken, lukte haar ook. Tot ze op haar 23ste een herseninfarct kreeg en daar blijvend hersenletsel aan overhield. Het heeft ook goede dingen gebracht. ‘Vroeger was ik best onzeker, maar ik heb de afgelopen jaren zo veel liefde gekregen, dat ik dat niet meer ben.’

Emma: “Als ik iets wilde bereiken, lukte me dat. In mijn middelbareschooltijd was ik met tennis de nummer 23 van Nederland en tijdens mijn studie communicatie opende ik een eigen webshop. Het was mijn grote droom om bij LINDA te werken en ook dat kreeg ik voor elkaar. Dat heb ik een paar jaar gedaan en toen ik de reistijden zat was, ben ik als copywriter bij een social bureau in Eindhoven aan de slag gegaan. Op mijn 23ste kochten mijn vriend Ivo en ik een huis. We hadden alles perfect voor elkaar.
Wel had ik al een tijdje last van duizelaanvallen die een seconde of tien duurden en dan leek het of ik alles dubbelzag. Ik ging ermee naar de huisarts en zij dacht dat het stress was. Ik was ook heel druk, dus het leek een logische verklaring. Achteraf waren dat waarschijnlijk TIA’s, dan wordt kort een bloedvaatje in de hersenen afgesloten zonder dat het gevolgen heeft.”

Word maar nuchter

“In januari had ik een nieuwjaarsborrel van mijn werk. Ironisch genoeg vierden we die avond ook dat we een prijs hadden gewonnen voor onze beroertecampagne voor de Hartstichting. Die avond kreeg ik weer een duizelaanval, maar nu ging het niet over. Met een collega ging ik naar buiten en het lukte me niet om goed te lopen. We gingen op een bloembak zitten en ik begon over te geven. Over haar schoenen. Ik schaamde me kapot, dacht: straks denkt iedereen dat ik dronken ben. Mijn arm kreeg ik niet meer omhoog, mijn mond prikkelde, ik kon niet meer goed zien en voelde me doodmoe. Mijn collega heeft toen een ambulance gebeld en die kwam snel. Na een paar onderzoekjes zei de verpleegkundige: ‘Ga maar naar huis om te ontnuchteren.’
‘Twee biertjes’, zei ik zacht, praten kostte me veel moeite. Daar kon ik toch niet dronken van zijn? Mijn collega’s belden Ivo of hij me kwam halen. In ons appartement heeft hij me in bed gelegd. Wanneer ik maar even bewoog, moest ik weer overgeven en als Ivo me aanraakte deed het pijn. Ik had geen idee wat er met me aan de hand was, dacht dat iemand misschien iets in mijn drankje had gedaan.”

Leger dokters

“’s Ochtends moest Ivo naar zijn werk en is mijn moeder gekomen om op me te letten. Het ging nog steeds niet beter en daarom bracht ze me naar de huisarts. Met veel moeite wist ze me van de trap af te krijgen, in de auto te helpen en bij de dokterspraktijk te krijgen. De huisarts vroeg of ik mijn ogen wilde sluiten en met mijn linker- en rechterhand mijn neus wilde aanraken. Met rechts lukte dat niet. ‘Ik weet genoeg’, zei ze en onmiddellijk belde ze een ambulance. Even later lag ik op de eerste hulp met een infuus in mijn arm. Het ging allemaal zo snel.
Er werd een CT-scan gemaakt, daarvoor ga je liggend door een soort tunnel, terwijl er foto’s van je hersenen worden gemaakt. Heel eng vond ik dat. Met mijn moeder en Ivo, die ook naar het ziekenhuis was gekomen, wachtte ik op de uitslag. Een heel leger aan dokters kwam mijn kamer binnen. ‘Ik heb een tumor in mijn hoofd!’, zo schoot er door me heen. Dat was natuurlijk de oorzaak van die duizelaanvallen! Toen ze vertelden dat ik een herseninfarct had, voelde ik me in eerste instantie opgelucht. Tot ik het gezicht van mijn moeder zag en besefte dat dit ook ernstig was.
Die week werd onderzocht wat ik nog kon. Ik had een privékamer en die hele week heeft Ivo in een stoel naast mijn bed geslapen. Aan de rechterkant van mijn lichaam had ik uitvalsverschijnselen en ik was ongelooflijk moe. Ik zag continu dubbel omdat mijn ogen niet meer konden samenwerken. Als ik een beschuitje kreeg, snapte ik niet hoe ik dat uit de verpakking moest krijgen en er een plakje kaas op kon krijgen. Lopen ging nauwelijks, ik kon mijn haar niet kammen, me niet aankleden en niet douchen.”

Revalidatiekliniek

“Na die week kreeg ik te horen dat ik een aantal maanden naar een revalidatiekliniek moest. Ik was verbijsterd. ‘Hoe kan dit?’ dacht ik. Daar gaan toch alleen gehandicapten heen? Daar hoor ik niet! Mijn ouders besloten dat ze me weer in huis zouden nemen zodat ik poliklinisch kon revalideren. Ivo trok ook bij ze in. Hij zorgde ’s avonds voor me, overdag deden mijn ouders dat. Daar ben ik ze nog steeds zo dankbaar voor.Als ik er nu op terugkijk, dan herinner ik me niet dat we toen erg verdrietig waren. Integendeel, alles wat me weer lukte, vierden we. Bijvoorbeeld dat ik weer twee meter kon lopen of een schilderij goed kon zien. We waren totaal niet bezig met wat het herseninfarct kon betekenen voor de rest van mijn leven. In de revalidatiekliniek deed ik allerlei testen bij de fysiotherapeut, de ergotherapeut, de logopedist, de psycholoog. Ze waarschuwden dat ik de rest van mijn leven last zou hebben van het herseninfarct. Dat zullen we nog weleens zien, dacht ik. Mijn winnaarsmentaliteit heeft me enorm geholpen bij het revalidatieproces. In verschillende groepen leerde ik om vaardigheden te trainen zodat mijn motoriek verbeterde. Bijvoorbeeld een blaadje in een multomap stoppen en er weer uithalen. Of een slot openmaken en een deur open- en dichtdoen. In het begin lukte me dat niet, maar door veel oefenen, ging het me op een gegeven moment weer net zo goed af als voor het infarct. In de groep moesten we vertellen wat we wilden leren. Kruiswoordpuzzels maken, hadden sommigen als doel. Ik was de enige die zei: ‘Ik wil me weer leren opmaken voor als ik straks weer uitga.’ Dat doel had niemand, en daar moesten ze speciaal een therapie voor verzinnen. Ik was steeds veruit de jongste van de groep waardoor ik soms werd aangezien voor een stagiaire. Dan moest ik zeggen: ‘Hoho, ik ben hier voor therapie.’ Niemand verwachtte een beroerte bij zo’n jong iemand. Wat me opviel was dat sommige oudere patiënten soms zo terneergeslagen waren, zo van: ik ben zestig jaar gezond geweest en nu kan ik niks meer. Ik probeerde juist positief te blijven, dacht steeds: het had nog veel erger kunnen zijn. 

Salarisverhoging

”In de kliniek hadden ze me gezegd dat het merendeel van de patiënten zijn baan kwijtraakt. Toen ik op mijn werk vertelde over mijn revalidatieproces zeiden ze: ‘Neem alle tijd en ruimte om beter te worden.’ Ik kreeg nog salarisverhoging ook. Ze steunden me enorm. Dat hadden ze bij de revalidatiekliniek nog nooit meegemaakt. Na een half jaar was ik klaar met revalideren. Ik kon toen weer voor mezelf zorgen. Ik schrijf niet meer zo mooi als vroeger en soms voelt mijn been gek als ik op een zachte ondergrond loop. Het vervelendste dat ik aan het herseninfarct heb overgehouden, is dat ik sindsdien erg gevoelig ben voor prikkels. Ik voel me continu of ik na een lange werkdag op een druk station sta. Muziek luister ik daarom niet vaak meer, en als ik werk zet ik een noise cancelling koptelefoon op. Ik werk nu 24 uur per week, en elke dag ga ik van vier tot zes even slapen zodat Ivo en ik nog wat aan de avond hebben. Dat betekent ook dat hij altijd kookt. Uitgaan doe ik niet meer omdat ik dan snel overprikkeld raak en daarna nog lang moe ben. Als vriendinnen iets gaan doen, ga ik vaak een uurtje langs. Daarna plan ik een rustdag in. Spontaan erop uitgaan zit er niet meer in.”

Sterke en intense relatie

“Ivo klaagt nooit dat hij altijd moet koken of dat ik niet meer overal mee naartoe kan. Hij vindt het vooral vervelend voor mij. Het ontroert me nog steeds als ik eraan denk hoe hij me al die tijd heeft gesteund. Een tweede van hem is er echt niet. Ivo heeft me op mijn allerslechtst gezien, toen ik niets zelf kon. Dat heeft ervoor gezorgd dat we een ongelooflijk sterke en intense relatie hebben. We wilden graag kinderen, maar na het infarct was ik bang dat ik het niet meer zou aankunnen. Als ik een middagje met de kinderen van mijn zus heb opgetrokken, ben ik kapot. Dat vond ik zo erg voor Ivo. Maar hij zegt: ‘Daar kun jij niets aan doen. Dan maar niet, met z’n tweeën hebben we het ook goed.’ Inmiddels heb ik erover gepraat met de psycholoog en die zegt dat iemand met hersenletsel best voor een kind kan zorgen, het gaat er vooral om dat een kind liefde krijgt. Sindsdien sta ik positiever in.
Ik gun het niemand om mee te maken wat ik heb meegemaakt, maar hoe gek het ook klinkt, tegelijkertijd gun ik het iedereen. Je leert zo genieten van de dingen die nog wel kunnen. Vroeger was ik best onzeker, maar ik heb de afgelopen jaren zoveel liefde en steun gekregen dat ik dat niet meer ben. Mijn vriendinnen zijn ook zo begaan en betrokken geweest. Ivo en ik zeggen vaak tegen elkaar: ‘Beter kunnen we het niet hebben.’ We hebben elkaar, leuk werk, een fijn huis lieve vrienden. Natuurlijk zou ik graag meer energie hebben en wat vaker op stap gaan, maar ik heb geleerd om te kijken naar alles wat ik nog wel kan. Ik heb een geweldig leven.”
Tekst: Maartje Fleur

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.