Gaat Knof op de bon?
20 februari 2012
Vriendin.nl columnist Knof is drievoudig vader en debuterend schrijver. In zijn column vertelt hij hoe hij dat combineert. Deze week wordt hij aangehouden op weg naar de supermarkt, is hij schuldig of niet?
Vriendin.nl columnist Knof is drievoudig vader en debuterend schrijver. In zijn column vertelt hij hoe hij dat combineert. Deze week wordt hij aangehouden op weg naar de supermarkt, is hij schuldig of niet?
Knof op de bon?!
Sinds kort ben ik meestercrimineel. Onlangs nog werd ik achtervolgd, klemgereden en bijna gearresteerd. Toegegeven: het ging niet harder dan dertig kilometer per uur en de helft van de tijd had ik niet eens door dat ik middenin een politieachtervolging zat, maar toch.
Dat zat zo.
Ik reed nietsvermoedend in onze gezinswagen naar het winkelcentrum om de wekelijkse voorraad boter, pindakaas en eieren in te slaan. In de verte naderde een politiewagen. Daar schrok ik van. Ik schrik eigenlijk altijd als ik een politieagent in het wild zie, ik heb dan wel niets te verbergen, maar weet die man dat ook? Misschien is hij wel zo’n overijverig type dat nog één arrestatie verwijderd is van zijn droompromotie, en misschien lijk ik wel zonder het te weten als twee druppels water op Hugo P., de zojuist ontsnapte meestercrimineel die altijd in andermans eten hoest en nooit zijn hand uitsteekt als hij rechtsaf slaat. Je weet het niet.
Dus schrok ik, heel eventjes, maar blijkbaar lang genoeg om de aandacht te trekken. Want terwijl ik stapvoets verder reed en mijn best deed alle rollators en winkelkarretjes te ontwijken, ging de politiewagen heel dicht achter me rijden. Op het dak knipperden in rode lampjes de woorden ‘STOP’ en ‘POLITIE’.
Zodra ik geparkeerd was zette de agent zijn wagen schuin achter de mijne: ontsnappen was onmogelijk. Hij keek me streng aan. Of ik wist waarom hij me staande had gehouden. Dat wist ik niet.
‘Dat weet u niet.’
Dat wist ik niet.
Nou, de agent wist het wel degelijk. Ik had namelijk niet-handsfree getelefoneerd, nog net geen doodzonde, maar zeker boetewaardig! Hij pakte zijn bonnenboekje en een pen en begon te schrijven.
In paniek sprak ik de waarheid: ‘Maar ik heb helemaal geen telefoon bij me…’
Hij stopte. ‘Hoe kan het dan dat ik u heb zien bellen?’
Ik haalde mijn schouders op; nogmaals de waarheid zeggen – ‘Misschien hebt u poep in uw ogen?’ –leek me onverstandig.
Hij liet me mijn zakken leegmaken. Hij doorzocht mijn auto. Hij keek streng en hij vroeg waar mijn telefoon dan was.
‘Thuis.’
Dat antwoord beviel hem niet. Hij liet een lange, dreigende stilte vallen.
‘Nou,’ zei hij eindelijk, ‘voor deze keer zien we het door de vingers.’ Ik mocht gaan.
Sindsdien houd ik mijn mobieltje dag en nacht bij me. Je weet nooit wanneer Peter R. de Vries belt voor een exclusief interview met meestercrimineel en schrijver K.