Placeholder

Hilda’s broer kwam om bij de aanslag op Koninginnedag

Hilda’s broer Addy (52) was een van de zeven slachtoffers van de aanslag op Koninginnedag in 2009. Tien jaar later speelt het verlies nog steeds een grote rol.

Hilda: “Sinds 2009 heb ik nooit meer Koninginnedag gevierd. Het voelde voor mij niet goed om op die dag nog feest te vieren.” Hilda verloor haar broer Addy op 30 april 2009, toen Karst T. met zijn auto inreed op een mensenmenigte, om zo een aanslag te plegen op de koninklijke familie. Zijn dodenrit eindigde bij monument De Naald op het kruispunt van de Loo- en Jachtlaan. Zeven toeschouwers, waaronder Addy, kwamen daarbij om het leven, elf raakten gewond.

“Ik denk dat iedereen in Nederland nog weet waar hij was die dag. Juist omdat het geen ongeluk, maar een moordaanslag was. Het is zoiets groots geweest in Nederland, dat het nooit vergeten zal worden. Voor mij zal die dertigste april voor altijd verbonden zijn met mijn broer. Ik was dan ook blij toen Willem-Alexander in 2013 koning werd en bekendmaakte dat Koningsdag voortaan op 27 april zou worden gevierd. Nu kunnen zij hun feestdag vieren en hebben wij onze rouwdag.

Het verdriet om mijn broer wordt minder, maar blijft toch mijn leven beheersen. Op sommige momenten raakt het me meer dan anders. Laatst zag ik een foto van de aanslag op de cover van een mannenblad. De slachtoffers lagen half onder de auto. Ik vraag me af of dat zomaar mag. Kennelijk denken ze bij de redactie dat ze dat nu wel kunnen doen, omdat het al zo lang geleden is. Maar voor mij en de andere nabestaanden is zo’n foto heel confronterend.”

Geliefde broer

De afgelopen tien jaar zijn voorbijgevlogen, vindt Hilda. “Ik ben nu 61, maar Addy is altijd 52 gebleven. Hij heeft veel mooie dingen gemist, zoals mijlpalen in het leven van mijn zoons. Hij was dol op ze en verwende ze erg. De grootste sinterklaascadeautjes kwamen altijd van hem. Hij heeft nooit kunnen zien dat zij trouwden en kinderen kregen.

Addy was vrijgezel. Toen ik het huis uit ging, bleef hij bij mijn ouders wonen. En later, toen mijn vader in 1994 overleed, woonde hij met mijn moeder. Hij werkte bij een leverancier voor diermedicijnen en was druk met zijn hobby’s: postzegels en wielrennen. We leefden elk ons eigen leven en kwamen niet wekelijks bij elkaar op de koffie, maar we hadden wel een goede band. Pas na zijn dood ontdekte ik dat Addy heel geliefd was bij zijn collega’s. Zij komen nog elk jaar bij mijn moeder langs om het gemis te delen. Het mooie is dat ik hem door hun verhalen na zijn dood op een andere manier leerde kennen. Ik hoorde bijvoorbeeld dat hij ’s morgens op het werk alvast koffiezette voor collega’s. Best bijzonder, want Addy deed nooit iets in het huishouden. Hij kookte nooit, dus als mijn ouders op vakantie gingen, zorgde ik dat er eten voor hem was. Ook hoorde ik dat hij vaak vertelde over zijn twee neven, mijn zoons dus. Hij praatte sowieso veel over thuis op zijn werk.”

Vlaggen halfstok

Hilda kan zich de fatale Koninginnedag nog tot in detail herinneren. “Ik was aan het werk in een winkel in het centrum. Iets na twaalven riep mijn bedrijfsleider me, er was telefoon voor me. Mijn man Jaap vertelde dat er een aanslag met een auto was geweest en dat Addy een van de slachtoffers was. Op dat moment leek het nog mee te vallen. Mijn man had van de arts in het ziekenhuis begrepen dat hij een gebroken been en een gebroken bekken had. Daaraan werd hij meteen geopereerd. Omdat we er in de operatiekamer toch niet bij konden zijn, heb ik eerst nog mijn werk afgemaakt. ‘Wat doe je hier nog?!’ zeiden collega’s. ‘Ga toch naar het ziekenhuis!’ Dat heb ik toen gedaan. Toen ik terugfietste kon ik amper de stad door komen, omdat er nog steeds vrijmarkt was. Op de heenweg naar mijn werk had ik gezien hoe het volop feest was op het podium bij het station. Nu was iedereen weg. Het podium was half afgebroken en de vlaggen hingen halfstok. Toen pas realiseerde ik me dat er iets verschrikkelijks aan de hand was.”

Paniek in het ziekenhuis

Eenmaal in het ziekenhuis wachten Hilda met haar man, moeder en kinderen op meer nieuws over Addy. “We kregen te horen dat hij was gereanimeerd. De situatie bleek veel ernstiger dan we dachten. We schrokken natuurlijk enorm. Het enige wat we konden doen, was wachten en hopen op het beste. In het ziekenhuis was veel paniek. Mensen zaten op de grond op hun familie te wachten of waren op zoek naar hun dierbaren. We hadden wel gehoord dat er een aanslag was geweest, maar nog altijd wist ik niet wat er nu precies was gebeurd. In een kamer in het ziekenhuis mochten we naar de tv kijken. Pas toen zag ik de beelden. De auto die op het publiek inreed. De koningin die diep zuchtte en tien jaar ouder leek te zijn geworden. Het was onwerkelijk. Mijn broer was een van de slachtoffers en lag in de operatiekamer te vechten voor zijn leven. Hoe vreemd het ook klinkt, ik was op dat moment de rust zelve en stelde anderen, die nog naar vermiste familieleden zochten, gerust.

Hoe meer paniek er is, hoe rustiger ik word. Die eigenschap heb ik van mijn moeder. Van binnen voelde ik ergens al dat het mis was met mijn broer. ‘Gereanimeerd’, dat klonk niet goed. Toen de arts aan het begin van de avond met een bezorgd gezicht binnenkwam, wachtte ik zijn boodschap niet af, maar vroeg meteen: ‘Is hij overleden?’ Dat was zo. Er waren vaten in zijn bekken kapot en zijn aorta was gescheurd. Tijdens de operatie was hij overleden. Ik keek mijn moeder aan en we dachten allebei hetzelfde: Addy was orgaandonor. Voor ons was het heel belangrijk dat hij misschien organen kon doneren. Mijn man had een donorhart, waardoor we wisten hoe waardevol het is om daarmee mensen te redden. Maar aan die wens kon niet worden voldaan. Addy’s lichaam werd voor onderzoek in beslag genomen door de politie. We hebben in de operatiekamer afscheid van hem genomen.”

Lees ook: Ambers vader is al 7 jaar vermist

Troost door het koninklijk huis

“Buiten de operatiekamer wachtten vier politiemensen ons op. Ik dacht nog dat die er voor de moordenaar stonden, maar ze kwamen voor Addy. Pas later hoorde ik dat de dader, Karst T., in een ander ziekenhuis lag en daar die nacht aan zijn verwondingen was overleden. Op dat moment was alles nog onduidelijk en moesten ze onderzoeken of Addy misschien op de een of andere manier bij de aanslag was betrokken. Dat gaf een heel naar gevoel.

Pas na het onderzoek werd zijn lichaam vrijgegeven. Later op de avond moest ik terugkomen om Addy in het bijzijn van de recherche officieel te identificeren. Toen ik hem weer zag, viel me op dat hij boos keek, hij had een diepe frons tussen zijn ogen. Alsof hij dacht: welke idioot heeft mij dit geflikt? Het viel ook anderen op. Addy keek nooit zo. Hij was heel lief en zelden boos.”

Enkele dagen na de uitvaart kreeg Hilda bezoek van prins Willem-Alexander en prinses Máxima. Ze toont een foto van haar familie met het koninklijk echtpaar. Hij prijkt op een kastje naast de bank. “Ze waren heel vriendelijk, begripvol en warm en ook erg aangedaan door wat er was gebeurd. Hun bezoek gaf troost.

Toen koningin Beatrix bijna een jaar later op 29 april het herinneringsmonument onthulde, hebben we prinses Máxima en prins Willem-Alexander opnieuw gesproken. De dag erna zagen we ze toevallig weer en ze herkenden ons nog. Mijn man en ik stonden bij het herinneringsmonument, waar we een radio-interview gaven. Op een gegeven moment zagen we drie auto’s langsrijden, met politiebegeleiding erachter. Het bleken Willem-Alexander en Máxima te zijn. Ze hadden in Apeldoorn overnacht en waren onderweg naar hun koninklijk bezoek aan Zeeland. Ze zwaaiden vanachter de ramen naar ons. Dat zal ik niet gauw vergeten.”

Tekst: Marloes de Moor. Foto’s: Bart Honingh. Visagie: Linda Huiberts. Dit verhaal komt uit Vriendin 17 – 2019. 

Lees ook: Angelic overwon een jeugdtrauma: ‘Mijn paard is mijn therapeut’