Karin

Karin ontvoerde haar moeder uit het verzorgingstehuis

Toen Karins (57) moeder dement werd, zorgden haar broers en zussen ervoor dat ze naar een tehuis kon. Totdat Karin besloot haar moeder te ontvoeren en haar in huis te nemen.

Karin: “Mijn moeder had vroeger vaak wanen. Toen ik nog thuis woonde, zag ze ’s nachts bijvoorbeeld allemaal kippen en konijnen op haar bed zitten. Als ik naar haar toeging, zei ze: ‘Ik weet dat ze er niet zijn, maar jaag ze even weg, dan kan ik weer slapen.’ Vreemd gedrag was mijn moeder dus niet vreemd. Het viel dan ook niet zo op toen ze de eerste verschijnselen van dementie begon te vertonen. Maar toen ze af en toe niet meer wist wie ik was of welke dag van de week het was, begreep ik wat er aan de hand was.

Zelf vond ik het niet zo’n probleem dat ze dement werd. Ze had ook goede dagen. En oké, soms was ze haar gebit kwijt, dat ik dan terugvond in de broodtrommel. Nou, dan maakte ik het schoon en gaf ik het haar, dan was het opgelost. Ze at ook niet altijd zo goed. Maar dat iemand die tegen de negentig is en nog hooguit tien jaar te leven heeft, niet volgens de schijf van vijf eet: who cares? Ik ben ervan overtuigd dat je gewoon op een andere manier moet omgaan met mensen met dementie. Als ik haar vroeg om mee te denken over een manier waarop ik met mijn puberdochters moest omgaan, wist ze het wel. De wijsheid zit er nog, de kennis niet meer. Maar kennis is ook minder interessant. Veel mensen gaan met demente mensen in het verleden zitten, dan vragen ze of ze nog dingen van vroeger weten. Ik vind: beleef dingen in het hier en nu met ze. Neem ze mee een winkel in, kijk hoeveel dingen kosten, eet ergens samen een ijsje. Met demente mensen moet je mindful zijn.”

Over mijn hoofd heen

“Ik heb zeven broers en zussen, waarvan er een aantal in de zorg werken. Zij vonden eerder dan de rest dat onze moeder niet meer thuis kon wonen. Op een gegeven moment zei mijn moeder zelf ook dat ze naar een tehuis wilde. Dat was het belangrijkste, vond ik. Wat mijn moeder goed vond, was ook goed voor mij. Maar waar moest ze heen? Een appartement, een bejaardentehuis, een verzorgingstehuis? Daar moet je je dan in verdiepen. Mijn broers en zussen die in de zorg werkten, hadden die kennis al. Ze maakten een plan. Over mijn hoofd heen, maar ik vertrouwde dat, want het was hun werk.

Helaas kwamen we bijna nergens voor in aanmerking, overal waren lange wachtlijsten. Mijn broers en zussen hebben ervoor gezorgd dat mijn moeder een hogere indicatie kreeg door haar klachten een beetje te overdrijven. Uiteindelijk kreeg ze zo een plek in een tehuis dat helemaal nieuw was. Ik dacht dat ze daar een eigen appartementje zou hebben met een balkonnetje. Om nou met z’n achten mee te lopen voor een rondleiding, leek me een beetje overdreven, dus ik ben niet mee geweest. Het ging snel. Vrijdag mocht ze kijken en maandag mocht ze er al in. Maar ik denk dat mijn broers en zussen haar zo graag ergens geplaatst wilden hebben, dat ze er meer mee bezig waren dát ze iets hadden, dan wát het precies was.”

Klein kamertje

“Toen ik voor het eerst bij mijn moeder op bezoek ging, vond ik het vreselijk. Ze had een klein kamertje met een soort ziekenhuisbed. Het was nog minder dan een gevangeniscel. Ze moest de badkamer delen. Maar mijn moeder was geen student, hè. Ze was een dametje, heel netjes en sophisticated. Ze had alleen een toilettasje mogen meenemen, het leek wel een acute opname. Ik vond: dit kan niet, dit gaat te ver. Ik zag ook dat mijn moeder er helemaal doorheen zat. En toen had ik alleen nog maar het kamertje gezien. Ik wilde iemand van de verpleging halen om te zeggen dat het toch niet waar kon zijn dat mijn moeder hier woonde. Toen kwam ik in het eetgedeelte van het tehuis. Daar zaten vijf mannen die vastgebonden in hun rolstoel zaten om te voorkomen dat ze naar voren zouden vallen. Ze hadden een soort laken om bij wijze van slab en werden als een baby gevoerd. Die mannen zaten in de laatste fase van dementie, en daar woonde mijn moeder dan tussen, terwijl ze nog gewoon liep en helemaal gezond was.

Toen ik iemand van de verpleging sprak, vertelde zij ook dat mijn moeder daar niet hoorde. Maar mijn broers en zussen, van wie de helft inmiddels op vakantie was, wilden daar niet aan. Ik denk zeker niet dat ze het slecht bedoelden. Zij dachten dat dit het beste voor haar was. Maar ik zag dat anders. Ik dacht meteen: ik haal haar daar weg en breng haar naar haar eigen huis, dan zien we wel verder. Maar dat was onmogelijk. Haar eigen huis was al helemaal ontmanteld.”

Lees ook: ‘Ik ben te druk om mijn eenzame moeder te bezoeken’

Wanhoop in haar ogen

“Na een paar dagen kon ik het niet meer aanzien. Ik was weer langs geweest en mijn moeder had me zo hard vastgeklampt. Ze was een klein vrouwtje van nog geen 1,50 meter, maar heel sterk. Zo veel wanhoop had ik nog nooit in iemands ogen gezien. ‘s Avonds in bed kon ik niet slapen. Ik dacht: ik ga haar ophalen. Het liefst wilde ik haar meenemen en in mijn eigen huis voor haar zorgen. Dat voelde veel natuurlijker dan om haar in een tehuis te stoppen. Maar ik voelde de druk van mijn broers en zussen. Die hadden al een paar keer dreigend gezegd: als je dát doet! Ik was bang voor wat er zou gebeuren als ik dat echt zou doen.

Toch stond mijn besluit de volgende ochtend vast. Ik belde mijn zus Francien, de enige met wie ik wel op een lijn zat, en vertelde over mijn plan. Ik vroeg of ze me wilde helpen, want in het tehuis zouden ze vast onze andere broers en zussen bellen, en die zouden me ongetwijfeld willen tegenhouden. Ik moest er niet aan denken dat mijn moeder net bij mij was, en dat ze haar weer terug zouden zetten in dat tehuis. De enige manier om me ervan te verzekeren dat ze niet meer terug zou gaan, is dat mijn broers en zussen mijn moeder dagenlang niet zouden zien, zodat haar plek in het tehuis naar iemand anders zou gaan. Ik wist dat dit tot een breuk met mijn broers en zussen zou leiden. Maar ik dacht: ik moet dit doen. Anders wordt het mijn moeders dood.

De ochtend dat Francien en ik onze moeder ontvoerden uit het verpleeghuis, hadden we de auto voor de deur gezet. Met de deuren van het slot, zodat we er meteen in konden. Nadat we mijn moeder in de auto hadden gezet, zijn we heel hard weggereden, want een van mijn broers was intussen al gebeld. “Rijden, rijden,” riep mijn moeder. Ze was duidelijk blij dat ze daar weg was. We zijn naar een klein hotel gereden in een plaats waarvan ik wist dat mijn broers en zussen ons niet zouden zoeken. Ondertussen maakten mijn kinderen een kamer netjes voor mijn moeder in ons huis. In het hotel kon mijn moeder een beetje tot rust komen. Ze was helemaal uitgeput. Door haar dementie was ze vergeten wat ze had meegemaakt in dat tehuis, maar de angst was er nog wel. Na een paar dagen zijn we naar huis gegaan. Alle ellende was voorbij.”

Geen contact meer

“Dat mijn moeder bij mij woonde, voelde heel natuurlijk. Ook al was het soms zwaar, want ik moest ook gewoon werken. Ik begon elke dag met een gesprek met mijn moeder. Ik gaf haar taken en verantwoordelijkheden, zoals de gordijnen opendoen. Daar was ze wel even mee bezig, want ze wist niet zo goed of dat nou links of rechts moest. Dat liet ik haar dan zelf uitvogelen. Mijn moeder was soms best moeilijk, maar ik moest altijd om haar lachen. En ze ging helemaal op in mijn gezin, dat was zo fijn. Als ze aan tafel steeds met haar vork naast haar bord prikte, pakte mijn dochter mijn moeders hand, prikte haar vork in haar eten en bracht die naar haar mond. Soms stond mijn moeder in de hal en vroeg ze waar ze was, want ze wist zeker dat ze hier nog nooit was geweest. Dan gaf mijn andere dochter haar een rondleiding in huis.

Wat ik zwaar vond, is dat ik geen contact meer had met mijn broers en zussen en ik dus alles alleen moest doen. Alleen mijn zus Francien hielp, maar zij had ook een gezin met jonge kinderen. Er waren weleens momenten dat ik weg moest, en je kon niet zomaar een vreemde op haar laten passen. Bij mijn broers en zussen was hun hekel aan mij blijkbaar groter dan de liefde voor hun moeder. Ze vonden dat ik me superieur opstelde. Misschien was dat ook wel een beetje zo, maar ik dacht dat wat ik deed, beter was voor mijn moeder. Mijn moeder heeft een jaar bij mij thuis gewoond. Ze had bij mij kunnen blijven wonen tot haar dood. Maar ze vroeg vaak naar mijn broers en zussen, en dan moest ik een smoes bedenken, dat ze op vakantie waren bijvoorbeeld. Op een gegeven moment dacht ik: als mijn moeder gaat sterven, is het voor haar het belangrijkste dat ze tussen al haar kinderen is.”

Wel gemoedsrust

“Als mijn broers en zussen bijgedraaid zouden zijn, was ze bij mij gebleven, maar dat deden ze niet. Na dat jaar kreeg ik een mooie plek aangeboden in een prachtig tehuis. De verzorgenden waren fijn, haar kamer was ruim en ze had haar eigen badkamer. Alles was daar goed, het kon niet beter. Hier had ik wél gemoedsrust. Toen ze daar eenmaal woonde, zijn al mijn broers en zussen haar komen opzoeken. Ze heeft er nog acht maanden gewoond. Daarna werd ze ziek en overleed ze binnen twee dagen. Dat vond ik fijn voor haar, dat het snel is gegaan. Ze is in het bijzijn van al haar kinderen overleden, in 2015. Ik kijk er heel tevreden op terug dat ik haar een jaar in huis heb gehad. Ik raad het iedereen aan om te doen. Door wat ik heb meegemaakt, kan ik me goed voorstellen dat mensen hun ouders uit het tehuis halen als daar corona is. Als mijn moeder daar had gezeten en ze moest in quarantaine, had ik haar meteen opgehaald. Dan had ze bij mij in huis in quarantaine kunnen zitten. Ik zou haar geen maanden hebben laten lijden.

De kans dat ik zelf het Alzheimer-gen heb, is vrij groot. Ik heb een gezondheidsonderzoek gedaan waaruit bleek dat ik een super genenpakket heb en ook niet gevoelig ben voor kanker en dat soort dingen. Maar Alzheimer, dat was een alarmbelletje. Daar ben ik nu op aan het anticiperen. Ik ben bij mij thuis een gastenverblijf aan het bouwen waar ik verpleegd kan worden, en ik heb de boel omheind zodat ik niet kan weglopen. Met mijn dochters heb ik afgesproken dat ze mij nooit naar een tehuis brengen. Zet mij in dat gastenverblijf en schuif af en toe een pizza of pannenkoek onder de deur door. Dan ben ik tevreden.”

Lees ook: Nicole is in haar eentje mantelzorger voor haar ouders

Foto: Marjolein Volmer