Knofs zoons deden mee aan de vierdaagse…
11 juni 2012
Dit jaar liepen ze weer mee en nadat Knof ze vorig jaar met een mueslireepje probeerde zoet te houden, komt hij er dit jaar niet zo makkelijk vanaf…
Dit jaar liepen ze weer mee en nadat Knof ze vorig jaar met een mueslireepje probeerde zoet te houden, komt hij er dit jaar niet zo makkelijk vanaf…
Snoepgoed
Het is vijf voor half zeven. Nog een uur en dan barst het los.
Ik sta voor de toonbank van een louche sigarenboertje met in mijn hand een boterhamzakje met drie spekkies. Het sigarenboertje heeft er wat linten aan vastgeniet en een medaille van gerecycled plastic. Er klinkt een belletje en een man met een verwilderde blik in zijn ogen komt binnen. In luttele seconden scant hij de winkel, constateert dat alle snoep al uitverkocht is, slaakt een wanhoopskreet en verlaat in looppas de winkel. Het boertje slaat dertien vijfennegentig aan. ‘Contant betalen,’ zegt hij.
Buiten bel ik Jeska in de hoop dat zij meer geluk heeft dan ik. Ze zit in de auto onderweg naar Alblasserveen. Er gaan geruchten dat de Jamin daar onder de toonbank nog spul verkoopt. Kost een godsvermogen, maar dan heb je ook wat.
‘Bel me zodra het gelukt is,’ zeg ik. ‘Ik zie je op het plein.’
Vanavond is de finale van de avondvierdaagse. Vier dagen hebben Stag (10) en Olle (8) nu met hun schoolgenootjes door Zeist en omstreken gesjokt en vanavond worden ze voor hun sportieve prestaties beloond. (Nou ja, prestaties. Olles groepje deed gisteren nog twee-en-een-half uur over vijf kilometer. Hij kwam thuis met een slapende voet. Stag liep de tien kilometer en heeft nu nog last van doorligplekken.)
Traditiegetrouw leidt de route op de laatste dag dwars door het centrum. Halverwege is er een pauze en dan duiken ineens overal trotse familieleden van de kinderen op – niet alleen vaders en moeders, ook opa’s, oma’s, aangetrouwde neven, verloren gewaande oudtantes, kortom: iedereen die het kind lief heeft of lief zou moeten hebben. En al die mensen brengen snoep mee voor hun lieveling.
De eerste keer dat onze jongens meeliepen – we woonden hier nog maar net – wisten wij niet van deze traditie. We hadden ze een macrobiotische mueslireep meegegeven: daar doe je zo lekker lang mee. (Je doet er lekker lang mee omdat je heel kleine hapjes neemt in de hoop dat het iets minder macrobiotisch smaakt).
De blik in de ogen van onze jongens toen hun vriendjes bedolven werden onder de lollies, reuzenspekken en chocoladetoffees, zal ik nooit vergeten… Jeska greep mijn hand en stilzwijgend spraken wij af: dit nooit meer.
Maar dit jaar is het snoep eerder uitverkocht dan normaal. Tot in de verre omtrek zijn de suikerprijzen tot recordhoogtes gestegen. Ik begin me zorgen te maken. Dan komt het verlossende telefoontje: de Jamin was gesloten, maar voor een klein kapitaal heeft Jeska op de zwarte markt twee zakken boterbabbelaars, een pond Engelse drop en drie liter roomijs op de kop weten te tikken. Ik slaak een zucht van verlichting. We zijn gered.
Als we de buit overhandigen, zegt Olle: ‘Leuk, maar het gaat natuurlijk niet om het snoep.’
‘Nee,’ zegt Stag. ‘Het gaat om de saamhorigheid.’