Placeholder

Laatste column

Na bijna een jaar voor ons geschreven te hebben, nemen we afscheid van Knof. In zijn laatste column gaat hij mee naar het zwembad voor een nostalgische dag, ínclusief opstoppertje.

Na bijna een jaar voor ons geschreven te hebben, nemen we afscheid van Knof. In zijn laatste column gaat hij mee naar het zwembad voor een nostalgische dag, ínclusief opstoppertje.

De duikplanken zijn gesloten: in het wedstrijdbad worden baantjes getrokken door oude mensen met badmutsen en hoogtezonbrilletjes. Maar er is een wildwaterbaan en een ijskoud dompelbadje en je kunt onder plastic flappen doorzwemmen naar buiten toe. En: er is een wildwaterglijbaan van 70 meter.

 
Acht natte jongetjes van negen, tien of bijna elf eten frietjes en drinken cola. Twee lusten hun kroket niet, die heel anders smaakt dan anders, en eentje bloedt nog een beetje uit zijn neus. Op mijn teken rennen ze terug naar het water: nog een uurtje zwemmen en dan is het feest voorbij.
 
Over de natte tegels patrouilleren een badmeester en een badjuf. Ze dragen slippers en gele polo’s. Hij is een slungelige jongen met een gezicht vol puistjes die twijfelen of ze nog wel nodig zijn. Zij is een kloek te noemen. Ze wiegt haar bilpartij en schudt met onzichtbare sambaballen op de maat van de muziek.
Terwijl ik de frietbakjes opstapel, geeft ze de slungel een uitbrander. Hij moet beter opletten bij de 70 meter lange glijbaan: die jongetjes daar doen gevaarlijk en hij moet niet bang zijn om er eentje het bad uit te sturen. De slungel belooft het. Ze knijpt in zijn wang en danst verder.
 
Op de trap van de glijbaan vind ik acht opgewonden jongetjes terug. Ze praten in uitroeptekens: ‘Nu mag ik als eerste!’ ‘Nee!’ ‘Hij moet eerst, hij is groter!’ ‘Ik wil als laatste!’
 
‘Wat doen jullie?’ vraag ik.
 
‘Opstoppertje!’
 
Opstoppertje: zo noemden wij dat vroeger ook al. En ik was er een kampioen in. ‘Laat mij maar eens voorop!’
 
Ik vlieg zittend op mijn knieën de groene buis in. Vlak voor de laatste bocht richt ik me op en zet mezelf met handen en ellebogen klem tegen de buis. Direct knalt het eerste jongetje tegen me aan. ‘Twee!’ roept hij terug de buis in. Er volgt er nog een. ‘Drie!’ roept hij. ‘Vier!’ Bij elke nieuwkomer juichen we. De jongetjes drukken steeds harder tegen me aan en ik laat bijna los als iemand een elleboog in mijn oor plant. ‘Negen!’ hoor ik roepen. ‘Ik word geplet!’ ‘Gaan! Gaan!’ ‘Papa, loslaten nou!’
 
Nog even houd ik vast. Dan zet ik me af: we glibberen de laatste bocht door en plonzen in het bad als een zeemonster met zesendertig poten.
 
Negen natte jongetjes van acht, negen, tien, en bijna 37 komen boven water. We slaken kreten van triomf; we schudden het natte haar uit ons gezicht. Door het chloor heen zie ik een gele polo. Is het die dikke, die strenge? Ik knipper het water uit mijn ogen en zie de slungelige jongen naar me grijnzen.
 
‘Kom op jongens!’ roep ik. ‘Nog een keer!’

 

Kon jij maar geen genoeg krijgen van de columns van Knof? Bestel zijn boek dan nu op ako.nl (zonder verzendkosten!)