8 lezeressen vertellen: ‘Ik zorg nu voor mijn ouders’
6 mei 2024
Je ouders zijn niet meer zo vitaal als ze ooit waren. Ze hebben hulp nodig en die geef jij. Hoe is dat, om mantelzorger te zijn? En zijn er dingen waar je tegenaan loopt? Acht lezeressen vertellen.
‘Al die uren die ik er voor mijn moeder kan zijn, versterkt onze band’
Lidia (50): “Mijn moeder was veel thuis, mijn vader was voor zijn werk veel in het buitenland. Daardoor zagen mijn zus en ik onze vader eigenlijk alleen in het weekend, maar dan was het ook gezellig. Hij was heel lief, we waren gek op hem. Met onze moeder was de band afstandelijk. Ze zorgde goed voor ons, we hadden altijd goed te eten en leuke kleren, maar het ontbrak ons aan haar warmte en aandacht.
Inmiddels is onze vader overleden en staat onze moeder op de wachtlijst voor een verzorgingshuis. Fysiek is ze zo afgetakeld, dat ze al een tijd lang dagelijkse zorg nodig heeft. Ik ben haar mantelzorger. In eerste instantie deed ik het vooral uit een soort plichtsbesef, maar dat is nu compleet anders. Alle uren die ik samen met mijn moeder doorbreng, versterkt de band tussen haar en mij. Door de dingen die me ze vertelt over haar jeugd, ben ik gaan begrijpen dat ze mijn zus en mij simpelweg geen liefde kón geven. Daarnaast is ze mij ontzettend dankbaar dat ik er nu voor haar ben. Ik vind haar allang niet meer die ‘koude’ vrouw die ze ooit was. Ze is juist een lief, maar beschadigd mens.
Ik probeer mijn zus over te halen ook mantelzorger voor onze moeder te worden. Maar zij heeft er, zegt ze eerlijk, geen zin in. Dat steekt me en niet alleen omdat het nu allemaal alleen op mij neerkomt. Het gaat mij er vooral om dat ook zij onze moeder door een andere bril kan gaan zien. Dat is wat die mantelzorg mij in ieder geval heeft gebracht.”
‘Ik kan niets 100 procent goed doen’
Marjoke (45): “Natuurlijk zorg ik voor mijn vader. Ik heb geen broers of zussen, wie moet het anders doen? Alleen valt het niet altijd mee. Mantelzorg is best zwaar, zeker als je thuis ook nog een gezin hebt en drie dagen per week werkt. Soms moet ik me in 100.000 bochten wringen om met mijn vader naar de dokter of het ziekenhuis te kunnen – wat nogal eens gebeurt. Of wanneer hij me belt omdat hij ineens niet meer weet hoe de verwarming aan moet. Laatst had hij het zo koud. Toen ik bij hem kwam, bleek dat hij de thermostaat de verkeerde kant had opgedraaid: in zijn huis was het nog maar 12 graden.
Wat ik het zwaarst vind? Dat ik het gevoel heb dat ik niets 100 procent goed kan doen. Ik zorg voor mijn vader, maar al die uren die ik niet bij hem ben, voel ik me schuldig. Ik vind dat ik mijn man en kinderen te weinig aandacht geef. Op mijn werk laat ik steken vallen. En aan mezelf kom ik al helemaal niet toe.
Op advies van een vriendin heb ik binnenkort een afspraak met een organisatie die mantelzorgers ondersteunt. Eens kijken wat zij voor mij kunnen betekenen.”
‘We hebben een heel zorgteam en daarin vormen mijn broers en ik de spil’
Inge (53): “Ik kom uit een warm nest. Ons gezin was geweldig. Natuurlijk hadden mijn twee broers en ik weleens ruzie, maar als anderen ruzie met ons zochten, namen wij het meteen voor elkaar op. Dat is altijd zo gebleven, ook toen wij allang op ons zichzelf woonden en alle drie een relatie kregen.
Vanaf het moment dat mijn ouders hulpbehoevend werden, staan wij dus ook allemaal voor hen klaar. De onderlinge afspraak is: in eerste instantie doen mijn broers en ik alle mantelzorg, maar kunnen wij niet, dan springen onze partners bij. Dat gaat nu al twee jaar prima. We hebben een vast schema. Ik woon het dichtst bij mijn ouders en help op drie vaste dagen. Mijn broers nemen elk twee vaste dagen voor hun rekening. En ondertussen houden we elkaar op de hoogte via een groepsapp.
Ons streven is om onze ouders zo lang mogelijk thuis te houden, in hun vertrouwde omgeving. Omdat ze steeds verder achteruitgaan wordt dat wel lastiger. Daarom hebben we inmiddels ook thuiszorg ingeschakeld. Met z’n allen vormen we een heel zorgteam, waarin mijn broers en ik de spil vormen. Dat voelt goed en mijn ouders hebben er baat bij. Ik hoor vaak van gezinnen waarin de mantelzorg op maar een van de kinderen terechtkomt. Dus je kunt je voorstellen dat ik hier zó blij mee ben.”
‘Ik ben in het mantelzorgen doorgeslagen’
Mariska (35): “Ik heb spierreuma en werk daardoor maar één tot twee keer per week. Mijn zusje werkt 40 uur per week. Toen mijn moeder ziek werd, was ik dus degene die dagelijks voor haar zou zorgen. Na mijn moeders overlijden, vorig jaar februari, ben ik verdergegaan met mantelzorg voor mijn vader. Hij kon zich prima alleen redden, maar voor mij was het overleven: anders viel ik in een gat. Ik zorgde niet zoveel voor hem als voor mijn moeder, maar ging toch wel een paar keer per week naar hem toe. Tot hij afgelopen december ineens een openhartoperatie kreeg. Sindsdien ben ik zeker twee uur per dag bij hem.
Geestelijk en lichamelijk doet het mantelzorgen veel met me. Ik ben erin doorgeslagen, denk ik. En dan ook nog het overlijden van mijn moeder, de angst dat ik vervolgens mijn vader zou verliezen en die spierreuma… Daardoor ga ik al een tijd naar een psycholoog. Ondertussen praten mijn zus en ik ook veel en probeert zij me zoveel mogelijk met mijn vader te helpen. Inmiddels gaat het iets beter met mij. De toekomst? Mijn vader probeert zijn leven weer op te pakken en heeft eens in de twee weken een werkster. Ik wil er voor hem blijven zijn, maar hoop op een normale manier. Niet zorgend.”
‘Het is geen kwestie van moeten, het is een kwestie van houden van’
Ellen (59): “Voor mij is het logisch: mijn moeder heeft altijd voor mij gezorgd en nu zij hulp nodig heeft, zorg ik voor haar. En ja, daar heb ik alles voor over. Ik ben single en mijn kinderen wonen nog thuis, maar zijn allebei in de 20 en kunnen zich prima zelf redden. Dat scheelt. Maar ik heb ook mijn freelance werk en sociale contacten. Die zet ik steeds vaker opzij naarmate mijn moeder fysiek en mentaal slechter wordt. Het is niet anders; zij gaat voor.
Ik ben elke dag wel een paar uur bij haar. Ik zorg voor haar huis, haar boodschappen, haar eten en haar verzorging: ik douche haar, zet krulspelden, doe haar nagels en smeer haar lekker in met crème. Daarnaast doe ik haar administratie en slaap ik twee keer in de week bij haar.
Mensen vragen weleens hoe ik deze vorm van mantelzorg volhoud. Ik weet het niet. Mijn moeder en ik zijn gewoon twee handen op één buik. En ondanks haar beperkingen hebben we het samen ook altijd gezellig: we kletsen en lachen veel. Het is geen kwestie van moeten, het is een kwestie van houden van.”
‘Het zijn vooral de zorgen om hem waar ik last van heb’
Annelies (48): “Mijn vader heeft altijd gezegd dat hij liever doodgaat dan naar een verzorgingshuis. Dat snap ik, want ik moet er zelf ook niet aan denken. Er is niets beter dan je eigen huis. Maar ondertussen is hij al een paar jaar aan het dementeren. Hij weet best nog wel dingen, maar ook veel niet. Gelukkig heeft hij thuiszorg en krijgt hij op vaste dagen bezoek van zijn zus die dichtbij woont. Zelf woon ik ook om de hoek. Ik ga twee keer per dag bij hem langs om te kijken waar hij op dat moment behoefte aan heeft en breng dan eten voor hem mee, want voor de veiligheid heeft hij geen fornuis meer. Ook ga ik mee naar doktersafspraken en dergelijke en sta ik voortdurend stand-by. Omdat mijn vader graag wandelt, maar vaak niet meer de weg terug naar huis weet, word ik vaak door wildvreemden of de politie gebeld. Om zijn nek heeft hij een kettinkje met zijn adres en mijn telefoonnummer, en die heb ik ook op de binnenkant van zijn jas geschreven.
Ik doe mijn best voor mijn vader, een verzorgingshuis blijft not done. Ik wil dat hij vooral gelukkig is en dat is hij thuis. Maar natuurlijk maak ik me voortdurend zorgen: gaat het wel goed met hem, doet hij geen gekke dingen, brengt hij zichzelf – en anderen – niet in gevaar? Ik denk dat ik dáár als mantelzorger het meeste last van heb.”
‘Mijn moeder wil ook hulp van buitenaf, maar ik nog niet’
Paula (43): “Al een paar jaar voordat het fysiek slechter ging met mijn moeder, zei ze het al: ‘Paula, er komt straks veel op jou neer. Aan Richard heb je niets.’ En ze had gelijk. Richard is mijn broer. Hij woont in Italië en komt eens in de zoveel tijd twee weken naar Nederland. Mijn moeder loopt inmiddels slecht. Binnen redt ze zichzelf nog net met een rollator, maar zelfstandig de straat op, gaat niet meer. Ik help haar waar ik kan. Dat vindt zij fijn. Tegelijkertijd voelt ze zich schuldig omdat ze vindt dat ik het thuis en op mijn werk al druk genoeg heb. Soms dringt ze aan dat ik hulp van buitenaf ga zoeken, maar dat wil ik niet. Tenminste, nog niet. Wie kan er nou beter voor mijn moeder zorgen dan ik? Dus zolang ik het in mijn eentje kan redden…”
‘Ik ben al vier jaar niet op vakantie geweest’
Irene (63): “Vroeger gingen mijn ex en ik elk jaar minimaal een maand op reis. Vaak ver weg, naar tropische oorden. Nu ben ik al vier jaar niet weggeweest en roep ik soms dat ik vakanties overrated vind. Dat ik prima zonder kan. Maar eigenlijk komt het erop neer dat ik niet op vakantie wil zolang mijn moeder nog leeft. Ik ben haar mantelzorger en zij is aan mij gehecht. Ik kan haar toch niet alleen achterlaten?
Ik boek nog wel lange weekenden, vaak met vriendinnen. Ik heb een paar lieve nichten die mijn moeder sowieso trouw bezoeken en die in de weekenden dat ik weg ben, graag een keer extra komen. Maar een vakantie is een ander verhaal. Zij kunnen toch niet al mijn vakantiedagen naar mijn moeder toe? Bovendien ben ik stapelgek op mijn moeder. Ik zorg met veel liefde voor haar. Ik heb al heel wat vakanties op de mooiste bestemmingen achter de rug, dus wat maakt het uit dat ik nu een vakantie moet missen? Mijn moeder is al dik in de 90. Ik geniet liever van haar zolang het kan. Mijn tijd komt wel weer.”
Tekst: Hilli voor den Dag
Foto: Getty Images
Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.