Lied van de vrede
25 maart 2016
De deur van de kleuterklas gaat open terwijl ik in de hal zit. Een meisje komt met de wc-ketting om haar nek naar mij toe. Ze kijkt naar de washandjes, watjes en bolletjes garen die voor mij op tafel liggen.
De deur van de kleuterklas gaat open terwijl ik in de hal zit. Een meisje komt met de wc-ketting om haar nek naar mij toe. Ze kijkt naar de washandjes, watjes en bolletjes garen die voor mij op tafel liggen.
‘Wat doe jij?’ vraagt ze.
Ik laat haar het voorbeeld van het washandnestje met kuikentjes zien. Het meisje lijkt niet meer naar het toilet te hoeven en blijft bij mij staan.
Moet ik haar naar het toilet sturen of terug naar de klas? Ik besluit wat met haar te kletsen. Juf Sandra komt erbij.
‘Je mag Stefanie wel helpen.’ zegt ze tegen de kleuter.
Terwijl het meisje en ik de kuikentjes van oogjes voorzien, komen nog twee kinderen helpen om de snaveltjes op te plakken.
‘We gaan in de hal een lied zingen.’ onderbreekt juf Sandra ons.
Uit alle lokalen komen kinderen de hal in. Ze vormen een kring, bovenbouwers achteraan, kleuters vooraan. De directrice staat in het midden van de cirkel. Ze zingt het lied van de vrede één keer voor. Daarna zingt de hele school, niet hard, maar beheerst. De kinderen geven elkaar een hand. Iedereen hoort erbij op deze jenaplanschool, toch houd ik mijn handen nederig ineengevouwen en ga wat achteruit. Wellicht ben ik overrompelt door het moment dat intiem aanvoelt. De washandkuikentjes, die voor de Unicef markt zijn, staan onaangeroerd op de tafel. Adriana houdt de hand van een bovenbouwjongen vast. Ik zie haar lippen bewegen. Ze kent het lied.
Het schoolhoofd vraagt of iedereen aan alle kinderen wil denken die op dit moment op de vlucht zijn voor het geweld in de wereld. De intensiteit van het lied zwelt aan. ‘Ha hiemsha, shaia, shaia hoem,’ versta ik. Een mantra, iets van Gandhi ofzo. Ik zie vluchtelingetjes, spelend in opvangkampen, niet wetend waar hun nieuwe thuis zal zijn. Dan zie ik mijn adoptiedochter. Zij lijkt soms ook op de vlucht voor het verleden, voor verdriet. Misschien helpt het als ik in deze fijne atmosfeer aan haar denk, haar liefheb en haar loslaat. Ze is volwassen en doet het op haar manier. Waarschijnlijk kan het loskomen van elkaar alleen op een verdrietige, onuitgesproken manier. Er is nu rust, geen rancune.
‘Het is goed.’ zeg ik tegen mezelf.
Ik stop watten in de puntjes van een washandje. Een groepje kinderen komt mij weer helpen. Ze babbelen vrolijk, maar iets van de speciale sfeer is in de hal blijven hangen.