Vlak na haar bevalling bleek Liesbeth ernstig ziek: ‘Mijn man sleepte me overal doorheen’
6 januari 2020
Terwijl Liesbeth (39) vocht om beter te worden, zorgde haar man Arjan voor de kinderen, het huishouden, en was hij haar steun en toeverlaat. “Zonder hem en de kinderen was ik er misschien niet meer geweest.”
Terwijl Liesbeth (39) vocht om beter te worden, zorgde haar man Arjan voor de kinderen, het huishouden, en was hij haar steun en toeverlaat. “Zonder hem en de kinderen was ik er misschien niet meer geweest.”
Rugpijn
Liesbeth: “34 jaar was ik en zwanger van onze tweede zoon, toen ik erge rugpijn kreeg. Enorm indringend, alsof er een mes in mijn rug, nek en schouderbladen werd gestoken. Ik was elf weken zwanger en vreesde dat het rugweeën waren, dat ik een miskraam kreeg. Een echo toonde aan dat alles goed was met de baby. Ik bezocht een chiropractor, fysiotherapeut, huisarts, gynaecoloog, maar niemand kon me helpen. En ondertussen hield de heftige pijn aan. Vooral ’s nachts was het niet te harden. Zo goed en zo kwaad als het ging, paste ik me aan. Ik leerde mijn zoontje Bram van twee op de commode klimmen, want ik kon hem niet tillen. Ons huis werd rommelig, doordat ik niet kon bukken met opruimen en stofzuigen.
Gelukkig is mijn man Arjen een zorgzaam type. Koken deed hij meestal al en hij pakte veel huishoudelijke taken op, naast zijn drukke baan als accountmanager. Ook in de zorg voor de kinderen probeerde hij mij te ontzien. Ik kon steeds minder en had een kort lontje. De pijn maakte me snauwerig. We kregen steeds vaker woorden, uit pure frustratie. Terwijl wij normaal geen ruziemakers zijn. Zo ploeterde ik maandenlang voort.”
Grens bereikt
“De bevalling van Sebastiaan verliep gelukkig soepel en zonder erge rugpijn. Maar de weken erna bleef ik extreem moe. Ik besefte dat ik zou moeten genieten, maar het lukte me niet. De rugpijn kwam terug. Na veertien weken afzien werd het op een avond zo erg dat ik begon te hyperventileren van de pijn. Arjen vond dat de grens was bereikt, hij belde een ambulance. Neem mij maar mee, dacht ik. Ik trok het echt niet meer. Ik vermoedde een hernia of een ontsteking in mijn rug.
Eenmaal in de medische molen onderging ik het ene na het andere onderzoek. Arjen was voortdurend bij me, heel fijn. De artsen wilden de mogelijke oorzaken van mijn klachten, zoals een longembolie, een voor een uitsluiten. Zenuwslopend was dat. Na een paar dagen kreeg ik een mri-scan. De uitslag kwam nog dezelfde dag. Afschuwelijk en onmenselijk hoe dat ging. De neuroloog ontving ons gehaast, want hij moest naar een congres. Hij had nog net tijd om het slechte nieuws te vertellen: ik had uitzaaiingen in mijn onderrug. Arjen en ik schrokken ons wezenloos. Grepen elkaars hand. Uitzaaiingen?! Waarvan dan? Bedoelde de arts echt dat ik kanker had? Maar dat kon toch helemaal niet? Ik was hartstikke jong en moeder van twee kleine kinderen! De arts keek in zijn papieren, het stond er toch echt. Meer informatie had hij op dat moment niet. ‘Na het weekend kijken we verder’, besloot hij. Daar zaten we dan. Totaal ontredderd. Ik moest heel hard huilen. De arts toonde geen medeleven en de secretaresse schoof mij een doos tissues toe zonder me ook maar aan te kijken. Ongelofelijk, hoe wij daar werden weggestuurd. Het was de vrijdag voor Pinksteren, we gingen het langste weekend ooit tegemoet.”
Vreselijk ontdaan
“Thuis pasten mijn ouders op de kinderen. In tranen vertelde ik ze dat ik heel erg ziek was. Zij waren vreselijk ontdaan. Mijn moeder en mijn oma hebben borstkanker gehad, dus we waren bang dat ik het ook had. Met uitzaaiingen nog wel. We hebben heel veel gehuild dat weekend. Zelfs onze huisarts zat snikkend bij ons aan de keukentafel. Hij nam het zichzelf kwalijk dat hij niet had doorgepakt. Wij zagen dat anders. Stel dat dit al tijdens de zwangerschap was ontdekt, voor welke keuzes waren we dan komen te staan? Had ik de zwangerschap dan nog kunnen uitdragen? Had ik schadelijke kuren moeten ondergaan? Nu was Sebastiaan tenminste gezond geboren, daar waren we ontzettend blij om. Maar ondertussen hielden we rekening met het allerslechtste scenario: dat ik dood zou gaan.
Onze familie en goede vrienden kwamen allemaal met ons praten en meedenken. Die steun was heel mooi. Om de zinnen te verzetten, gingen we barbecuen, maar ik kreeg geen hap door mijn keel. Ik ging misschien wel dood. Hoe moest dat dan met de jongens? Ik zag een uitvaart voor me met witte ballonnen aan de kinderwagen en ik wilde een witte kist. ’s Nachts fluisterde Arjen: ‘Je gaat me niet verlaten, hè?’ Zware momenten waren het. Wij hadden geen trouwplannen, maar in dat weekend veranderde dat. ‘Als ik dit overwin’, zei ik tegen Arjen, ‘dan wil ik ook jouw vrouw worden.’ ‘Dat is goed, meisje’, beloofde hij. Als het ons gegund was, zouden we de volgende zomer trouwen.”
Lees ook: Jo-Anne: ‘Mijn man verliet me toen ik doodziek was’
Geen tijd te verliezen
“De oncoloog die we op dinsdag troffen, stoorde zich aan de doortastende vragen van Arjen. ‘We moesten die week nog maar niet te veel verwachten’, zei hij. Terwijl wij voor ons gevoel geen tijd te verliezen hadden. Ik liep hier al minstens negen maanden onbehandeld mee rond! Arjen hield het niet uit, hij móest wat doen. De volgende ochtend belde hij het Antonie van Leeuwenhoek ziekenhuis in Amsterdam. Hij legde de situatie uit en meldde doodleuk dat hij eraan kwam, met een dvd van mijn MRI. Ik vond het fantastisch hoe hij voor mij streed. In het AvL bekeken artsen mijn gegevens. Omdat we in Friesland wonen, adviseerden ze een PET/CT-scan in het Medisch Centrum Leeuwarden. De wachttijd bedroeg minstens twee weken. Arjen wilde elke minuut benutten. Hij bleef diverse artsen onder druk zetten om verder te zoeken. Die daadkracht zit in zijn karakter en werd door de omstandigheden aangescherpt.
Zelf kon ik niet veel, ik werd geleefd in die dagen. Ik ging van uitslag naar uitslag. Het was zo stressvol allemaal. Toen het ook geen borst- of baarmoederhalskanker bleek te zijn, verzon Arjen een trucje om een PET/CT-scan af te dwingen. Hij belde mijn zorgverzekeraar en deed zich voor als mijn medisch adviseur. Dat maakte meer indruk dan ‘de bezorgde partner van’. Hij legde mijn situatie uit en drong aan op wachtlijstbemiddeling. Dat vonden ze uitzonderlijk, maar het werkte. Een paar dagen later was ik al aan de beurt.”
Foute cellen
“Het resultaat van de PET/CT-scan loog er niet om. Van de eerste nekwervel tot aan het staartbeentje lichtte mijn ruggengraat op als een kerstboom met lampjes. Allemaal foute cellen. De uitzaaiingen zaten niet alleen in mijn ruggengraat, maar ook in mijn hals, achter het borstbeen, in mijn lever en in mijn buikholte. Waarschijnlijk droeg ik het al langer bij me en was het door stress en zwangerschapshormonen getriggerd.
Ik moest een leverpunctie ondergaan, een enge ingreep met een lange naald. Opnieuw zat Arjen met zorgverlof naast mijn bed, terwijl hij helemaal niet tegen naalden kan. Hij wilde mij per se steunen. Nadat ook nog een lymfeklier uit mijn hals was verwijderd, werd duidelijk dat ik de ziekte van Hodgkin had. Kanker in de lymfeklieren, in het verst gevorderde stadium. Het ‘geluk’ was dat deze ziekte goed te behandelen is. Tussen begin juli en eind december kreeg ik zes chemokuren met nare, pijnlijke bijwerkingen. Arjen reed af en aan naar het ziekenhuis, hij was zo’n geweldige steun. Vrijwel de hele dag en avond was hij er om voor mij te zorgen. Hij bracht verse broodjes, haalde medicijnen en lette goed op dat ik de juiste medicatie kreeg. ’s Avonds keek hij met mij series in bed. En ook thuis zorgde hij dat alles bleef draaien. Soms bracht hij de jongens mee, maar meestal logeerden die bij onze ouders. De laatste week voor een nieuwe kuur voelde ik me het best. Dan deden we leuke dingen en ik ging op zoek naar een trouwjurk.”
Stram en oud
“Kort voor Kerst kregen we het geweldige nieuws dat alle kankercellen weg waren. Volledige remissie, noemen ze dat. Je zou denken dat je daarna alleen nog maar blij kunt zijn, maar het tegendeel was waar. Zowel lichamelijk als psychisch zat ik er helemaal doorheen. De chemo was zo zwaar geweest, ik kón niet meer. Arjen ging weer aan het werk en daar zat ik dan thuis, met een kaal hoofd en een lijf dat stram en oud aanvoelde. Ik kon amper de trap op. Wat was ik voor moeder, dat ik om elf uur ’s ochtends de kinderen nog niet aangekleed had? Na alle pijn en ongemak tijdens de chemo viel dit me eigenlijk nog veel zwaarder. De gedachte om de auto te pakken en het water in te rijden, spookte door mijn hoofd. Dan zou ik van alles verlost zijn. Maar mijn liefde voor Arjen en de jongens weerhield mij daarvan. Ik kon er toch niet uitstappen, na alles wat Arjen voor mij had gedaan?
Ik zocht hulp en met therapie en revalidatie krabbelde ik heel langzaam uit het dal. Ook Arjen kreeg een terugslag en zat erdoorheen. We zijn samen naar Egypte gegaan, naar de zon, om bij te komen van alles. Door veel te duiken kon hij zijn hoofd leegmaken.”
Overwinning vieren
“In juni 2015 zijn we getrouwd. Onze familie en vrienden die zo intens met ons hadden meegeleefd, vierden deze overwinning met ons. Opnieuw vloeiden er heel wat tranen. Arjen en ik hielden een toespraak voor elkaar. Ik uitte mijn dankbaarheid dat hij mij door mijn ziekteproces heen heeft getrokken, hij omschreef mij als zijn lieve, mooie, sterke vrouw. De bruiloft maakte ons verhaal compleet. Het was een fantastische dag.
Inmiddels gaat het redelijk goed met me, al moet ik een verjaardag of dagje uit nog steeds met vermoeidheid bekopen. Werken zit er niet in, ik ben al blij als ik op school een uurtje kan helpen.
De medische controles, waar Arjen altijd mee naartoe gaat, zijn elke keer goed. Ik hoef nu pas over een jaar terug te komen. Ik ben Arjen heel dankbaar. Zonder hem en de kinderen was ik er misschien niet meer geweest. Mijn moeder zei dat ik heb gevochten als een leeuwin. Dat komt omdat ik zo veel heb om voor te leven. Mijn lieve man en onze jongetjes… Als zij straks lange slungels van achttien zijn en naar de kroeg fietsen, moet ik dat meemaken! Die gedachte heeft mij vaak op de been gehouden. Het ziet ernaar uit dat ik dat inderdaad ooit mee ga maken.”
Dit verhaal komt uit Vriendin 52 2019.
Lees ook: Lianne: ‘Toen mijn man ziek werd, leerden we onze vrienden écht kennen’