Louise: ‘Sinds ik bekeerd ben, wil mijn familie me niet meer zien’
17 mei 2024
Toen Louise (32) via haar geliefde Yousef meer en meer kwam te weten over de islam, besloot ze zich te bekeren. Sindsdien willen haar ouders en broer niets meer met haar te maken hebben. “Mijn hoofddoek hoort bij mij, maar dat snapt mijn moeder niet.”
Louise: “Toen de partij van Geert Wilders de verkiezingen had gewonnen, deelde mijn moeder op Facebook een nieuwsbericht daarover met allemaal juich-emoji’s erbij. Ik weet dat ze hoopt dat ik dat zie en dat het me aan het denken zet. Maar dat doet het niet, ik sta honderd procent achter mijn keuze. Wat niet betekent dat het geen pijn doet om zo’n bericht van haar te zien. Ik zou zo graag willen dat mijn moeder verder kijkt dan al die negatieve berichten over de islam. Dat ze de schoonheid begrijpt van de godsdienst waartoe ik me zes jaar geleden heb bekeerd. En dat er eindelijk een echt open en eerlijk gesprek kan volgen. Maar na alles wat er al is gebeurd, denk ik niet dat dat nog mogelijk is. Mijn moeder en met haar mijn vader en broer staan absoluut niet open voor wat voor gesprek dan ook over mijn godsdienst. Wat voor mij betekent dat ze mij en mijn man niet accepteren. En wie ons niet accepteert, hoef ik niet in mijn leven.
Ik ben christelijk opgevoed, al deden we daar in mijn jeugd niet zoveel mee. Met kerst gingen we naar de kerk en ik ben gedoopt en heb mijn eerste communie gedaan. Als er een familielid overleed, was er een kerkdienst die ik vaak lang en saai vond, maar het hoorde erbij. Automatisch noemde ik mezelf als kind ‘gelovig’, want zo gaat dat als je ouders het ook zijn. Dat neem je dan over. Maar een gevoel bij ons geloof had ik niet. Ik vond de lichtjes met kerst in de kerk mooi, maar had nooit echt het idee dat God of Jezus over me waakte. Toen ik groter werd, deed ik dan ook niets meer met ons geloof. Gelovig noemde ik mezelf niet meer. Ik geloofde dat er ‘iets’ was na de dood, maar daar bleef het bij.”
Altijd eten
“Op mijn zestiende kreeg ik een bijbaantje in de supermarkt, waar ik met wat Marokkaanse meiden kwam te werken. Tot dat moment wist ik niet zoveel over de islam, in mijn klas zaten geen islamitische kinderen en in de vrienden- en kennissenkring van mijn ouders vond je alleen christenen of atheïsten. Dat is nog steeds veelal zo: iedereen gaat om met z’n ‘eigen’ mensen, er is weinig overlap. Wat ik wel over de islam wist, kwam van het nieuws en was vaak niet zo positief: aanslagen, 9/11, oorlog.
Ik raakte al snel bevriend met twee van mijn Marokkaanse collega’s: Aisha en Amira. Wat ik mooi vond, was hoe warm en gastvrij niet alleen zij maar ook hun families waren. Na het werk ging ik soms met ze mee naar huis en dan was het altijd: hier, schuif aan, eet iets. Dat hoorde erbij, hun moeders wilden ook echt geen nee horen. Als je bij ons thuiskwam, kreeg je thee of koffie maar tegen etenstijd werd je verzocht te vertrekken. Er werd immers afgepast gekookt. Ik merkte dat de islamitische gemeenschap echt dat was: een gemeenschap, met zorg voor elkaar. Dat trok me aan.
Over het geloof zelf, de godsdienst, wist ik toen nog niets. Maar in de jaren erna bleef vooral het warme gevoel bij mij hangen. Thuis had ik dat niet altijd. Ik wil mijn ouders geen verwijten maken, maar het was bij ons thuis echt niet zo gezellig – regelmatig ruzie, veel spanningen, zeker toen mijn broer veel bleek te blowen en mijn ouders geen andere reactie wisten dan hem af te wijzen. Dat kwam later wel weer goed, maar het was een moeilijke tijd, waarin ik bij de families van Aisha en Amira vond wat ik thuis niet had. Het viel me ook op dat mijn vriendinnen vanuit hun geloof een soort gids met wijsheid meekregen, een handleiding voor het leven. Sommige mensen vinden de islamitische regels dogmatisch, maar zo hoef je ze niet op te vatten. Vijfmaal daags bidden kun je zien als een verplichting van een veeleisende God, maar het is eigenlijk een mooi moment van bezinning, even in jezelf keren, een stapje terug. Niet verkeerd in een jachtige maatschappij.”
Goed leven
“Na mijn eerste ervaring met de islam, deed ik er lange tijd niets mee. Tot ik op mijn 25ste – ik woonde inmiddels op mezelf – Yousef tegenkwam en smoorverliefd werd. Hij was moslim, maar niet erg streng in de leer. Wel kon hij me nog veel meer over zijn geloof vertellen en bij alles voelde ik: dit is voor mij, ik voel me hier thuis. Eén god met wie je in het gebed een persoonlijke band opbouwt, nadruk op het innerlijk en niet op uiterlijk vertoon, economisch succes maakt je geen beter mens maar een goed leven doet dat wel – het voelde allemaal alsof het speciaal voor mij was bedacht. Bij Yousefs familie had ik wat ik ook bij Aisha en Amira had: warmte, een gevoel van zorgen voor elkaar. Al na een paar maanden zei ik tegen hem dat ik me wilde bekeren. Hij was er minder enthousiast over dan ik, dacht dat ik het voor hem deed. Of dat het mijn manier was om me tegen mijn ouders af te zetten, want die lieten duidelijk merken dat ze Yousef best een aardige jongen vonden, maar dat zijn geloof bij hun thuis niet welkom was. Ineens gingen ze PVV-praat uitslaan: moslims zijn moordenaars, ze werpen onze normen en waarden omver, vrouwen worden onderdrukt. Ik schaamde me kapot. Dit soort uitspraken komt voort uit een gebrek aan kennis. En er is absoluut geen regel die zegt dat je ongelovigen moet straffen, of zelfs vermoorden. Niet in míjn geloof, tenminste. Die ‘regel’ is bedacht en uitgemolken door mensen als Geert Wilders om de islam in een kwaad daglicht te stellen. En mijn ouders en broer papegaaiden dit allemaal kritiekloos na.
Hun mening weerhield mij er niet van om me te bekeren. Het ging eigenlijk heel makkelijk, in de moskee, in aanwezigheid van Yousefs moeder en zus en een aantal andere vrouwen. Ik had het mijn ouders verteld, maar ik hoorde die dag niets van ze. En de dagen erna ook niet. Na vijf dagen kwam er een appje van mijn moeder: hoe ik het in mijn hoofd haalde om me in dit achterlijke geloof te storten? Dat deed pijn, de islam zit nu diep in mij, voelt als thuiskomen. Misschien kwam het juist door deze afwijzing dat ik het meer wilde uitdragen. Ik ging een hoofddoek dragen. Voor mij is dat een mooi symbool over dat het niet allemaal over uiterlijk moet gaan, dat we daar minder nadruk op moeten leggen. Maar voor mijn ouders was dit – bijna letterlijk – een rode lap op een stier. Ze noemen mijn hoofddoek hét symbool van onderdrukking. Dus heb ik de tijd genomen om uit te leggen dat het mijn eigen, vrije keuze is om de hoofddoek te dragen en dat die nu bij mij hoort. Dat ik de gedachte erachter mooi vind en me daaraan graag wil conformeren. Maar het kan ze niet schelen waarom ik iets doe en welk idee daarachter zit. Ze laten vooral geen moment onbenut om hun mening te geven.”
Respect voor hun keuzes
“Laatst ook weer, tijdens ramadan. Mijn broer en mijn moeder plaatsten elke dag foto’s van eten op Facebook, de hele dag door. Doen ze normaal nooit, dus waarom nu wel? Ik weet dat ze dat doen om mij te laten zien dat zij wel eten. Dat zij wel ‘normaal doen’, want dat is de achterliggende boodschap. En ik vind het prima, heb respect voor al hun keuzes. Of je wel of niet meedoet aan ramadan is iets persoonlijks, daar hoeft een ander niet over te oordelen. Ik heb moslimvrienden die dit jaar niet meededen – wat maakt mij het uit? Ik doe het wel. Maar ik vind wel: als ik jouw keuze respecteer, kun je de mijne ook respecteren. Je kunt je ideeën hebben over een godsdienst of een manier van leven, en die kunnen ook best negatief zijn, zeker als je die godsdienst niet van binnenuit goed kent. Daar heb ik begrip voor, de islam heeft niet zo’n heel goed imago. Mijn ouders, en velen met hen, zijn hierin erg kortzichtig: een moslim pleegt een aanslag dús alle moslims zijn slecht. En ook: alle moslims staan achter die aanslag. Nou, als Yousef íéts veroordeelt, is het wel geweld. Natuurlijk zijn wij geen voorstander van bloedvergieten en ik geloof ook niet dat Allah dat uit zijn naam goedkeurt. Ja, er zijn moslims die vinden van wel, maar er zijn ook christenen die uit naam van de Heer vreselijke dingen hebben gedaan – daar hoor je mijn ouders ook niet over als ze weer naar de mis gaan met kerst. Als je de daden van één geloofsbroeder gelijkstelt aan het gedachtegoed van alle broeders, zou je ook uit de christelijke kerk hard weg moeten rennen. Het is meten met twee maten, maar daar willen ze niets van weten.
Ik heb de negativiteit van mijn ouders en broer best een tijdje aangehoord, heb geprobeerd uitleg te geven, maar ze staan nergens voor open. Ze zien Yousef als mijn onderdrukker en mij als een woestijnvrouwtje uit zes eeuwen voor Christus. Ze denken volgens mij oprecht dat hij me slaat en vernedert en dat hij binnenkort een aanslag gaat plegen – en dat ik niets anders doe dan op mijn knietjes de vloer dweilen. Dan denk ik: wie is hier nu achterlijk? Na de zoveelste ruzie erover heb ik de deur van mijn ouders’ huis achter me dichtgetrokken en besloten me niet langer te laten beledigen. Dit ben ik, moslima, vrouw, moeder – we hebben inmiddels een zoontje van twee. Als ze dat niet accepteren, als ze míj niet accepteren, heb ik ze liever niet dan wel in mijn leven. Mijn moeder heeft die opmerking opgevat als het ultieme bewijs dat ik gek ben geworden en heeft nu het contact met me verbroken, net als de rest van ons gezin. In het begin vond ik dat heel moeilijk – het zijn tóch mijn ouders, mijn broer… Maar inmiddels geeft het me ook rust. Ik heb Yousefs familie bij wie ik altijd welkom ben, ik heb mijn lieve vriendinnen en ik heb mijn oma – de moeder van mijn vader – die me nooit heeft laten vallen. Misschien was het wel de bedoeling dat ik me zou bekeren tot het geloof waar ik thuishoor om te voelen waar ik níét thuishoor. Familie is daar waar je geliefd ben. Voor mij is dat binnen de islam.”
Tekst: Mariëtte Middelbeek. Om privacyredenen zijn alle namen veranderd, De echte namen zijn bekend bij de redactie.
Foto: Getty Images
Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.