Maaike heeft Body Dysmorphic Disorder: ‘Ik werd bang voor spiegels’
12 december 2023
Maaike (35) vindt niks mooi aan zichzelf. Die obsessie voor haar uiterlijk beïnvloedt haar hele dagelijks leven. Dat ze op haar dertigste de diagnose Body Dysmorphic Disorder (BDD) kreeg, voelde als een opluchting. “Eindelijk had het een naam. Ik was niet gek, ik was ziek.”
Maaike: “Als ik terugkijk, ben ik altijd onzeker geweest over mijn uiterlijk. Ik herinner me nog goed dat ik me samen met een vriendin klaarmaakte om naar een discofeest te gaan. Ik twijfelde over wat ik zou aantrekken. Mijn vriendin gaf me een broek en terwijl ik me omkleedde in haar bijzijn, wees ze ineens naar mijn benen waar wat striae te zien was. ‘Wat heb jij daar nou?’, riep ze. Ze trok er een heel vies gezicht bij. Snel deed ik mijn broek omhoog, maar het huilen stond me nader dan het lachen. Het is maar een heel klein voorval, maar het had zo’n impact, dat ik het me nu nog herinner. Bovendien droeg ik sindsdien geen korte broeken of rokken meer. En ik ging niet naar het strand of een zwembad. Als vriendinnen me vroegen om te zwemmen, verzon ik een smoes. Ik vermeed situaties of plekken waar ik mijn blote benen moest laten zien. Toch had ik destijds niet het idee dat er iets mis was met me. Voor mij was het normaal gedrag geworden. Zo was ik nou eenmaal. Achteraf denk ik dat mijn onzekerheid toen al geen gewone onzekerheid was, maar Body Dysmorphic Disorder. Alleen wist ik het nog niet.”
Kaal plekje
“Een half jaar na de bevalling van mijn oudste dochter, ruim zes jaar geleden, werd mijn onzekerheid opnieuw getriggerd. Ik zat thuis op de bank. In die tijd verfde ik mijn van nature blonde haar nog heel donker. Mijn man Joël zat naast me en zei voor de grap: ‘Je hebt een stukje haar gemist.’ Ik snelde naar de badkamer om het te controleren. Ik had niets gemist. Het bleek een kaal plekje te zijn ter grootte van een dubbeltje. De paniek sloeg meteen toe. Zoals ik voorheen focuste op mijn benen, focuste ik nu op mijn haar. En dit keer kon ik niets verbergen. Mijn haar was immers voor iedereen zichtbaar. Ik ging met het plekje naar de huisarts, de kapper en zelfs naar de meest gespecialiseerde haarkliniek voor een haaranalyse. Allemaal zeiden ze dat het heel normaal was dat je na een zwangerschap, mede onder invloed van hormonen, wat haaruitval kreeg. Ik hoefde me niet druk te maken. Wacht het gewoon even af, het groeit vanzelf weer aan. Bovendien, je zag er niets van. Op de een of andere manier kwam het niet bij me binnen. Terwijl in werkelijkheid het kale plekje binnen een paar weken verdween, werd het in mijn hoofd alleen maar groter en kwamen er zelfs plekken bij.”
Elke avond doodop
“Het ging mijn leven beïnvloeden. Mezelf laten zien aan de buitenwereld werd elke dag een gevecht. Als mensen naar me keken, dacht ik dat ze dat deden met walging. Ik walgde immers ook van mezelf. Van hoe ik eruit zag. Zo lelijk. Als ik mezelf even niet in een spiegel gecheckt had, bedacht ik in mijn hoofd allerlei scenario’s. Mijn kale plek was vast groter geworden of er was ineens een plek bijgekomen. Ik had continu bevestiging nodig hoe ik eruitzag. Van anderen of van spiegels. De spiegels gaven me bevestiging, maar zorgden tegelijkertijd voor paniek en stress. Dus na een tijd – om precies te zijn na een half jaar – ging ik van heel vaak checken naar mijden. Ook dat ging van kwaad tot erger.
Ik werd bang voor spiegels, zelfs voor een spiegelend oppervlak. Ramen, computerschermen, zelfs glimmende koffiemachines, ik vermeed ze. Elk spiegelend object was een no-go. Ik durfde niet meer naar mezelf te kijken. Walgde van mezelf. Zelfs op mijn trouwerij, voor veel vrouwen toch de mooiste dag van hun leven, keek ik niet in de spiegel. Heel verdrietig. Als we in de weekenden met onze kinderen ergens naartoe gingen, zette ik een petje op zodat ik even niet hoefde na te denken over mijn kapsel. Dat zorgde meestal voor een goede dag. Maar ik kon natuurlijk niet altijd een petje dragen. Ik werk op een educatieve uitgeverij als contentcreator. Ze zien me daar aankomen met een petje. Gelukkig ging het overdag op het werk nog redelijk. Ik leidde mezelf af door geconcentreerd bezig te zijn met de dingen die ik moest doen. Al was de angst er áltijd ergens in mijn hoofd. Ik schaamde me voor mijn uiterlijk. Als collega’s een praatje met me maakten, speelde ik continu mooi weer. Zodat ze maar niet zouden zien hoe ik me in werkelijkheid voelde. Pas ’s avonds thuis op de bank liet ik mijn masker zakken en kwamen de tranen. En was ik doodop van de dag.”
Wanhopig
“Elke avond liet ik Joël mijn hoofd controleren op kale plekken. En elke keer bleef hij rustig en lief. Vooral omdat hij dacht: dit is een fase waar we doorheen moeten. Dit gaat over. Tot ik op een avond tegen hem zei: ‘Als ik zo blijf vastzitten in mijn gedachten, hoeft het voor mij niet meer.’ Dat was de eerste keer dat ik onderkende dat mijn gedachtes over mijn uiterlijk, in dit geval over het hebben van wel of geen kale plekken op m’n hoofd, een obsessie waren geworden. Ik ging naar de huisarts. Hij schreef antidepressiva voor en verwees me door naar een psycholoog. De antidepressiva zorgden ervoor dat de diepe dalen verdwenen. Ze hielpen me de dag door.
Ik had geen paniekaanvallen meer, maar mijn hoofd kwam ook niet per se tot rust. Met de psycholoog probeerde ik mijn gedachten zoveel mogelijk te filteren. Ik kreeg EMDR-therapie, maar het hielp niet. Wanhopig werd ik ervan. Op dat moment wist ik nog niet dat ik BDD had. De huisarts noch de psycholoog dacht aan die diagnose. Daar ben ik zelf mee gekomen. Heel toevallig stuitte ik op een Instagram-post van een Engelse influencer die ik al jaren volg. Ze schreef dat ze voor haar BDD-therapie naar buiten moest met haar haar in een staart, in plaats van los. Zwart-wit gezegd: om te ervaren dat ze daar niet dood aan zou gaan. Ze zou ontdekken dat de mensen ook met je haar in een staart normaal op je reageren. Ik las de post nog een keer en realiseerde me dat dit precies is waar ikzelf ook tegenaan loop. Mijn denkpatronen leken op die van haar. Ik ben meteen gaan googelen op BDD. Dit is het, dacht ik. Ik heb geen ‘gewone’ depressie, geen ‘gewone’ angst. Er zit een diepere laag onder. Ik legde het voor aan mijn psycholoog en zij verwees me direct door naar het AMC waar ze gespecialiseerd zijn in BDD. Niet veel later stelden ze daar bij mij inderdaad de diagnose BDD.”
Euforisch moment
“Halleluja, eindelijk had het een naam. Ik was niet gek, ik was ziek. Dat op zich was een opluchting. Want al die tijd was ik vooral boos op mezelf. Dan sprak ik mezelf vermanend toe: ‘Kijk dan hoe goed je het hebt. Een leuke man, twee schatten van kinderen, leuke vriendinnen, een geweldige baan en jij maakt je druk om een kaal plekje op je hoofd.’ Fijn dat ik daar nu specifiek aan kon gaan werken. Ik volgde groepstherapie, twee dagen per week, vier maanden lang. In het begin dacht ik: gaat dit me verder helpen? Ik ben wie ik ben, daar verandert niemand iets aan. Maar gaandeweg begon mijn denkwijze te veranderen, net als mijn reactie op bepaalde dingen. Wat ik bijvoorbeeld heb geleerd, is breder te kijken, dus niet slechts naar één ding. Andere mensen kijken ook naar het complete plaatje en niet alleen naar je benen of hoofd. En als ik nu in de spiegel kijk, doe ik dat vanaf een armlengte afstand. Dat is dichtbij genoeg. Anderen zien je ook niet van dichterbij.
Het zijn inzichten die mijn leven lichter hebben gemaakt. Ik weet nog goed dat ik tijdens de therapie een keer koffie haalde voor de groep. Ik kwam terug met de volle bekertjes toen iemand mij erop attendeerde dat ik níét bezig was geweest met het feit dat het koffiezetapparaat spiegelde. Ik was niet in een bepaalde hoek gaan staan zodat ik mezelf niet zou zien. Ik was alleen maar bezig geweest met de koffiekopjes vullen. Dat was wel een euforisch moment. Ik was op de goede weg. BDD raak je overigens nooit helemaal kwijt. Het zit in me. Vooral als ik nieuwe dingen doe, nieuwe mensen ontmoet, speelt het op. Maar ik ben me ervan bewust. En weet beter hoe ik ermee moet omgaan.”
Camouflagestift
“Ik ben geen perfecte moeder, maar wil wél het goede voorbeeld geven aan mijn dochters van zes en drie. Mijn uiterlijk niet te belangrijk maken. Als een van de twee een puistje ziet op mijn gezicht, zeg ik dat dát normaal is en dat iedereen dat weleens heeft. Ik pak niet meteen mijn camouflagestift erbij zoals ik vroeger gedaan zou hebben. Dat is overigens nog wel steeds wat ik het liefst zou doen hoor, maar ik houd me in. Ik ga ook niet ineens zonder make-up door het leven. Als ze me vragen waarom ik me elke dag opmaak, zeg ik bijvoorbeeld dat ik dat leuk vind om te doen. Het geeft mijn gezicht kleur.
Uiterlijk blijft mijn zwakke punt. Tijdens de therapie vroegen ze me wat mijn krachten zijn. Ik kon ze niet benoemen. Ik liet mijn waarde helemaal afhangen van mijn uiterlijk. Mijn meiden probeer ik het tegenovergestelde mee te geven. Ik zeg dus niet zo snel: wat zie je er mooi uit. Ik complimenteer ze vooral op hun innerlijk. Als ze iets hebben bereikt wat veel tijd en energie heeft gekost, steek ik mijn duim omhoog. Top. Of als ze lieve dingen doen voor anderen. Of grappig zijn.
Tuurlijk ben ik soms nog bang voor een terugval. Al wordt het nooit meer zo erg als het is geweest. Ik heb een groot vangnet. En door de therapie ben ik opener geworden. Ik durf mezelf meer te laten zien. Letterlijk. Jezelf verstoppen of wegkruipen maakt het alleen maar erger, weet ik uit ervaring. Dus doe ik tegenwoordig juist dingen die ik een beetje eng vind. Zoals op de foto gaan voor het boek Spiegeltje, spiegeltje aan de wand… dat ik schreef over BDD, of een televisie-interview geven bij Tijd voor Max. Ik moet dat soort dingen wel doseren, niet te veel in één keer, maar het helpt me. Elke keer als ik zoiets me lukt, voelt het als een overwinning.”
Tekst: Jolanda Hofland
Foto: Getty Images
Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.