Marieke uit Twente schreef een bestseller en is beroemd in Amerika
7 februari 2022
De dag dat de Twentse schrijfster Marieke Nijkamp (35) hoorde dat haar debuut op nummer 1 stond in de prestigieuze New York Times-bestsellerlijst, zal ze nooit vergeten: “Absurd. Genieten gewoon.” Het internationale succesverhaal van een voormalig gemeenteambtenaar in Hengelo.
Zoals zo veel mensen droomde Marieke ervan om ooit in haar leven een bestseller te schrijven. Vijf jaar geleden kwam die droom uit, en meer dan dat: Mariekes eerste boek This is where it ends belandde op nummer 1 in de prestigieuze The New York Times-bestsellerlijst. Op een gewone woensdagavond zat ze met haar laptop op de bank toen ze het grote nieuws hoorde. Via Twitter. “Mijn boek stond toen al zes maanden in The New York Times-bestsellerlijst, wat ook al absurd was. Iedere woensdagavond rond een uur of elf kwam die lijst uit. Dan bleef ik wat langer op en keek ik of ik er nog in stond, en iedere keer was dat zo. Op die avond hing ik op de bank met mijn laptop en zat ik op Twitter met vrienden te kletsen. Ineens stuurde iemand me een berichtje: dat ik op nummer 1 stond. Dat kan niet, dacht ik. This is where it ends was allang uit, waarom zou het in vredesnaam nu op nummer 1 staan? Niet veel later had ik mijn literair agent aan de telefoon. Het was écht waar, zei ze. Daar kun je gewoon niet bij, op zo’n moment. Ik had ervan gedroomd om ooit een bestseller te schrijven. Maar dat ik dat nu al had bereikt, was ongelofelijk.”
Wat heb je gedaan toen je het hoorde?
“Ik appte wat heen en weer met vrienden en pleegde wat telefoontjes. Maar vooral staarde ik een beetje verwilderd voor me uit. Gewoon genieten. De volgende dag ging de champagne natuurlijk open.”
Wilde je altijd al schrijver worden?
“Ja, vanaf dat ik een jaar of tien was. Het begon toen ik het boek Een brief voor de koning van Tonke Dragt had gelezen. Dat vond ik een geweldig boek. Ik dacht: wat een magie, wat kun je veel met taal en met woorden. Ik wilde dit gewoon óók kunnen. Ik ging boekjes schrijven over kinderen die magische dingen beleefden, het was een beetje fantasy, in de stijl van Tonke Dragt. Voor mijn gevoel waren het echt al boeken. Het waren ongeveer twintig pagina’s, maar het voelde alsof het er tweehonderd waren. Ik wilde de jongste schrijver ter wereld worden. Achteraf ben ik blij dat dat niet is gelukt: wat ik op mijn tiende schreef, was goed voor wat ik op mijn tiende schreef. Maar eigenlijk was het gewoon helemaal niet goed.
Je ging na je studie werken als ambtenaar bij de gemeente Hengelo.
“Dat klopt. Toch ben ik altijd wel verhalen blijven schrijven. Ik schreef een aantal manuscripten die ik naar literair agenten stuurde, in de hoop dat ze als boek zou worden uitgegeven. Toen ben ik op een gegeven moment in het Engels gaan schrijven. Ik stuurde die manuscripten ook naar agenten in Amerika.”
Waarom deed je dat?
“Dat is de schuld van mijn vrienden. Toen ik studeerde, reisde ik veel. Ik ging vaak naar Engeland, dan ging ik naar het theater in Londen of reisde ik door het land. Vrienden die ik daar maakte, zagen me in de weer met een pen en een notitieboekje. Zij vroegen of ik niet eens iets in het Engels kon schrijven, dan konden zij het tenminste ook lezen. Ik las in die tijd al veel in het Engels – voor mijn studie, maar ook in mijn vrije tijd. De grotere jeugdboeken kwamen uit Amerika, en die werden niet allemaal meteen vertaald. Ik nam ook weleens boeken mee uit Engeland. De switch naar schrijven in het Engels leek me relatief makkelijk, ik had altijd wel aanleg voor talen. Tot ik het probeerde en merkte dat mijn Engels echt niet zo goed was. Maar van mijn fouten leerde ik. Ik zocht dingen op of vroeg het mijn Engelstalige vrienden. Het was deels ook koppigheid, hoor: als mensen tegen me zeggen dat iets niet kan, ben ik geneigd om te denken: wacht maar.”
Hoe zag je leven er zes jaar geleden, voor dat enorme succes, uit?
“Ik werkte en ik schreef in de vrije tijd daaromheen. Ik werkte toen dus al zeven jaar als gemeenteambtenaar, dat vond ik ontzettend leuk en waardevol werk. Ik heb nooit fulltime gewerkt, ook omdat ik chronisch ziek ben. Ik heb reuma en
hypermobiliteit. Maar in de tijd die ik vrij was, kon ik op de bank zitten met een notitieboekje, of nadenken over verhalen. Ik had net een contract getekend met een literair agent die mijn manuscripten zou aanbieden aan uitgevers in Amerika.”
Hoe hoorde je dat This is where it ends werd uitgegeven?
“Ik was in Engeland voor een kinderboekenfestival. Een vriend werkte daar als vrijwilliger en had gevraagd of ik het leuk vond om mee te helpen. Dat leek me een fijn uitje. Terwijl ik op dat festival was, werd ik gebeld door mijn agent. Ze zei dat een uitgever erg geïnteresseerd was in mijn laatste manuscript en vroeg of ik eens met die uitgever wilde bellen. Dat telefoontje deed ik op een soort zolderverdieping van een café aan de overkant. Er was daar amper bereik. Het is al spannend genoeg om voor het eerst zo’n gesprek te hebben, en dan was ik ook nog eens bang dat de verbinding weg zou vallen. Maar daar heb ik dus voor eerst gesproken met degene die uiteindelijk mijn uitgever zou worden. We bleken erg op één lijn te zitten voor het boek en het klikte meteen. Ineens werd het allemaal echt. Mijn manuscript ging een boek worden. Niet alleen dat, het zou uitgegeven worden in Amerika.”
Was het voor die Amerikaanse uitgeverij ook bijzonder om een boek van een Nederlandse schrijfster te publiceren?
“Ja, dat zeker. Al ben ik niet de eerste Nederlandse die dit doet. Zeker in de jeugdboekenwereld, waar ik vooral voor schrijf, komt het af en toe voor. Maar het is natuurlijk niet heel normaal. Ze waren vooral gericht op het boek, en This is where it ends gaat over een schietpartij op een middelbare school. Dat is een groot Amerikaans onderwerp.”
Hoe trots is je familie op je?
“Heel trots, gigantisch. Iedereen leeft ongelofelijk mee. Dat is heel fijn om te merken. Mijn moeder en zusjes houden zelfs plakboeken bij.”
Hoeveel boeken heb je inmiddels op je naam staan?
“Dat is een verrassend lastige vraag om te beantwoorden. Deze week komt mijn vierde jeugdboek uit, Als de nacht valt, over een groep jongeren in een jeugdgevangenis die aan hun lot worden overgelaten op het moment dat er een pandemie uitbreekt – de pest, geen corona, het is niet bedoeld als coronaboek. Het gaat meer over overleven met het gevoel dat de wereld eindigt en hoe je daar dan samen doorheen komt. Daarnaast heb ik een verhalenbundel geredigeerd, onlangs is er een fantasyboek uitgekomen voor volwassenen, dat ook een bestseller is geworden, en ik ben nu bezig met mijn vierde graphic novel. Twee daarvan zijn nog niet uit. Als je alles bij elkaar optelt, kom op je op zo’n acht boeken. Dat is best veel, in zes jaar tijd.”
Hoe heeft het moment waarop je boeken werden uitgegeven je leven veranderd?
“Alles is eigenlijk anders. Drie jaar geleden heb ik mijn baan opgezegd en ben ik fulltime gaan schrijven. Dat is de beste beslissing die ik heb genomen. Daardoor kan ik nu zo veel schrijven. Mijn boeken worden door anderen in het Nederlands vertaald, dat hoef ik niet zelf te doen, dat is ook een grote luxe. Ik weet dat het redelijk uniek is dat je in Nederland van het schrijven kunt leven. Dat is een droom die uitkomt. Hoe ik nu leef, dat is precies het beeld dat ik als tienjarige had toen ik zei dat ik schrijver wilde worden.”
Hoe zie je de toekomst?
“Hopelijk blijf ik dit tot mijn pensioen doen, of langer. Ik kan me niets voorstellen bij niet schrijven, het is voor mij bijna een levensbehoefte om met verhalen en boeken bezig te zijn. Als ik niet kan schrijven, word ik chagrijnig. Ik kan hier zo veel van mezelf in kwijt. Onder normale omstandigheden zou ik er ook nog bij reizen en zou ik lezers ontmoeten – dat biedt me de mogelijkheid om veel van de wereld te zien. Als dat straks weer kan, ben ik heel gelukkig. Als het alleen bij schrijven blij , ben ik nog steeds heel gelukkig.”
Zie je jezelf ooit in Amerika wonen?
“Nee. Ik vind het heerlijk in Twente. Als ik in Amerika ben geweest, neem ik de trein vanaf Schiphol naar huis. Dan kom ik bij Deventer de IJssel over en denk ik: ha, ik ben er weer. Ik heb soms best een mening over de politiek in Nederland, maar ik zie ook hoe goed we het hebben ten opzichte van Amerika. En hoe zwaar het daar is om veel redenen – veiligheid en gezondheid, bijvoorbeeld. Ik vind het fijn om er te zijn en om er vrienden te hebben. Maar ik vind het altijd heel prettig om weer terug te zijn in Nederland.”
Tekst: Ella Mae Wester
Foto: Ruud Hoornstra
Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.