Canva1 52

Na de val van Kabul hielp Natalie Afghanen ontsnappen

Het is precies twee jaar geleden dat de Afghaanse stad Kabul viel en de Taliban er aan de macht kwam. Voormalig correspondent Natalie Righton (47) hielp vanuit Nederland mensen om te vluchten voor het streng-islamitische regime. “Ik heb dagen bijna non-stop zitten bellen en mailen.”

Het leek totaal onverwacht te komen: de val van Kabul op 15 augustus 2021. Hoewel er al langere tijd signalen waren dat de Taliban oprukten, was journalist Natalie Righton evenmin voorbereid op de snelle machtsovername. Van 2010 tot 2013 deed ze als correspondent voor de Volkskrant verslag van de oorlog tegen het terrorisme in Afghanistan. En hoewel ze inmiddels alweer jaren in Nederland woont, volgt ze de situatie in het land nog steeds op de voet en heeft ze nog regelmatig contact met bevriende Afghanen. “Ik was met mijn gezin op vakantie in Italië toen ik opeens een mail kreeg die me rillingen bezorgde”, vertelt ze. “Mijn vroegere tolk Habib, inmiddels zelf ook al jaren weg daar, smeekte mij om het leven van zijn familie te redden. Aan de toon van zijn bericht begreep ik dat hij echt bang was dat hun laatste uur geslagen had. Het contrast kon op dat moment niet groter zijn: ik zat daar op mijn hotelkamer in Venetië, terwijl in Kabul mensen die ik kende voor hun leven aan het vechten waren. Diezelfde nacht, terwijl mijn man en kinderen rustig lagen te slapen, schreef ik op mijn telefoon brieven naar iedereen waarvan ik dacht dat die zou kunnen helpen. De dagen daarna heb ik, in de auto terug naar Nederland, vrijwel non-stop zitten bellen en mailen.”
Dat Natalie meteen alles uit haar handen liet vallen en te hulp schoot, is volgens haar niet meer dan normaal. “Omgekeerd heeft Habib ook weleens mijn leven gered. Ik heb bijvoorbeeld een keer een auto-ongeluk gehad in het binnenland van Afghanistan. De auto sloeg een paar keer over de kop en hoewel wij – de fotograaf en ik, onze vertaler en chauffeur – ongedeerd waren, moesten we daar wel zo snel mogelijk weg. Als het donker werd, zouden kwaadwillende mannen ons vrijwel zeker vinden en ontvoeren. Bij de ambassade konden ze niets voor ons doen, maar Habib heeft meteen drie auto’s gestuurd.”

Als ratten in de val

Los van de persoonlijke band met haar voormalige werknemers, is het ook een taak van de Nederlandse overheid om deze mensen te helpen, legt Natalie uit. “Vertalers, chauffeurs, fixers en heel veel andere Afghanen hebben gezorgd dat wij journalisten ons werk kunnen doen. Anderen stonden bijvoorbeeld als bewaker op de loonlijst van de Nederlandse overheid, sommigen hebben zelfs een Nederlands paspoort. Op het moment dat zij in levensgevaar zijn, moeten zij – net zoals de Nederlanders die nog in het gebied verbleven – daar worden weggehaald. Andere landen, zoals Frankrijk en Engeland, waren al begonnen hun mensen te evacueren. Maar ik had niet het idee dat bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken de noodzaak doordrong. Op mijn mails werd niet gereageerd en ik kreeg telefonisch niemand te pakken. Achteraf is ook wel gebleken dat de focus in Den Haag nog niet op Afghanistan lag: toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Sigrid Kaag was die avond tijdens een etentje met collega’s uit de Kamer de linkse samenwerking aan het bespreken.” Ondertussen zat Natalie in de badkamer van een hotel, fluisterend om haar kinderen niet wakker te maken, alles op alles te zetten om haar politieke contacten ervan te overtuigen dat er levens op het spel stonden. “De volgende ochtend viel Kabul en zaten de mensen die door ons beschermd hadden moeten worden, als ratten in de val.”

Vluchtroute door het riool

Uiteindelijk kwam de hulp vanuit Nederland wel op gang, maar er was niet meer genoeg tijd om iedereen op tijd weg te halen. Natalie: “Van tevoren was er door de ambassade een lijst opgesteld met de mensen die voor de Nederlandse regering werkten en de eventuele kinderen, ouders, broers en zussen die van hen afhankelijk waren en dus ook mee moesten. Op die lijst stonden zestig namen van familieleden. Iemand uit de regering heeft toen aan de ambassadeur laten weten: ‘Kies er maar drie’”. Natalie kan er nog steeds kwaad om worden. “Hoe durven ze zoiets te zeggen?! De ambassadeur heeft geweigerd om mee te doen aan zo’n macaber spel met mensenlevens en is zelf visums gaan uitschrijven. Ik ben begonnen om – via mijn eigen netwerk – de mensen die ik kende weg te krijgen. Op het vliegveld in Kabul was een Nederlands evacuatieteam aanwezig, maar dat was alleen via een geheime ingang te bereiken. Samen met een groepje oud-collega’s had ik de coördinaten gevonden, dus konden we mensen naar de juiste plek leiden. Die route ging dwars door een riool. Afghanen die probeerden te vluchten vroeg ik via Whatsapp hun live-locatie met mij te delen, zodat ik aanwijzingen kon sturen hoe ze moesten lopen. Als ze er bijna waren, liet ik ze een selfie maken, zodat mensen van het evacuatieteam hen konden herkennen en ze uit het riool konden trekken. Mensen liepen uren in de brandende zon, soms tot hun middel in de uitwerpselen. Sommige mannen appten me: ‘Ik haal het niet, ik val flauw’. Dat was heel intens, want je voelt hun wanhoop. Nadat ‘mijn’ mensen binnen waren, heb ik via een andere hulporganisatie nóg een lijst gekregen met namen van mensen die ik niet persoonlijk kende, maar wel voor collega-journalisten hadden gewerkt. Ook die ben ik gaan appen. Zo zijn mijn collega’s en ik bijna twee weken lang vrijwel non-stop bezig geweest, ik sliep maar twee uur per nacht.”
De mensen die Natalie persoonlijk kende, zoals de familie van Habib, zijn allemaal weggekomen. Ze zijn een nieuw leven begonnen in bijvoorbeeld Amerika, Canada of Duitsland. Met enkele Afghanen in Nederland heeft de journaliste nog contact. “Een van mijn vroegere vertalers woont bijvoorbeeld in de buurt van mijn familie, hem zoek ik af en toe op. Hij heeft een huis en een baan, de kinderen ratelen zo snel in het Brabants dat zelfs ik ze soms niet kan volgen. Wel heeft hij een andere achternaam en zal hij niet zo snel met zijn foto in de krant gaan staan. Zelfs hier blijft er voor deze mensen altijd dreiging. Uit mijn tijd als correspondent weet ik dat ook de berichten in Nederlandse media door de Taliban worden gezien.”

Met wapperende haren op de fiets

Natalie heeft een aantal mensen ontmoet die ze door het riool heeft geloodst. “Dat was raar, maar ook emotioneel: ik ken ze niet allemaal persoonlijk, maar we hebben samen wel iets heftigs meegemaakt. Hun dankbaarheid begrijp ik wel, maar is niet nodig. Ik deed iets terug voor alle hulp die ik destijds zelf heb ontvangen.”
Via de mensen die ze kent, hoort Natalie regelmatig schrijnende verhalen over de situatie in Kabul sinds de machtsovername. “Het is iets veiliger op straat dan toen het nog oorlog was, maar er zijn nog steeds bomaanslagen. Alleen niet meer van de Taliban, maar van rivaliserende moslimgroeperingen. Maar het grootste probleem is momenteel de economische situatie. Er is geen werk, dus mensen hebben geen inkomen en geen eten. Er zouden volgens Unicef een miljoen kinderen levensbedreigend ondervoed zijn en dat is véél, voor een land met 40 miljoen inwoners. Onze regering erkent, net als de meeste andere overheden, de Taliban niet. Daardoor kunnen hulporganisaties ook amper ingrijpen. Moet je de regering erkennen om mensen te kunnen helpen, en daarmee de mensenrechtenschending accepteren? Dat is een onmogelijk dilemma waar veel landen mee worstelen, en eerlijk gezegd ben ik blij dat ik geen politicus ben die die keuze moet maken. Ik vermoed dat er achter de schermen alsnog van alles gebeurt, dus ik hoop dat alle landen samen ervoor kunnen zorgen dat het regime een wat menselijkere kant opgaat. Al houd ik het – met de huidige onrust – ook voor mogelijk dat er andere krachten de macht grijpen, die hopelijk iets gematigder zijn. In de jaren zestig en zeventig was Afghanistan op sommige plekken heel welvarend en progressief. In de hoofdstad Kabul liepen mannen in pak en vrouwen in rok, met rozen in hun haar. Veel mensen van de generatie van mijn ouders zijn er destijds zelfs op vakantie geweest. Voor de huidige bevolking is dat moeilijk te geloven. Aangezien de levensverwachting laag is, zijn er amper mensen die die tijd hebben meegemaakt.”

Zelf vindt Natalie het ook lastig voor te stellen dat het Kabul waar ze tien jaar geleden woonde nu totaal anders is. “Ondanks de oorlog kon ik me redelijk vrij bewegen. Ik ging bijvoorbeeld naar de sportschool in een hotel, of lunchen in een restaurantje. Dat zou nu niet zomaar meer kunnen. En kapsalons en nagelstudio’s voor vrouwen bestaan waarschijnlijk ook niet meer.” Of ze desondanks terug zou willen? “Zeker”, antwoordt Natalie. “Ik zou graag weer eens door mijn oude buurt lopen. Voor de Taliban ben ik niet zo bang: destijds reisde ik ook weleens door gebieden waar zij aan de macht waren en dan belde ik vooraf gewoon op om te vragen of dat oké was. Als ze wisten dat ik kwam, lieten ze me met rust, omdat ik ongewapend was en ze destijds vonden dat journalisten hun werk moesten kunnen doen. Het gevaar zit ‘m nu meer in criminele groeperingen: hongerige mensen op strooptocht, voor wie ik als westerling een wandelende zak met geld ben. Dat risico wil ik niet nemen, zeker niet nu ik moeder ben. Ik heb destijds heel bewust gekozen om terug naar Nederland te gaan: altijd bezig zijn met veiligheidsmaatregelen is heel zwaar. Ik vreesde dat ik daaraan onderdoor zou gaan als ik oorlogscorrespondent zou blijven.
Toch mis ik dat avontuurlijke leven af en toe. Als ik op maandagochtend in de file sta, op weg naar de redactie waar ik nu als politiek verslaggever werk, denk ik soms: in Kabul was ik nu onderweg naar een gesprek met krijgsheren. Op momenten dat Afghanistan veel in het nieuws is, herbeleef ik ’s nachts die tijd soms weer, inclusief woeste achtervolgingen en beschietingen. Als je eenmaal op een plek gewoond hebt waar oorlog is, kijk je nooit meer met dezelfde ogen naar je eigen land. Hoewel er hier ook genoeg mensen wonen die het zwaar hebben, bijvoorbeeld omdat ze niet kunnen rondkomen, is het hier qua veiligheid een paradijs. Ik tel mijn zegeningen. En de mensen die Afghanistan ontvlucht zijn, doen dat ook. Ik heb bijvoorbeeld contact gehouden met een vrouw van 25 die hier in haar eentje naartoe is gevlucht. Net als veel van haar leeftijdsgenoten, is ze opgegroeid in een middenklasse die kon studeren en dromen van een toekomst waarin alles mogelijk was. Toen we samen door de Ikea liepen, op zoek naar meubels voor haar nieuwe huisje, zei ze dat ze het gevoel had dat ze in een Hollywoodfilm zat. Terwijl zij met wapperende haren op de fiets zit, leven haar gesluierde vriendinnen die zijn achtergebleven in een horrorfilm, waarin alle dromen en vrijheden hen zijn ontnomen. Als vrouw die zelf altijd haar dromen heeft gevolgd, grijpt dat me aan. Dan zakt de hoop me in de schoenen. En toch geloof ik ergens nog steeds dat Afghanistan ooit weer dat mooie, welvarende land van vroeger kan worden. Maar ik vrees dat dat nog lang gaat duren…”

Tekst: Marion van Es
Foto: Ton Koene

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.