Nienke maakte als kind de vuurwerkramp mee: ‘We verloren alles, maar ons gezin is sterker dan ooit’
13 mei 2020
Nienke (33) was nog maar een kind toen precies twintig jaar geleden in Enschede de vuurwerkfabriek S.E. Fireworks ontplofte. Haar ouderlijk huis, hun spullen en huisdieren gingen in vlammen op, maar hun gezin bleef compleet. “Het maakte onze band nóg sterker.”
Wat ooit een gezellige volksbuurt was, is nu een verzameling van moderne rijtjeshuizen. Het bedrijventerrein waar ooit S.E. Fireworks stond, is een park geworden. Alleen een krater herinnert nog aan de afschuwelijke ramp op 13 mei 2000. Als het aan Nienke lag, was ze in haar ouderlijk huis blijven wonen. “Het was een beetje oubollig ingericht, maar daardoor ook huiselijk en knus. We hadden veel huisdieren: een hond, vier katten, twee cavia’s en een groot aquarium. Al die beesten maakten het gezellig. Vroeger zei ik altijd: ‘Als ik later groot ben, koop ik dit huis’. Ik wilde er nooit meer weg.” Twintig jaar geleden kwam er plotseling een eind aan die droom.
Eerste knal
Op een zonnige zaterdagmiddag kwam bij de alarmcentrale een melding binnen van een brand bij vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks. Nienke, toen dertien, kreeg daar niets van mee. “Ik zat op mijn kamer televisie te kijken. Mijn broer, die twee jaar ouder is, deed een spelletje op de computer en mijn vader was in de tuin aan het werk. Mijn moeder werkte dat weekend in een verzorgingstehuis. Op een gegeven moment hoorden we wat vuurpijlen de lucht ingaan. Mijn vader kwam naar boven en riep nog: ‘Nien, kom! De vuurwerkfabriek vliegt de lucht in.’ In de veronderstelling dat er weinig aan de hand was, liepen we met z’n vieren – de overbuurman ging ook mee – richting de fabriek. Samen met andere buurtbewoners keken we van een afstandje naar de vuurpijlen. De sfeer was niet gespannen, maar juist gezellig. Iedereen kende elkaar. Het Chinese restaurant op de hoek verkocht zelfs bier op straat.”
De sfeer sloeg om toen de brand om zich heen greep. Omstanders werden door hulpdiensten verzocht om achter een lint te gaan staan. “Eerst vonden we dat gek, want het leek zo onschuldig. Het circus begon pas toen we de grond voelden trillen. Niet lang daarna hoorden we de eerste knal en rende iedereen in paniek weg. Mijn vader pakte onze hand en zei kalm: ‘We lopen nu langzaam naar huis. Niet rennen, want dan raak je in paniek’. Hij dacht alleen maar aan onze veiligheid, dat was zijn houvast. Ik móet rustig blijven, want ik heb mijn kinderen hier, was zijn gedachte. Om te voorkomen dat we door puin geraakt zouden worden, liepen we zo veel mogelijk langs muren. We kwamen net langs de poelier in onze straat, toen we opnieuw een explosie hoorden. De enorme glazen wand knalde eruit en kwam op ons terecht. We hadden gelukkig geen ernstige verwondingen, maar dat bewuste moment zal ik nooit meer vergeten. Het leek wel een droom. Alsof ik ieder moment wakker zou schrikken.”
Allesverwoestende explosie
Het ouderlijk huis van Nienke was door alle stof en rook inmiddels niet meer te zien. Omdat de knallen maar bleven komen, liepen ze naar de elektronicazaak op de hoek. “Die had een portiek met dikke muren, dus dat leek ons veilig. Om ons te beschermen legde mijn vader mij op de grond, mijn broer eroverheen en zichzelf daar bovenop. De overbuurman, die nog steeds bij ons was, besloot naar huis te gaan, omdat zijn vrouw en baby van een paar maanden oud daar nog waren. Slechts een paar seconden later kwam de allesverwoestende explosie. Waarschijnlijk heb ik mijn herinneringen daaraan verdrongen, want ik weet niet meer hoe dat voelde.”
Een kwartier na de vernietigende explosie werd het rustiger. Er waren geen knallen meer. Nienkes vader liep naar buiten om te kijken of ze naar hun huis konden, maar daar was niets van over. “Hij vertelde dat ons huis met gevel en al ingestort was. We probeerden zo snel mogelijk uit het rampgebied te komen. Om geen stof en rook in te ademen, hielden we ons shirt voor ons gezicht. Een stukje verderop lag het lichaam van een man. Aan zijn kleding zagen we gelijk dat het onze overbuurman was. Ik wilde niet kijken, maar deed het toch. Een paar seconden maar. Naast mijn opa – die vredig opgebaard in een kist lag – had ik nog nooit een overleden persoon gezien. Dit was anders. Ik vond het bizar om hem te zien, maar ik vond het niet eng, zoals in een horrorfilm. Misschien omdat het écht was.”
Bijzondere hereniging
Nadat ze een stuk uit het gebied waren gelopen, gingen ze tegen een muurtje zitten. “We waren grijs van het stof. Mensen kwamen naar ons toe om hulp aan te bieden, maar we konden niet praten, omdat er stof in onze longen zat. Ze renden half-ingestorte huizen in om water voor ons te zoeken. Nadat we iets gedronken hadden, liepen we door naar het park. Daar was in no time een noodhospitaal opgezet. Overal reden ambulances en bussen om mensen naar het ziekenhuis te brengen. Plotseling kwam mijn moeder – die nog steeds aan het werk was – naar ons toe gefietst. Ze had geprobeerd om naar huis te bellen, maar de lijn was dood. Toen ze van een collega hoorde dat iedereen in het park werd opgevangen, besloot ze daarheen te fietsen. Het gaf een immens gevoel om haar weer te zien. Wat er ook zou gebeuren: wij waren compleet.
Hoewel mobiele telefoons in die tijd niet vanzelfsprekend waren, lukte het ons toch om een oom en tante te bellen, die aan de andere kant van Enschede woonden. Zij hebben ons opgehaald.”
Niets van over
De dagen daarna werd duidelijk welke schade de vuurwerkramp had aangericht. Behalve ingestorte huizen, gewonden en doden, waren er ook veel vermisten. Die lijst werd gelukkig wel steeds korter. “Een bejaarde mevrouw die bij ons in de straat woonde, had weleens verteld dat ze in de kelder zou gaan zitten, als er iets ergs gebeurde, maar haar hebben ze helaas nooit teruggevonden.
Dat mijn spullen verloren waren gegaan, vond ik niet het ergst, maar toen ik besefte dat onze huisdieren het waarschijnlijk niet hadden overleefd, barstte ik in tranen uit. Ik was ontroostbaar. De eerste twee weken ging ik iedere dag langs het dierenasiel om te kijken of ze gevonden waren, maar tevergeefs. Ik kon het verlies pas jaren later een plekje geven.”
Twee dagen na de ramp bezochten koningin Beatrix en minister-president Wim Kok het rampgebied. “Ik was blij dat ze betrokken waren, maar ik baalde er ook van. Waarom mochten zij wel door onze straat lopen en wij niet? Ik wilde ook naar míjn spullen. Dat mocht uiteindelijk twee dagen later. In busjes werden we naar het rampgebied gebracht. Door de beelden op tv wist ik hoe ons huis eruitzag, maar het was heftig om die bevestiging te krijgen. Het leek wel een oorlogsgebied. Alleen door de kleuren van de huizen kon ik me nog inbeelden hoe onze buurt eruitzag. In onze tuin vonden we keien die door de hitte geknapt waren en de vissen dreven gekookt in de vijver. Zo heet was het geweest. In beschermende pakken mochten we tussen het puin naar overgebleven spullen zoeken. Ons huis was bijna helemaal afgegraven om naar lichamen te zoeken, dus behalve een half stuiterballetje van de katten en een terracottapot, konden we niets meer vinden.”
Veel hulp
Nienke woonde een maand lang samen met haar ouders en broertje in de verbouwde garage van haar oom en tante, naast het huis van haar opa en oma. “Het was niet ideaal en we sliepen op campingbedjes, maar ik heb warme herinneringen aan die tijd. Het samenzijn met onze familie was fijn en gezellig. We kregen veel hulp vanuit onze omgeving. Vrienden kwamen oude meubels, zoals een tafel en een bank, brengen. Binnen een week hadden we de garage ingericht. Een dag na de ramp stond mijn beste vriendin voor de deur met een zak kleding. Inclusief haar lievelingsbroek, omdat ik die zo mooi vond. Dat vond ik zó lief, dat ik er kippenvel van kreeg.”
Nu ze wat ouder is, mist Nienke ook de spullen waar ze als tiener niet zoveel om gaf, zoals haar geboorteknuffel en oude schoolagenda’s. “Die stonden vol met berichtjes van vriendinnen. Wat zou ik die nu graag willen teruglezen. Toen ik voor het eerst moeder werd, bijna zeven jaar geleden, wilde ik babyfoto’s van mezelf vergelijken met mijn kinderen. De foto’s die we nog hebben, omdat ze tijdens de ramp bij familie lagen, zijn ons veel waard. Ik heb nu alleen nog herinneringen aan mijn jeugd, maar die zullen langzaam vervagen. Door wat ik heb meegemaakt, ga ik anders met spullen om. Foto’s gaan automatisch naar de Cloud en mijn (schoon)ouders hebben ook spullen van de kinderen thuis. Als er dan iets gebeurt, raken we tenminste niet alles kwijt.”
Meisje van de ramp
Een week na de vuurwerkramp ging Nienke weer naar school, al was ze het liefst nog eerder gegaan. “Ik wilde gewoon terug naar mijn normale leven. Ik wilde niet ‘dat meisje van de vuurwerkramp’ zijn en zielig gevonden worden. De eerste weken word je geleefd en zit je in de overlevingsstand, maar dat neemt langzaam af. Het duurde even voordat ik realiseerde wat er gebeurd was en de emoties loskwamen.”
Behalve een vertrouwenspersoon op school, heeft ze nooit professionele hulp gezocht. “Achteraf gezien was het misschien goed geweest, maar op dat moment wist ik niet wat ik moest vertellen. En ik kon er met mijn ouders en vriendinnen goed over praten. Mijn herinneringen van de gebeurtenis heb ik in mijn dagboek geschreven. Dat hielp me om het een plekje te geven.”
De mentale klap kwam een jaar na de vuurwerkramp, toen haar ouders een nieuw huis kochten en het normale leven weer begon. “Terwijl mijn vriendinnen bezig waren met jongens, make-up en kleding, begon ik aan een rouwperiode. Zij gingen verder, maar ik had juist steun nodig. Dat niemand snapte wat ik doormaakte en ik ook nog aan het puberen was, maakte het niet makkelijker. Ik werd een stil en teruggetrokken meisje. Met vlagen huilde ik veel, als ik op tv iets zag over de ramp of iets wat me aan vroeger deed denken. Het begin van mijn vervolgopleiding, twee jaar later, voelde als een nieuwe start. Daar kende niemand mij en kon ik opnieuw beginnen.”
Een rode draad
Niet alleen Nienke heeft aan de ramp een trauma overgehouden, ook haar vader was er slecht aan toe. Hij wilde destijds de taak op zich nemen om de overbuurvrouw – die het samen met haar kindje overleefd had – te vertellen dat haar man was omgekomen. “Dat heeft een behoorlijk litteken achtergelaten. Mijn vader heeft veel therapie nodig gehad om te verwerken wat er die dag gebeurd is. Het kostte hem vijftien jaar om in de buurt van onze oude straat te kunnen komen. Ik ben er een enkele keer geweest, omdat het kantoor van mijn man daar zit, maar fijn vond ik het niet. Het is daar niet meer hetzelfde. Van de getroffen families die wij kennen, wilde niemand terug naar Roombeek, de getroffen wijk. Het was te pijnlijk.”
Twintig jaar later loopt de vuurwerkramp nog als een rode draad door Nienkes leven. Hoewel ze er niet elke dag aan denkt, heeft het wel invloed op haar dagelijks leven. “Ik schrik snel van onverwachte dingen, kan niet goed tegen drukte en ben snel overprikkeld. Als er met oud en nieuw vuurwerk afgestoken wordt, blijf ik liever binnen. Door de ramp sta ik ook anders in het leven. Zes jaar geleden gingen wij door een verdrietige periode: we verloren ons dochtertje van acht weken aan wiegendood. Ik ben ervan overtuigd dat ik het verlies beter kon verwerken, omdat ik al eens een traumatische gebeurtenis had meegemaakt. En ik durfde open te zijn over mijn verdriet. Ik beschreef mijn ervaringen niet in een dagboek, maar op een blog. In mijn familie staan we altijd – maar vooral in zulke heftige periodes – voor elkaar klaar. We zijn hechter dan ooit, een eenheid. Mijn broer, die een stuk luchtiger met de situatie omging, is mijn steunpilaar. Wij hebben aan een half woord genoeg. Elke klap die we als familie krijgen, maakt onze band nóg sterker.”
De vuurwerkramp in Enschede
Op zaterdagmiddag 13 mei 2000 ontstond er een brand bij het vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks in Enschede. De opslagruimte met vuurwerk ontplofte en veroorzaakte gigantische explosies. Hoe de brand precies ontstond, is nooit vastgesteld. Bij de vuurwerkramp kwamen 23 mensen om het leven, onder wie vier brandweerlieden. Bijna duizend mensen raakten gewond en tweehonderd woningen in de wijk Roombeek werden verwoest. Volgens het officiële onderzoek lag er in het bedrijf te veel en te zwaar vuurwerk opgeslagen. De S.E. Fireworks-directeuren werden in hoger beroep veroordeeld tot een jaar cel. In november 2018 deed oud-klokkenluider Paul van Buitenen, na vijf jaar onderzoek, aangifte tegen de Nederlandse staat en de gemeente Enschede. Hij beschuldigt de politie, rijksrecherche, het Openbaar Ministerie, NFI, TNO en de officiële onderzoekers van de commissie-Oosting van fraude en bewuste misleiding van de rechters. Naar aanleiding van zijn onderzoek vroeg een meerderheid van de Tweede Kamer om een nieuw onderzoek naar de vuurwerkramp. Toch liet Tjibbe Joustra, toen voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, in mei 2019 weten dat de ramp daarvoor ‘te ver in het verleden ligt’.
Tekst: Maike Abma Fotografie: Bart Honingh
Nu we zoveel mogelijk binnen moeten blijven, kun je Vriendin ook digitaal lezen. Bestel ‘m hier.