Canva1 2023 11 27t131300.738

Patty is pleegmoeder: ‘Door haar krijg ik de kans om toch te moederen’

Patty (40) probeerde negen jaar lang zwanger te worden en toen dat eindelijk lukte verloor ze haar baby Jolijn na de 20-weken-echo. Sinds vier jaar is ze pleegmoeder van Prinses (6). “Toen ik haar voor het eerst zag, dacht ik: van jou ga ik heel veel houden.”

Patty: “Onze pleegdochter was twee toen ze bij ons kwam. Een kerstcadeautje. Officieel waren Paul en ik op dat moment nog aspirant-pleegouders en moesten we nog twee trainingen bijwonen. Maar dit meisje paste qua leeftijd en problematiek zo goed bij ons, dat we ervoor gingen. Inmiddels is ze zes jaar oud. Een open, lief, gezellig meisje, maar ook een meisje met een rugzak, dat we helemaal in ons hart hebben gesloten. Om privacyredenen houd ik haar echte naam geheim en noem ik haar voor het gemak Prinses. Dat is ze ook. Ze is gek op roze en glitter. De komst van Prinses zette ons leven compleet op z’n kop, zoals bij iedere nieuwbakken ouder het geval is. Ze was ook zo welkom. We probeerden al negen jaar zwanger te worden. Zonder succes. Door Prinses kregen we de kans om toch ouders te zijn.”

Kinderwens

“Toen ik Paul ontmoette, wist ik al snel dat ik met hem kinderen wilde. Het klikte tussen ons. Ik stond na drie dagen zijn sokken al te wassen en zo’n type ben ik helemaal niet. Leuk als iemand bleef slapen, maar ook prima als degene weer naar huis ging. Bij Paul wilde ik juist dat hij bleef. Na een half jaar woonden we samen en na anderhalf jaar kochten we een groter huis. Ik was eind twintig en we besloten voor onze kinderwens te gaan. Na een jaar proberen en allerlei onderzoeken in het ziekenhuis waar niks geks of afwijkends uitkwam, dachten we, nu gaan ze wel een vruchtbaarheidsbehandeling starten. Maar dat was nog niet het geval. ‘Ga het nog maar een half jaar proberen’, was het advies. Bij de meeste stellen lukt zwanger worden binnen twee jaar. Die tijd moesten we het geven. Bij ons gebeurde er echter niks. Ondanks dat ik gezond leefde, op tijd naar bed ging en geen gekke dingen deed. Dus zaten we na een half jaar weer bij de gynaecoloog. Er werd besloten te beginnen met IUI. Eerst zonder, later met hormonen. Die hormonen hakten erin bij mij. Ze zorgden voor vermoeidheid, een kort lontje en behoorlijke stemmingswisselingen. Ik was bereid het allemaal te ondergaan, zo graag wilde ik zwanger worden. In mijn omgeving vond op dat moment een geboorte-explosie plaats. Bij collega’s, vrienden en familie stond een ooievaar in de tuin. Terwijl het bij ons zo moeizaam ging. Uiteindelijk heb ik zes IUI pogingen gedaan. Allemaal zonder succes. Daarna zijn we overgegaan op IVF. Dat was het moment dat we onze kinderwens voorzichtig gingen delen met anderen. Ineens snapten vriendinnen waarom ik de laatste tijd zo vaak afhaakte als ze iets leuks organiseerden en begrepen ze op het werk waarom ik vaak even weg was. Daarnaast voelde het minder eenzaam nu iedereen wist waar we mee bezig waren.”

Lichtpuntje

“Onze eerste IVF-poging mislukte, maar de tweede was raak. Eindelijk een lichtpuntje. Al met al waren we toen al vier jaar bezig. Tuurlijk was ik blij, maar met de handrem erop. Daar was overigens geen enkele aanleiding voor. Alle echo’s – en je krijgt er heel wat als je via IVF zwanger wordt – zagen er goed uit. En toch ben je voorzichtig. Ik kocht niet zoals een zwangere collega meteen de hele Prenatal leeg. Dat durfde ik niet. Waarschijnlijk omdat we al zoveel moeite moesten doen om überhaupt zwanger te worden. Daarbij komt, dat je sommige afwijkingen pas ziet op een 20-weken-echo. Toch genoot ik volop van mijn groeiende buik. De kwaaltjes die ik had, nam ik op de koop toe.
Met twintig weken was ik ’s ochtends al in het ziekenhuis om mijn bloeddruk te meten. Die van mij was veel te hoog. Dus werd ik regelmatig gecontroleerd. Ik vertelde de verpleegkundige dat ik die middag de 20-weken-echo kreeg en dat ik het ontzettend spannend vond. ‘We kunnen nu ook al wel vast even kijken?’ opperde ze. ‘Maar als er iets is, mag ik dat niet zeggen.’ Ik vond dat prima. Terwijl we samen keken naar het scherm met daarop een bewegende baby en een kloppend hartje, vroeg ik toch: ‘Is alles goed?’ In een fractie van een seconde zag ik dat haar gezicht iets betrok. Heel even maar. Ik ben zelf hulpverlener en voel het aan als mensen iets verbergen. Dus vroeg ik nog eens: ‘Zie je iets?’ Maar de verpleegkundige zweeg. Even later zette ze het echoapparaat uit, veegde de gel van mijn buik en wenste me succes die middag. Eigenaardig vond ik het.”

Foute boel

“Met een onbestemd voorgevoel ging ik vervolgens een paar uur later naar die 20-weken-echo. De verpleegkundige die ons hielp, was nog niet goed en wel begonnen, toen ze al zei: ‘Ik haal er even iemand bij om mee te kijken.’ Verder werd er niets gezegd. Onderling wisselden de verpleegkundige en de gynaecoloog medische termen uit, waar wij niks van begrepen. Na een kwartier vroeg Paul wat er aan de hand was. Toen vertelden ze ons dat ze een open gehemelte zagen. Ik weet nog dat ik mijn schouders ophaalde. Daar valt prima mee te leven. Uiteindelijk keken ze nog een uur lang naar onze baby op het scherm. Toen zeiden ze: ‘Kleed je maar aan, we gaan even aan tafel zitten.’ Dan weet je eigenlijk al: dit is foute boel. De gynaecoloog kwam meteen ter zake. Ze had slecht nieuws. Onze kleine had veel aangeboren afwijkingen. Zo veel dat ze niet levensvatbaar was. Er was geen enkele hoop. Als je zoiets hoort, komt niet alles binnen. Het is alsof je lichaam je beschermt tegen een te grote hoeveelheid slecht nieuws. We waren verdoofd en heel verdrietig. Het is alsof je ergste nachtmerrie uitkomt. Ik kon alleen maar wezenloos voor me uitstaren op de bank. Een paar dagen na de echo werd de bevalling ingeleid en is Jolijn geboren. In het ziekenhuis wisten ze precies hoe ze met me moesten omgaan. Precies wat ze moesten zeggen en doen. Zo warm, zo professioneel. Daar heb ik veel aan gehad. Al blijft het surrealistisch. In plaats van beschuit met muisjes eten, regelden we de begrafenis van Jolijn.”

Leven terug

“Het was moeilijk om daarna de draad weer op te pakken. Ik merkte dat me dat alleen niet lukte en zocht hulp. Mijn therapeute adviseerde een vast dagritme. Elke dag opstaan op een vaste tijd, aankleden, eten en minstens een half uur naar buiten. En ik wilde niet alleen zijn. Daarom hielden mijn moeder, Paul en vrienden me afwisselend gezelschap, ze leidden me af zodat ik niet constant bezig was met wat ons was overkomen. Zo ben ik de eerste weken doorgekomen. Heel langzaam ging ik met kleine stapjes vooruit. Ik weet nog dat ik na de dood van Jolijn tegen de therapeute zei: ‘Alles staat op z’n kop. Ik wil mijn leven terug.’ En dat zij antwoordde: ‘Je krijgt je leven terug, alleen is het niet meer hetzelfde leven als dat je had. Maar geloof me, ook je nieuwe leven gaat waardevol zijn.’ Ze kreeg gelijk, alleen wist ik dat toen nog niet. Uiteindelijk hebben we nog twee IVF-pogingen gedaan. Eentje liep uit op niets, de andere op een miskraam. Inmiddels waren we al negen jaar bezig met onze kinderwens. Het was emotioneel zwaar, intensief en het leidde nergens toe. Dat was een moment dat we serieus gingen nadenken over pleegzorg en een eerste informatiebijeenkomst bezochten. Wat een warm bad. Paul en ik voelden ons meteen heel welkom. Een half jaar later besloten we ons aan te melden als aspirant-pleegouders en trainingen te volgen. Alle thema’s komen voorbij: hechtingsproblematiek, traumabegeleiding, contact met biologische ouders. Je krijgt vooral veel informatie. Gaandeweg krijg je steeds helderder welke vorm van pleegzorg je aankunt en bij jou past. Toen we dat eenmaal wisten, waren we er klaar voor. Natuurlijk kun je nooit timen wanneer je aan de beurt bent en een kind jou nodig heeft. Maar soms kan het ook ineens snel gaan.”

Zonder reserve

“Toen ik Prinses voor het eerst zag, dacht ik meteen: van jou ga ik heel veel houden. We gaan je zo goed mogelijk helpen en er voor je zijn. Ik ben er vol ingedoken. Zonder enige reserve. Bij Prinses kan dat ook niet anders. Ze is zo ontwapenend en windt je meteen om haar vingertjes. In het begin wisten we nog niet hoelang ze zou blijven. Haar biologische ouders konden toen niet voor haar zorgen. Maar misschien zou dat veranderen in de toekomst. En daar werk je dan met z’n allen naartoe. Dat is het hele idee van pleegzorg. Je weet niet wanneer een kind komt of wanneer het teruggaat. Inmiddels is in ons geval duidelijk dat Prinses bij ons blijft tot ze volwassen is. Dat heeft de rechter besloten in het belang van Prinses. Prinses ziet haar ouders elke week. Ze heeft goed contact met hen. Wij voeden haar op en we betrekken haar biologische ouders er zoveel als kan bij. Tegen Prinses zeg ik vaak: ‘Je bent een bofkont. Je hebt een papa, een mama en ons als bonus. Mensen die de situatie niet goed kennen, oordelen snel. Zeggen bijvoorbeeld dat de ouders geen recht hebben op hun kind omdat ze in het verleden steken hebben laten vallen en dingen niet goed hebben gedaan. Ik denk genuanceerder. Want ik weet hoe belangrijk biologische ouders zijn. Prinses bijvoorbeeld heeft een speciale glimlach die ik alleen zie als ze bij hen is. Het is de bloedband, herkenning, thuiskomen. We doen er dus alles aan om het contact goed te houden. Betrekken de ouders bij belangrijke momenten, sturen foto’s en filmpjes. Wij zien als eersten haar verwachtingsvolle gezichtje als ze jarig is of als Sinterklaas komt. Maar we zijn ook streng. Zeggen de hele dag door ‘nee’, stellen grenzen, geven regels mee en voeden op.”

Iets positiefs

“Ik besef dat ik door Prinses de kans heb gekregen om te moederen. Ze maakt me heel gelukkig. Er is een wereld voor me opengegaan. De wereld van het schoolplein, de kinderopvang, de kinderboerderij. Plekken waar ik anders nooit was gekomen. Ik verwacht niet dat we nog meer kinderen opvangen in de toekomst. We hebben onze handen vol aan eentje. Met de bezoekregeling met de ouders, therapie, de gesprekken met jeugdzorg en hulpverleners. Je moet echt wel flexibel zijn en niet te ver vooruitdenken. Een gezinsbegeleider zei ooit eens tegen mij: ‘Elke dag dat Prinses hier veilig en gezond opgroeit, is er eentje die ze meeneemt in haar rugzak.’ En zo is het. Als ik naar Prinses kijk, verbaast het me overigens hoeveel ik van ons terugzie in haar. Ik weet nog dat dát ooit onze wens was, we wilden heel graag een kind waar we onszelf in terug konden zien. Een eigen kind. Door pleegzorg besef ik dat een kind nooit van jou is, maar van zichzelf. En dat je het toch heel veel kunt meegeven.
Het verdriet om Jolijn heb ik uiteindelijk wel kunnen omdraaien in iets positiefs. Ik schreef een boek over haar en eentje over ons IVF-traject. Dat heeft in de verwerking echt geholpen. Het gaf me een doel, ik ontmoette voor het Jolijn-boek nieuwe mensen die ook hun kind waren verloren en het gaf me de kans veel over haar te praten. Dat vinden omstanders toch vaak lastig. Hoe verdrietig ook, ik had die zwangerschap en bevalling niet willen missen. Ik realiseer me dat ik een streepje voor heb bij vrouwen die zelfs dat nooit meemaken. Weet je wat bizar is? Op het moment dat ik die 20-weken-echo kreeg met het slechte nieuws over Jolijn, werd in hetzelfde ziekenhuis, een paar gangen verderop, Prinses geboren voor wie ik nu mag zorgen. Zoiets verzin je toch niet?”

Meer lezen? Kijk op www.pattyschrijft.nl.

Tekst: Jolanda Hofland
Foto: Yasmijn Tan
Visagie: Wilma Scholte

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.