Personeelsuitje
1 november 2013
Er komt een personeelsuitje aan. Voor veel collega’s iets om naar uit te kijken, voor Stefanie een nachtmerrie.
Er komt een personeelsuitje aan. Voor veel collega’s iets om naar uit te kijken, voor Stefanie een nachtmerrie.
‘Ga jij niet mee, Stefanie? Heb je een ander programma?’
Mijn collega kijkt mij vragend aan.
De onvermijdelijke vraag.
‘Ja, ik heb een ander programma’, had ik kunnen zeggen. Maar tegenover één leugen staat bij mij minstens een jaar schuldgevoel.
‘Ik zit er een beetje mee.’
Stap A is gezet, maar daarmee is hooguit nieuwsgierigheid gewekt.
Kan er niemand op Adriana passen?
Is één van mijn kinderen ernstig ziek?
Moet ik voor een terminale kennis zorgen?
Ik kan niet één van deze indrukwekkende redenen voordragen. Er is geen zwaarwegende aanleiding om thuis te blijven, al weegt meegaan voor mij loodzwaar.
‘Ik vind het moeilijk om bij Adriana weg te gaan en ik rijd in het donker niet graag op onbekende wegen.’
‘Begrijpelijk’, knikt mijn collega.
‘Dirk vindt dat ik wel moet gaan’, voeg ik eraan toe.
Ik wil niet dat hij de schuld krijgt van mijn weinig spontane reactie op een klauteravontuur in een klimpark en een etentje in een uithoek van het land.
‘Bij de andere kinderen had ik het vroeger ook. Dirk moest mij meeslepen als hij met me uit wilde.
Ik ben moeilijker dan ik op het werk lijk’, lach ik, om mijn kwetsbaarheid te verbloemen. Ik kan niet anders dan mijn probleem benoemen zoals het is.
‘Ik begrijp het best’, zegt de collega en hij vertelt dat zijn vrouw ook eens bij een feestje wegging, omdat zijn dochter ziek was geworden.
‘Maar ik zit ook niet lekker als Adriana niet kan slapen of veel moet huilen’, zeg ik, om kenbaar te maken dat mijn calamiteitengrens erg laag ligt.
Mijn collega blijft vriendelijk.
‘Je moet het zelf weten. Het gaat erom dat je een leuke avond hebt, maar als je niet mee gaat, word je wel gemist.’
Het rijangstprobleem is zo opgelost. Mijn collega stelt voor dat ik met hem meerijd, maar ik wil op elk gewenst moment weg kunnen gaan.
‘Ik breng je ook weer thuis. Dan gaan we niet in discussie: als jij weg wilt, breng ik je direct thuis.’
Tegen zoveel welwillendheid ben ik niet opgewassen.
Opgelucht bedank ik hem. Ik ben mezelf gebleven en heb daar de ruimte voor gekregen. Het wordt vast een gezellig personeelsuitje.01
Wanneer ik na werktijd naar huis rijd, ben ik er ineens toch niet gerust op. Zal het me echt wel lukken om mee te gaan? Toch wel lastig om een aardige collega te hebben.