Canva1 2021 11 19t152528.852

Racheda ontmoette haar vader pas op haar 25ste: ‘Ik dacht dat ik hem niet miste’

Ze groeide op bij haar Nederlandse moeder, haar Marokkaanse vader was buiten beeld. Uiteindelijk zocht ze hem op en daar schreef ze haar debuutroman Vossenjacht over. ­Racheda Kooijman (46): “Onze ­eerste ontmoeting voelde enorm ongemakkelijk.”

Je groeide op in Amsterdam-West met je moeder en vier jaar oudere zus, zonder vader. Hoe heb je jeugd ervaren?

“Als kind had ik het fijn, al mankeerde er wel wat aan. Mijn moeder is gehandicapt, ze heeft reuma. Mijn zus ontfermde zich een beetje over mij. We leefden van een WAO-uitkering en later de bijstand, het was geen vetpot bij ons thuis. Toch heb ik geen verschrikkelijke jeugd gehad. Ik was veel buiten, las veel en kon mezelf vermaken in mijn eigen droomwereld met mijn barbies en knuffels. Ik ben later wel flink gaan puberen. Alsof ik doorkreeg dat er veel ontbrak.”

’Hoe zit het eigenlijk met je vader? Hij was weggegaan, toch?” Reyn gooit zonder dat hij het weet olie op het vuur, of eigenlijk gooit hij pijn op mijn verdriet.

“Als ik mijn moeder naar mijn vader vroeg, zei ze dat ze uit elkaar waren gegaan en dat hij een Marokkaan was. Mijn moeder is altijd positief over mijn vader blijven praten. Ik dacht dat hij bij haar was weggegaan omdat zij ziek werd. In mijn hoofd was hij daardoor een hork. Pas op mijn zestiende kwam ik er tijdens een gesprek bij een gezinstherapeut achter dat haar ziekte er niets mee te maken had, en dat mijn moeder niet wist dat dat in mijn hoofd speelde. Ze waren jong en onstuimig toen ze elkaar ontmoetten, maar toen mijn moeder eenmaal zwanger was, bleek hij minder westers dan zij dacht. Hij vond het niet fijn dat mijn moeder erbij bleef als hij mannelijk bezoek had, vond bloot op tv verwerpelijk en wilde niet dat zij betaalde in zijn bijzijn. Ze heeft de scheiding aangevraagd toen ik anderhalf jaar was.
Dat gesprek met de gezinstherapeut is een van de eyeopeners in mijn leven geweest. Ik had mijn vader jarenlang te kwaadaardig afgeschilderd. Na dat gesprek dacht ik milder over hem.”

Waarom had je geen contact met hem?

“Het lukte niet om tot een bezoekregeling te komen. Hij kwam de afspraken niet altijd na en werd als onbetrouwbaar bestempeld. Mijn moeder kreeg de volledige voogdij. Toen ik zeven was, hoorde ik dat hij was hertrouwd en in Amsterdam was blijven wonen, en ik een broertje en zusjes had.”

Ik wilde niet bij die groep horen, bij die Marokkanen waar zo over werd gepraat. […] Ik heb tot mijn negentiende stug volgehouden dat ik niet half-Marokkaans was, maar half-Spaans.

“Toen ik vriendinnen ging vertellen dat ik half-Marokkaans was, lachten ze me nog net niet in mijn gezicht uit. ‘Dacht je dat we dat nog niet door hadden?’ zeiden ze. Ik praatte er nooit over, dus ze hadden wel in de gaten dat er iets aan de hand was. Ik dacht: wat heb ik mezelf tekortgedaan? Maar ik was bang dat mensen er iets van zouden vinden.”

Hoe kwam dat?

“In mijn omgeving werd negatief over buitenlanders gesproken, vooral over Turken en Marokkanen. De gezinshereniging was net op gang gekomen, dus de woningen zaten vol gezinnen met veel kinderen. Er kwam een nieuwe rechtse partij op, de Centrumpartij, die zich openlijk uitsprak tegen buitenlanders. Om mij heen zeiden mensen hoe goed het zou zijn als Janmaat aan de macht zou komen, de leider van de Centrumpartij. Dan zouden alle buiten-landers worden teruggeschopt naar hun eigen land. Nou, daar zit je dan met je pokerface te doen alsof je half-Spaans bent.”

Wanneer kreeg je contact met je vader?

“Op mijn achttiende schreef hij mij een brief waarin hij aangaf dat hij graag contact met mij wilde. Dat wilde ik toen nog niet. Maar door die brief besefte ik dat ik op straat, terwijl ik daar met mijn vriendinnen liep, aangesproken kon worden door iemand die zou zeggen: ‘Hallo, ik ben je zus!’ Dat leek me verschrikkelijk. Toen ben ik eerlijk gaan zeggen waar ik vandaan kwam. Op mijn 25ste wilde ik toch meer over die andere helft van mij weten, om beter te weten wie ik zelf was. Ik ben mijn vader toen gaan opzoeken.”

Als ik de deur opendoe, kijk ik voor het eerst van mijn leven in mijn eigen ogen. Grote, melancholische ogen.

“Toen ik hem voor het eerst zag, herkende ik mezelf in zijn ogen, het was alsof ik in de spiegel keek. Voor de rest was er totaal geen herkenning, we verschilden zo van elkaar. Qua haar, bouw, omvang en lengte, alles waarin mensen van elkaar kunnen verschillen. Dat was een teleurstelling. Mijn moeder had altijd gezegd dat ik zo op hem leek. Dat zag ik ook op de weinige foto’s die ik van hem had gezien. Maar ja, hij was natuurlijk ouder geworden. Ik vroeg me af hoe deze doodnormale Marokkaanse man van middelbare leeftijd mijn vader kon zijn.”

Na de eerste blik volgt het ongemak van elkaar gedag zeggen. Een hand of een omhelzing? Bij Spoorloos vallen ze elkaar in de armen, maar dat is televisie.

“Die eerste ontmoeting voelde enormongemakkelijk, ik wist niet wat ik moest doen en hij ook niet. We schuifelden een beetje heen en weer bij mijn voordeur – hij kwam mij ophalen. Geef je alleen een hand, wat zeg je überhaupt na 25 jaar? ‘Hallo, ik ben Racheda?’ Ik weet niet meer wat ik heb gezegd, het was zo’n rare situatie.”

Hoe verliep het contact later?

“Het contact werd daarna makkelijker, maar we hebben nooit een goede vader-dochterband gekregen. Dat kan denk ik ook niet als je elkaar na 25 jaar voor het eerst ziet en kampt met verschillende verwachtingen. Hij hoopte dat zijn eerst-geborene weer in zijn leven kwam, dat zijn familie nu compleet was. Hij had aan weinig woorden genoeg en nam mij op in zijn gezin, wat prachtig is.
Maar ik vroeg mij af wie die familie was. Ik liep ook tegen cultuurverschillen op. Voor mijn familie was het genoeg om bij elkaar te zijn, maar ik kreeg het benauwd van dat alleen maar samen zijn. Ik miste contact en echte verbinding. Ik denk dat ik ook had gehoopt dat hij een leuke vader zou zijn. Maar hij betuttelde mij en vond iets van mijn levensstijl. Dat vond ik moeilijk, want mijn leven was één groot feest. Ik freelancete en werkte erbij in de kroeg, mijn nachtleven ging over in mijn dagleven. Mijn vader moest niet met zijn mening bij me aan­komen, daar zat ik niet op te wachten.”

De tragiek van het halfbloedje: te licht voor het een en te donker voor het ander. […] De mix maakt dat ik me nooit werkelijk ergens helemaal thuis voel. […] Ik ben de nep-buitenlander, maar ook geen échte Nederlander.

“Op mijn dertigste ging ik naar Marokko, mijn vader wilde dat ik zijn familie ging opzoeken. Daarvoor had ik altijd het gevoel dat ik nergens echt bij hoorde. Door mijn naam en uiterlijk voelde ik me in Nederland altijd anders. Een van de eerste vragen die mensen mij stellen als ze mij voor het eerst ontmoeten, is: ‘Waar kom je vandaan?’ In Spanje en Italië werd ik vaak voor local aangezien, wat ik leuk vond. Ik was benieuwd hoe dat in Marokko was. Maar daar was ik niet automatisch een van hen, want zij zagen ook wel dat ik niet helemaal klopte. Was ik nou van daar, of niet? Ik was er met mijn toenmalige vriend, nu mijn man, die lang en wit is. Daardoor waren we voor hen ook een rare combinatie.
Nadat ik bij de familie was geweest, viel bij mij het kwartje. Ik zag ineens dat ik zo ongelofelijk Nederlands ben. Door mijn uitgesprokenheid, mijn brutaalheid en de manier waarop ik in het leven sta: mijn tolerante manier van denken, het openlijk vrouw zijn, het spelen met mijn seksualiteit. Het gevoel dat ik me nergens thuis voelde, was weg. Vanaf dat moment ben ik me in Nederland ook Nederlandser gaan voelen. Hier ben ik thuis.”

Wat vind je nu van je Marokkaanse afkomst?

“Ik ben nu blij met dat Marokkaanse deel, want het maakt me ook tot wie ik ben. Ik heb daardoor een bijzonder levensverhaal, al doe ik er niet veel mee. Ik eet niet elke vrijdag couscous en integreer die cultuur niet in mijn leven, want die is nooit onderdeel van mijn leven geweest. Maar ik zeg nu wel volmondig dat ik half-Nederlands en half-Marokkaans ben. Dat is ten goede veranderd. Ik ben ook een tolerant mens geworden. Ik begrijp de vluchtelingen-problematiek bijvoorbeeld goed. Feitelijk was mijn vader ook een economische vluchteling. Ik snap wel dat je zo’n keuze maakt. Dus bij mensen die hard oordelen over economische vluchtelingen, denk ik: jij zou hetzelfde hebben gedaan. Ik ben een product van de andere kant van het verhaal. Als mijn vader die boot naar Europa niet had gepakt, was ik er niet geweest.”

Ik heb heel lang echt gedacht dat ik geen vader miste. Ik riep het zo hard dat ik het zelf lang ben blijven geloven.

“Ik zei heel lang: ‘Als je niet weet wat je mist, kun je het ook niet missen’. Dat was een handige manier om geen verdriet te hoeven voelen. Want anders kon ik mezelf afvragen: waarom heeft hij nooit eerder contact gezocht, was ik niet goed genoeg? Het ging aan me knagen toen ik begin twintig was. In mijn relaties met mannen moest ik altijd de controle hebben. Als het slechter dreigde te gaan, was ik degene die vertrok, want niemand mocht mij verlaten. Dat is een ongezond mechanisme.
Ik ben in therapie gegaan. Ik kon niet anders dan toegeven dat ik mijn vader toch heb gemist. Hij was er niet en dat is een groot verdriet. Maar dat kan niemand goedmaken. Ik kon er wel voor kiezen om verder te gaan, om te accepteren dat dit nu eenmaal is wat het leven mij heeft geboden. Dat was helend. Toen ik die keuze maakte, kon ik alleen verder. Ik had niets meer van hem te verwachten. Meer zat er niet in, want er is nooit een goede basis gelegd. Ik heb al een aantal jaar geen contact met hem. Maar als ik hem morgen bel en hulp nodig heb, helpt hij mij, en dat zou ik ook voor hem doen.”

Tekst: Ella Mae Wester.
Foto: Amaury Miller.
Visagie: Wilma Scholte.