Canva1 2024 06 14t140213.425

Saskia Belleman is rechtbankverslaggever: ‘Ik ben wel voorzichtiger geworden’

Als rechtbankverslaggever voor De Telegraaf zit Saskia Belleman (64) vooraan bij spraakmakende rechtszaken als die over Peter R. de Vries, Ridouan T. en Anne Faber. Ze merkt dat veel mensen niet weten hoe het recht werkt en wil met haar werk meer begrip kweken. “Het is niet altijd zwartwit, niet alle verdachten zijn boeven.”

Een interviewafspraak maken met rechtbankverslaggever Saskia Belleman is niet makkelijk. Waar ze zelf overigens weinig aan kan doen: ze krijgt de planning van de belangrijke zaken in de rechtbank vaak pas kort van tevoren te horen. En dus moet de afspraak een aantal keer worden verschoven. Met de oprechte excuses van Saskia. Ze werkt veel, vertelt ze, als we eenmaal aan de muntthee in een café zitten: “Ik heb geen veertigurige werkweek, dat schiet er dik bovenuit. Dat komt ook omdat je er in mijn werk vaak geen pijl op kunt trekken. Ik doe veel zware rechtszaken en die beginnen om negen uur ’s ochtends. Maar ja, dat is soms in Leeuwarden, Groningen of Limburg. Ik woon in Amsterdam, dus voor mij betekent dat veel reistijd: als ik naar Maastricht moet, zit ik om half vijf in de auto. Om een uur of vijf, als de rechters stoppen, moet ik het artikel voor de krant nog schrijven en daarna nog terugrijden. Ik ben niet vaak vroeg thuis en in het weekend werk ik soms ook. Omdat mijn agenda wordt geregeerd door de rechtbanken, is het lastig om afspraken eromheen te maken. Maar ja, dit is mijn baan, en dit gaat voor.”

Je bent ooit op X – voorheen Twitter – begonnen. Daarmee maakte je je eerst niet populair bij de rechters en het OM.

“Nee, ze snapten niet zo goed wat ik deed. Ik twitterde in het begin op mijn telefoon. Dus dan dachten ze: wat doet ze in de rechtszaal, maakt ze opnamen of filmpjes? Dat mag niet in de rechtbank. Twitter was nieuw voor ze, en dat iemand via Twitter verslag deed van wat er in de rechtbank gebeurde, hadden ze al helemaal weinig meegemaakt. Al was ik niet de eerste, hoor. Maar ik was wel de eerste die door het hele land werkte en de grote zaken via Twitter versloeg voor De Telegraaf. Het is ooit begonnen met het proces-Wilders. Die zaak trok belangstelling in binnen- en buitenland. Ik dacht: ik werk voor zo’n dode boom die pas de volgende dag uitkomt, wat kan ik toevoegen aan wat mensen ’s avonds al hebben gezien op tv? Een collega kwam met dat idee over Twitter. Ik had tot die tijd nog nooit getwitterd, ik vond het altijd een beetje onzin. Hij maakte een account aan. En toen ben ik maar gewoon begonnen.”

Waarom ging je ook verslag doen op tv?

“Dat kwam door Twitter. De redacties van talkshows kregen in de gaten dat ik in die rechtbanken zat, dat vonden ze interessant. Op een gegeven moment vroegen ze of ik wilde aanschuiven aan tafel. In het begin dacht ik: wie ben ik nou helemaal? Ik had nooit gekozen voor tv, ik dacht: dat kan ik niet, laat mij maar lekker schrijven. Tot ik merkte dat collega’s bij die talkshows gingen zitten die zo’n rechtszaak helemaal niet kenden, maar wel gingen vertellen wat er allemaal gebeurd was. Wat niet altijd klopte. Dus toen besloot ik het toch te proberen. Ik vond het best leuk, bij nader inzien. Ik wist sowieso meer dan de talkshowhost.”

Waarom wilde je dit werk eigenlijk doen?

“Ik was jarenlang algemeen verslaggever en had van veel dingen een klein beetje verstand. Maar ik wilde eigenlijk op één gebied veel weten. Rechtszaken vond ik altijd al interessant. Alles wat je doet in het leven, is geregeld via wetten en regels. Of je nu een OV-chipkaart of een brood bij de bakker koopt: voor alles hebben we afspraken vastgelegd in wetten en regels. Dus ik ben toen rechten gaan studeren. Naast mijn werk liep ik ’s avonds en in het weekend college. Dat was pittig, maar ook boeiend. Veel dingen die werden behandeld in die colleges, kwamen terug in mijn werk – en op vragen die ik had over mijn werk, kreeg ik antwoord tijdens mijn studie.”

Heb je een missie?

“Ja. Ik merk dat mensen weinig weten over hoe het recht werkt in Nederland. Terwijl het zo belangrijk is dat je weet hoe het in elkaar steekt. Dus ja, ik heb zeker een missie. Ik wil dingen uitleggen, ik wil dat mensen snappen waarom het gaat zoals het gaat. Waarom iemand die ontoerekeningsvatbaar geen gevangenisstraf kan krijgen, waarom iemand die haar vier pasgeboren baby’tjes om het leven bracht, geen vier keer levenslang krijgt. Het idee dat veel mensen hebben over het recht, is vaak gebaseerd op Amerikaanse series. Dat merk ik aan de vragen die ik van mensen krijg. Bijvoorbeeld over wanneer de jury uitspraak doet. Dan denk ik: hier moet ik wat uitleggen. Veel mensen weten ook niet wat het verschil is tussen een rechter en een officier van justitie. Of iemand heeft het over een D66-rechter. Terwijl: wat een rechter stemt, heeft er geen bal mee te maken. Het gaat er om of er bewijs is of niet. Ik probeer dat soort dingen keer op keer uit te leggen. Iemand die in het verdachtenbankje zit, is niet meteen schuldig. Terwijl dan vaak wordt gezegd: knoop ’m op, of geef ’m levenslang, of voer de doodstraf maar weer in. Maar er is nog niet zeker dat iemand het heeft gedaan.”

Het recht is gebaseerd op de ratio, niet op de emotie, wordt weleens gezegd, toch?

“Ja. Al vind ik wel dat binnen het recht plaats moet zijn voor emotie. De uitbreiding van de rechten die een slachtoffer heeft tijdens een strafzaak, vind ik goed. Zij mogen zich ook uitlaten over de straf. Voor de nabestaanden is vaak maar één straf hoog genoeg voor iemand die zich schuldig heeft gemaakt aan moord op hun geliefde, en dat is levenslang, want dat hebben zij ook. Een verdachte mag best beseffen wat er is aangericht. Zeker bij een bekennende verdachte.”

Je hebt weleens gezegd: iedereen kan een dader worden.

“Dat klopt. Er zijn verschillende soorten strafzaken. Maar het is je vast weleens overkomen dat je in de auto rijdt en denkt: o jee, ik ben al hier, ben ik die kruising al voorbij? Negen van de tien keer gaat dat goed. Maar het kan ook gebeuren dat je een fietser aanrijdt omdat je er niet bij bent met je hoofd. Als je pech hebt, rijd je iemand dood. Maar de meeste mensen stappen niet in de auto met het vaste voornemen: ik ga nu iemand doodrijden. Toch kun je dan veroordeeld worden voor dood door schuld, want je had moeten opletten. Een auto is een potentieel wapen. Ander voorbeeld: iemand raakt in een psychose – dat kan iedereen overkomen, hè, het is een soort kortsluiting in je hoofd. Ik heb bij een zaak gezeten van een man die aan psychoses leed. Hij was in het weekend bij zijn ouders, zijn medicijnen waren op, zijn vader reed naar de apotheek om nieuwe te halen. In die tijd vermoordde die man zijn moeder, in een psychose. Toen hij zijn medicijnen weer had, besefte hij wat hij had gedaan. Dan zie je zo’n hoopje ellende in de rechtbank, in een badjas, met allemaal volgesnotterde zakdoekjes om hem heen, diep verdrietig. Zijn vader was er ook, hij was zijn vrouw kwijt, maar nu eigenlijk ook zijn zoon. Van dat soort zaken krijg je een brok in je keel, dat is zo erg. Of een moeder wiens gehandicapte dochter was misbruikt in een instelling. Ze zwoer dat ze voortaan voor haar dochter zou zorgen en haar nooit meer in een instelling zou laten stoppen. Tot de moeder dementerend werd en een brief kreeg met het aanbod om haar dochter naar een dagbesteding te laten gaan. Om de moeder te ontlasten. Dat zag ze als een dreigement, dat was precies wat ze nooit wilde. Toen dacht ze: dan is mijn dochter beter af dood.”

Lig je weleens wakker van je werk?

“Soms. Er zijn van die zaken die onder je huid kruipen. Die van Anne Faber was er onmiskenbaar een van. Maar de Amsterdamse zedenzaak, die van Robert M, die baby’s en peuters misbruikte tot ze een jaar of twee waren en gingen praten, vond ik ook vreselijk. Het jongste slachtoffer was een baby van acht dagen oud. Daar denk ik nog steeds weleens aan. Toen ik Robert M. voor het eerst in de rechtbank zou zien, dacht ik: zouden er bij mij als moeder alarmbellen afgaan? Hij kwam binnen, stekeltjeshaar, best een sympathieke verschijning. Nou, die alarmbellen gingen bij mij niet af. Die ouders maken zichzelf enorme verwijten, maar dat dit zou gebeuren, konden ze nooit voorzien.”

Je was ook bij de rechtszaak tegen de moordenaar op Anne Faber. Hoe was het voor jou, als moeder van een dochter, om daarbij te zijn?

“Je ontkomt niet aan de gedachte: het zal je kind maar gebeuren. De ouders van Anne Faber zagen dit natuurlijk ook niet aankomen. En toch gebeurt het. Als je hoort hoe hij tekeer is gegaan en wat ze heeft moeten meemaken in de laatste momenten van haar leven, dat is bloedstollend. Dan vraag je je af hoe mensen zo worden. Het voelt zwaar om dat aan te horen. Ik heb de ouders van Anne geïnterviewd, ze wilden graag vertellen wie zij was. Anne had een veelbelovende carrière in het verschiet, ze was getalenteerd, verzamelde vrienden om haar heen… Dat zij aan haar einde moest komen door zo’n idioot. En dan de fouten die zijn gepleegd. Dat de gevangenisdirecteur vanwege de privacy tegen de directeur van de forensische kliniek niets over zijn dossier mocht vertellen, snap ik tot op de dag van vandaag niet. Die privacywetgeving moet echt veranderen.”

Ben je nooit bang? Want je bent vaak aanwezig in de rechtbank bij geruchtmakende strafzaken, zoals die over de moord op Peter R. de Vries, of tegen Ridouan T.

“Niet echt. Als rechtbankverslaggever zit ik in een andere positie dan een misdaadverslaggever. Dat zijn de mensen die de verhalen schrijven over nieuws dat criminelen liever niet onthuld hadden willen zien. Soms leidt dat ook tot hun aanhouding. Tegen de tijd dat ik over ze schrijf, zijn ze al aangehouden en zitten ze in de rechtszaal. Maar of zij dat onderscheid maken, is natuurlijk maar de vraag. Ik ben wel voorzichtiger geworden. Niet in wat ik schrijf, want ik vind dat ik moet kunnen opschrijven wat er gezegd wordt. Maar ik kijk wel vaker over mijn schouder. Als ik bij de bunker kom op dagen dat het Marengo-proces dient tegen Ridouan T., weet je niet wat je ziet. Je hebt het idee dat je op een filmset bent beland, compleet met helikopters en drones in de lucht, en op elke straathoek staan mensen van het leger en de politie met automatische geweren. Af en aan rijden er beveiligde transporten met gillende sirenes, die duiken de parkeergarage in. Binnen in die bunker zie je geen daglicht, je hebt geen idee wat voor weer het is. Een tijdje geleden besloot ik om daar niet meer iedere dag van het proces te zitten. Het lijkt niet meer te gaan over mensenlevens, maar over allerlei juridisch gesteggel. En de verdachten zwijgen. Dat frustreert.”

Je bent 64. Als je terugkijkt, waar ben je dan het meest trots op?

“Op mijn jaren als rechtbankverslaggever. Ik heb het gevoel dat ik een klein steentje kan bijdragen aan het begrip van mensen over hoe het eraan toegaat in een rechtszaal. En soms ook het kweken van meer begrip voor een verdachte. Het is niet altijd zwartwit. Niet alle verdachten zijn boeven, en niet iedereen in de verdachtenbank blijkt schuldig te zijn. Ik leg graag uit hoe zorgvuldig rechters daarmee omgaan. Er wordt me weleens gevraagd: waarom oefenen rechters niet meer druk uit op zo’n verdachte? Nou, dat is omdat diegene dan waarschijnlijk dichtklapt – en wat je wil, is dat hij praat, dus daar schieten nabestaanden niets mee op. Ik probeer dat soort dingen uit te leggen. Het is fijn als ik van mensen hoor dat ze door mij beter snappen hoe het in de rechtbank werkt. Als ze daar blij mee zijn, kijk ik straks met tevredenheid terug.”

Tekst: Ella Mae Wester
Foto: Yasmijn Tan
Visagie: Wilma Scholte

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.