Schrijf Je In Voor De Nieuwsbrief (1)

Sholeh kwam voor de liefde vanuit Iran naar Nederland

Schrijfster en dichter Sholeh Rezazadeh (35) schrijft dit jaar het Boekenweekgedicht. Een enorme eer voor iemand die tien jaar geleden nog geen woord Nederlands sprak. Sholeh groeide op in Iran en kwam in 2015 voor de liefde naar ons land. “Tot ik hier was, had ik geen idee dat er in Nederland geen bergen zijn.”

Het is een zonnige, winterse dag en het vriest. Toch komt Sholeh aangefietst in een lange, tulen rok onder een felroze jas bij het café waar we hebben afgesproken. Ze vindt het leuk om een beetje haar best te doen op haar uiterlijk, zal ze later vertellen, óók als het koud is. “Zo ongeveer vanaf september draag ik een lange onderbroek onder mijn rok”, lacht ze. Reden voor ons gesprek: Sholeh mag dit jaar het Boekenweekgedicht schrijven. Ze was toevallig bij haar uitgeverij toen ze het nieuws te horen kreeg. Saillant detail: tien jaar geleden sprak Sholeh nog geen woord Nederlands.

Moerstaal

Nippend aan een chai latte vertelt ze hoe blij en verrast ze was toen ze het hoorde. “Ik besefte hoe bijzonder het was dat ik zover was gekomen, en dat maakte me best trots. Ik heb geloof ik iedereen geknuffeld die op dat moment op de uitgeverij was. Alles wat ik wil doen, is schrijven.” Nog diezelfde dag bedenkt ze de eerste vier regels van haar gedicht. Het thema van de Boekenweek van dit jaar is ‘Je moerstaal’, iets dat als geen ander bij Sholeh past. In bijna accentloos Nederlands vertelt ze waar de inspiratie van haar gedicht vandaan komt: “Ik schrijf al een tijd niet in mijn moerstaal, en dat heeft best wat gedaan met mij.” Iets waar ze later in het gesprek meer over zal zeggen. “Los daarvan, merk ik dat ook mensen die dezelfde taal spreken, elkaar soms moeilijk begrijpen, waardoor het lastiger is om je met anderen te verbinden. Aan de ene kant is het makkelijk om met anderen in contact te komen, door te reizen of via internet bijvoorbeeld. Maar ik heb het gevoel dat je vaak alleen de mensen spreekt die in je eigen bubbel zitten. Dat geldt ook voor mij: ik kom als schrijfster zelden in aanraking met mensen die geen boeken lezen. Ik denk dat dat soort polarisatie ertoe leidt dat mensen zich eenzaam, afgesloten of anders voelen. Dat we in onze snelle maatschappij zo weinig tijd hebben voor anderen, maar ook voor onszelf, doet iets met mensen. Het maakt me verdrietig als ik in de metro zie dat niemand aandacht voor elkaar heeft. Dan denk ik: waarom? Zoveel jongeren hebben een burn-out, dat vind ik alarmerend. We zijn de balans een beetje kwijt. De meeste mensen zijn vooral met zichzelf bezig. En stel je voor dat je dan ook nog een taalbarrière hebt, of je kunt gewoon niet zo goed communiceren. Daar gaan mijn boeken ook over: over mensen die een beetje anders zijn. Al die dingen vind je terug in mijn gedicht.”

Lange blonde man

Sholeh woont sinds tien jaar in Nederland. Ze kwam hier voor de liefde. In een park in haar woonplaats Tabriz in Iran leerde ze de man kennen met wie ze nu is getrouwd – ze noemt hem liever niet bij naam, hij is niet zo dol op de publiciteit die haar leven als schrijfster met zich meedraagt. Sholeh: “Hij was met een groep vrienden op vakantie in Iran.” Niet de meest voor de hand liggende vakantiebestemming misschien, “maar hij had zoveel positieve, maar ook wat mindere dingen over Iran gehoord dat hij nieuwsgierig was en het land zelf wilde zien. Ik studeerde in die tijd geneeskunde. Maar vrijdag is in Iran een vrije dag, en ik ging dan vaak naar het park – vaak, zoals nu ook, met mijn moeder. In Tabriz komen niet zo veel toeristen, dus hij viel op.” Zeker omdat hij een lange, blonde man was – hij was de eerste Nederlander die Sholeh ooit had ontmoet. “In Iran is het gebruikelijk dat je gastvrij bent voor mensen die van buiten jouw stad komen, dus ook voor toeristen. Een gast is een vriend van God, zeggen we in het Perzisch. Je biedt koffie of thee aan, of eten. Mijn moeder en ik vroegen of we hem konden helpen en nodigden hem thuis uit voor de thee. Het begon dus niet als iets bijzonders. Ik had geen idee dat ik ooit voor deze man mijn hele leven op z’n kop zou zetten.” Maar Sholeh en hij hielden contact, want hij had foto’s gemaakt en die werden via de mail uitgewisseld. En zo ontwikkelde zich langzamerhand wél iets bijzonders. In de drie jaar die daarop volgden, kwam hij een paar keer naar Iran, en zij wilde ook weleens in Nederland kijken. “Ik was nooit van plan om in het buitenland te gaan wonen, iets dat mijn klasgenoten wel graag wilden. Ik wist niets van Nederland. Tot ik hier was, had ik geen idee dat er in Nederland geen bergen zijn en dat het hier helemaal plat is.” Toen Sholeh en haar vriend wilden gaan samenwonen, leek het makkelijker dat Sholeh in Nederland zou gaan wonen. “In Iran wonen weinig buitenlanders, dus voor hen is niet veel geregeld.”

Agressieve taal

Wat het eerste woord was dat ze in Nederland leerde? “Lekker,” lacht Sholeh. “Dat woord hoorde ik zo vaak. Alles kan in het Nederlands lekker zijn: eten, drinken, het weer.” Wat haar nog meer opviel, die eerste keer in de trein in Nederland: “Het klonk alsof iedereen ruzie met elkaar had. Maar de mensen keken er wel rustig en vriendelijk bij. Ik vond het Nederlands maar een agressieve taal. Het Perzisch is daarbij vergeleken zangerig en zacht. In het begin dacht ik: ga ik ooit een woord in het Nederlands spreken?” En toch leerde ze de taal. Sterker nog, ze leerde het zo goed dat ze binnen drie jaar een schrijfwedstrijd won. Hoe kreeg ze het voor elkaar om een taal die zo vreemd voor haar was, zó snel onder de knie te krijgen?  Sholeh: “Deels komt dat omdat ik al vanaf mijn twaalfde schrijver wil worden. Dat was er niet van gekomen, omdat ik geneeskunde ging studeren. Schrijver worden, dat wordt in Iran niet echt gezien als een baan. Als je goed kunt leren, word je arts, ingenieur of advocaat, en mijn vader wilde graag dat ik arts werd. Maar toen mijn hele leven op z’n kop stond nadat ik in Nederland was gaan wonen, moest ik opnieuw beginnen. Ik had nooit eerder kunnen doen wat ik altijd zo graag wilde, maar ik dacht: nu kan het. Die innerlijke motivatie heeft zeker geholpen. Toen die dam eenmaal gebroken, ging alles stromen. Tegelijk had ik geen idee hoe ik hier schrijver moest worden. Ik was als 26-jarige naar een nieuw land gekomen en moest ik de taal leren, de cultuur begrijpen, nieuwe vrienden maken… Je bent niets en weet niets. Maar ik wilde alles proberen om mijn droom uit te laten komen, anders zou ik aan het einde van mijn leven spijt krijgen dat ik het niet had geprobeerd. Dus ik ging met ogen dicht de zee in,” lacht ze. Sholeh schreef zich in voor een taalcursus van negen maanden, oefende met haar man, keek tv, luisterde naar de radio en las kinderboeken:.“De eerste ging over Nijntje.” Ook werkte ze in restaurants en deed ze vrijwilligerswerk als tolk. “Vanaf het eerste jaar probeerde ik ook te schrijven in het Nederlands, soms stuurde ik dat op naar tijdschriften. Het was nog niet van goede kwaliteit, maar ik wilde weten hoe het hier werkt als je wilt schrijven.”

Persoonlijk

Schrijven in een taal die niet je moedertaal is, heeft zo z’n voordelen, merkte Sholeh. “In mijn eerste boek, De hemel is altijd paars, zit een aantal heel persoonlijke hoofdstukken die ik niet geschreven zou hebben in mijn moedertaal. Het Nederlands was ook na zoveel jaar nieuw voor mij, ik had nog geen emoties of herinneringen in die taal. Voor mij betekende het dat ik over emotionele dingen kon schrijven zonder emotioneel te worden. Dat heeft me geholpen om over persoonlijke dingen te schrijven.” Die hoofdstukken in haar boek gaan over Sholehs jeugd. Haar ouders hadden geen goed huwelijk, het was vaak chaos thuis, vertelde ze in een eerder interview. Haar boek gaat ook over iets anders ingewikkelds. Op haar vijftiende ontdekte dat haar vader verslaafd was aan opium, nadat ze op zijn kamer een opiumpijpje zag liggen. “Met dat verhaal heb ik minstens vijftien jaar lang geworsteld, in mezelf. Ik heb daar nooit met iemand over gesproken. Zelfs met mijn beste vriendin praatte ik daar niet over. Het luchtte me op om erover te schrijven en om op die manier verder te kunnen met mijn leven. De pijn is er nog steeds, maar ik heb meer ruimte in mijn hoofd om me met andere dingen bezig te houden. Kijk, ik ben niet de enige die moeilijke dingen meemaakt. Ik krijg nog elke dag berichten van mensen die iets vergelijkbaars hebben doorgemaakt. Ik vind het mooie van boeken dat mensen zich daardoor misschien iets minder eenzaam voelen. Dat is zo’n mooi moment van verbinding.” Iets waar haar Boekenweekgedicht dus over gaat. Sholeh: “Zelf heb ik tijdens mijn jeugd veel gelezen, en dat heeft me echt op de been gehouden. Als ik dat kan teruggeven aan ook maar één iemand anders, is het voor mij goed.”

Ontmoeting met de koning

Twee jaar geleden was Sholeh voor het eerst op het Boekenbal. “Daar zag ik een aantal schrijvers een optreden geven op het podium. Ik heb het tegen niemand verteld, maar ik dacht: ik wil ooit het Boekenweekgedicht schrijven en daar ook staan. En nu is het zover. De Boekenweek wordt geopend in aanwezigheid van de koning, dus hem ga ik ook ontmoeten.” Of ze haar outfit al klaar heeft? “Nee, nog niet”, zegt ze. “Ik moet nog bedenken wat ik aan ga doen. Maar dat komt wel goed”, lacht ze. Twee dagen later mailt ze: “Ik heb vandaag iets besteld!” Foto: privébezit Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.

LEES OOK

Lees meer Persoonlijke verhalen

Uit andere media