Canva1 2024 09 09t105856.959

Stephanie-Joy was jarenlang dak- en thuisloos

Stephanie-Joy (38) werd op haar veertiende uit huis geplaatst en kwam terecht in een wereld van opvang en behandelaars, soft- en harddrugs. Uiteindelijk werd ze dakloos. Haar leven nu? Totaal anders!

De deur van haar nieuwbouwappartement zwaait open en daar staat ze. Stephanie-Joy. Niet het magere meisje met het roodgeverfde haar en de wijde skatekleding dat ze lang was. Wel een verzorgde, slanke vrouw van 38: met haar blonde haren in een staart en in nette kleding en zwarte veterschoenen met een hak.
Vandaag is het haar thuiswerkdag. Sinds 2012 werkt Stephanie-Joy bij het Leger des Heils. Van stagiair klom ze in een snel tempo op, nu is ze projectleider van de afdeling
directiezaken en leidt ze zorggerelateerde projecten. Ze zet twee koppen heet water en een kistje met theezakjes op tafel en dan is ze klaar voor het interview.

Schouders eronder

Stephanie-Joy groeide op als oudste in een doorsneegezin met drie kinderen. Ze was drie toen bleek dat ze slechthorend was. Ze kreeg hoortoestellen en ging vanaf haar vierde naar speciaal onderwijs voor doven en slechthorenden. Op haar zesde raakte ze dubbelgehandicapt: haar rechtervoet verbrijzelde bij een zwaar auto-ongeluk. Wat volgde, waren tientallen operaties door de jaren heen en – tot op de dag van vandaag – orthopedische schoenen en pijn.
Het ongeluk had zijn weerslag op het hele gezin. Stephanie-Joy: “Op het moment van het ongeluk hadden mijn ouders ook
andere zorgen. Mijn jongste broertje was net geboren en we hadden net een verhuizing achter de rug: de verhuisdozen waren nog niet eens goed en wel uitgepakt. Mijn ongeluk bracht extra stress met zich mee. Het motto van mijn ouders was: we moeten onze schouders eronder zetten, we moeten door. Enerzijds is dat onze redding geweest als gezin. Anderzijds: toen ik in mijn tienerjaren allerlei vragen met betrekking tot het auto-ongeluk kreeg, wilden mijn ouders daar niets meer over oprakelen. Ze hadden het trauma net een soort van plek weten te geven. Maar mijn lichaam was zwaar gehandicapt. Door die voet zag ik er anders uit dan mijn leeftijdsgenoten, zij pestten me. Ik had pijn en littekens en er was niemand die mij leerde hoe ik ermee om moest gaan.”
Dat was niet het enige. Bij Stephanie-Joy thuis hing ook een bepaalde spanning. “Ik verstond mijn ouders vaak slecht, dat leverde irritaties op. Mijn moeder wilde me voortdurend beschermen, maar haar zorgen verstikten me. En mijn vader, die hard werkte in ploegendiensten, had regelmatig een kort lontje. Op een dag ben ik begonnen met mezelf te verwonden, iets wat jaren heeft geduurd. Ik zat in de brugklas en de zomervakantie stond voor de deur. Die zes weken niet naar school kon ik emotioneel niet handelen. In een leeg lokaal ben ik met een stuk glas in mijn arm gaan krassen, net zolang tot die arm vol zat met bloederige streepjes. Het kon me niet schelen wat voor smoes ik moest verzinnen om mezelf te laten verbinden, het leidde af van de pijn die ik van binnen voelde.”

Uit huis geplaatst

De spanningen thuis leidden tot gezinsgesprekken bij het Riagg. Ondertussen wilde Stephanie-Joy niet meer thuis wonen en zag ze het leven niet meer zitten. Bij verschillende drogisterijen kocht ze zoveel mogelijk paracetamoltabletten, vergruisde die en verstopte ze in haar kamer tot het moment daar was. Zover kwam het echter niet: haar moeder ontdekte de pillen. Snel daarna, op haar veertiende, werd Stephanie-Joy door het Riagg uit huis geplaatst en kwam ze terecht in een behandelgroep.
Wat Stephanie-Joy zich nog van haar uithuisplaatsing kan herinneren? “Het was een gekke situatie. Ik zat in het gips en liep met krukken en al naar binnen. Er waren twee vrouwen met een hondje. Dat hondje was het voor mij helemaal, daar kon ik me aan vasthouden. En mijn ouders waren er natuurlijk ook. Het deed hen veel dat ik uit huis werd geplaatst, maar ze hadden geen keuze. Zij konden mij niet meer helpen, hoe graag ze dat ook wilden. Voor mijn moeder was het: ik heb gefaald, ik moet mijn kind wegbrengen. Voor mij was het: we redden het thuis niet meer, ik heb geen idee, maar voor nu is het even oké. Ik dacht niet verder dan mijn neus lang was: hoe laat mag ik morgen douchen en hoeveel boterhammen neem ik mee naar school?”

Verslaafd

Na vier maanden verhuisde Stephanie-Joy naar een behandelgroep in een andere plaats. “Daar kreeg ik de voorlopige diagnose – voor je achttiende mag er geen definitieve diagnose worden gesteld – dat ik een borderline persoonlijkheidsstoornis had. Stemmingswisselingen, zwart-witdenken, het opzettelijk verwonden van mezelf, eetstoornissen, suïcidaal gedrag, impulsiviteit, verlatingsangst… Ik had het allemaal.”
In 2002 werd Stephanie-Joy opnieuw naar een ander tehuis overgeplaatst, nu een project voor zelfstandigheidstraining. “Daar ging het eerst goed, ik volgde een opleiding SPW2 en had een bijbaantje. Maar je mocht er maar tot je achttiende blijven, daarna moest je jezelf kunnen redden. Met het vooruitzicht dat ik wéér moest verhuizen, raakte ik er na een jaar verslaafd. Eerst aan blowen, vervolgens aan cocaïne. Mijn eerste jointje rookte ik op mijn zestiende met een vriendinnetje in het project. Haar vader was verslaafd. Van hem kreeg ik mijn eerste cocaïne.”
Na een schorsing wegens haar drugsgebruik werd Stephanie-Joy uiteindelijk voorgoed uit het project voor zelfstandigheidstraining gezet. Inmiddels zonder opleiding en zonder werk, maar wel zwaar verslaafd, was ze in 2004 officieel dak- en thuisloos.

Buiten slapen

In die tijd verbleef Stephanie-Joy overal en nergens. “De straat was mijn tweede thuis. Het voelde als: hier kan niemand mij wegsturen. Soms haalde ik nachten buiten door. Buiten slapen deed ik een enkele keer. Ik hing ook veel bij de dag- en nachtopvang van het Leger des Heils. Als de ene opvang dichtging, ging ik naar de andere. Ik kon er voor weinig geld wat eenvoudigs eten en drinken. Warm eten kon ik drie keer in de week halen bij een aanloopcentrum van samenwerkende kerken. Maar eten was ondergeschikt. Het ging mij vooral om hoe ik aan geld voor middelen kwam. Wiet, cocaïne, speed… Soms snoof ik zelfs ritalin, het medicijn dat wordt voorgeschreven bij ADHD. Dat was net speed.
Vanaf mijn achttiende had ik een Wajong, een jonggehandicaptenuitkering. Daarnaast kreeg ik zorgtoeslag en verdiende ik geld door de dagopvang schoon te maken. Wel moest ik elke maand mijn eigen ziektekostenverzekering betalen en de nachtopvang: 5,25 euro per nacht. Maar met mijn inkomsten redde ik het niet. Elke dag drugs is best duur. Met bedelen en lenen van lotgenoten probeerde ik aan extra geld te komen. Het contact met mijn ouders en broers is in die jaren in stand gebleven, hoe moeizaam dat soms ook was. Maar aan hen heb ik nooit geld gevraagd. Ik zei niet dat ik in de dag- en nachtopvang zat. Sowieso hebben zij veel dingen niet geweten, dingen die ik ze wilde besparen.”

Detox

In 2005 maakte Stephanie-Joy kennis met Op de rots, een christelijk therapeutisch afkickcentrum. Een jaar later verhuisde ze naar de stichting en liet alles achter zich wat haar eerder nog tegenhield om er te gaan wonen: haar straatleven en haar drugs-verslaving. Het christelijk geloof gaf haar hoop, veranderde haar gedachten. Een klein jaar ging het goed, tot het centrum werd opgedoekt. Een terugval volgde. “Ik ging weer op de dag- en nachtopvang van het Leger des Heils wonen en begon met methadon. Ik dacht dat methadon een medicijn was om mijn zucht naar harddrugs weg te halen, het bleek chemische heroïne. Ik ben er anderhalf jaar zwaar verslaafd aan geweest. Ondertussen kreeg ik ook anorexia. Ik woog nog maar veertig kilo.”
Uiteindelijk lukte het haar drie jaar later toch om af te kicken, met een detoxbehandeling bij een verslavingskliniek. “Het ontgiften was een hel. Je kunt niet met het laatste pilletje stoppen zonder doodziek te worden. En al helemaal niet met mijn ondergewicht. Daarna was de verslaving in mijn hoofd nog niet over. Op moeilijke momenten slikte ik nog regelmatig valium of dronk ik alcohol, maar gaandeweg stopte ik ook daarmee. Na anderhalf jaar had ik geen enkele behoefte aan harddrugs meer.”
De toekomst lachte Stephanie-Joy weer toe. Via een project begeleid wonen van het Leger des Heils, waar ze tijdelijk kon wonen, kwam ze aan een eigen huis. Ze startte met een hbo-opleiding social work. Niet veel later begon haar stage bij het Leger des Heils.

De ommekeer

Inmiddels heeft Stephanie-Joy haar leven helemaal op de rit. Naar drugs heeft ze nooit meer verlangd. Roken doet ze ook niet, al acht jaar niet meer. En van alcohol houdt ze niet. Met haar ouders en broers heeft ze een goed contact. En ze heeft er nog een hele familie bij, want ze is getrouwd met Franka, de liefde van haar leven. Ook heeft ze een stichting, Life with Joy, die zich inzet voor armoedebestrijding. En met inmiddels twee hbo-diploma’s op zak heeft ze een goede baan bij het Leger des Heils. Ooit hoopt ze hier directeur te worden, daarvoor gaat ze mogelijk nog een master theologie doen.
Het verdriet over haar verleden ligt achter haar. Het geloof is al jaren haar houvast. “En ik heb geleerd dat ik ook zelf een aandeel in mijn leven heb gehad. Ik heb lang geworsteld met: waarom moest ik nou én slechthorend zijn én een slechte voet hebben, daar had ik toch niet om gevraagd? Ook heb ik lang geworsteld met waarom de hulpverlening zich steeds maar concentreerde op mijn symptomen, zoals mijn verslavingen, in plaats van op de trauma’s die eronder zaten. Maar uiteindelijk heb ik zelf bepaalde keuzes in mijn leven gemaakt.
Het geloof en mijn opleidingen zijn een
ommekeer geweest. En de liefde van mijn vrouw is natuurlijk ook helend geweest. Zij is 23 jaar ouder dan ik. Zij wil ’s avonds op de bank en dat wil ik ook. Ik ben kapot na een dag werken. Ik ga niet nog sporten of bij vriendinnen langs of gezellig doen. Dit is nu mijn leven. En ik ben gelukkig.”

Tekst: Hilli voor den Dag
Foto: Yasmijn Tan
Visagie: Wilma Scholte

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.