Tanita’s vriendinnen bleken haar halfzussen zijn
8 juli 2024
Ze wilde weten of ze Indisch bloed had en dus deed Tanita (33) een dna-test. De uitslag zette haar leven op z’n kop. Niet alleen bleek ze vele halfbroers en -zussen te hebben, drie van hen kende ze. ‘Marije en ik speelden vroeger al dat we zussen waren.’
Tanita: “Mijn vriendin Marije ken ik al vanaf mijn geboorte. Haar moeder is de beste vriendin van mijn moeder. Een dag nadat ik was geboren, kwam ze met Marije op kraambezoek. Marije kent mij dus al vanaf dat ik één dag oud was. Ik ben enig kind en kwam vaak bij haar thuis om met haar te spelen. We leken ook een beetje op elkaar. Ik werkte vroeger als bijbaantje in een elektrowinkel in ons dorp in de buurt van Zwolle, Marije werkte bij de kaasboer. Het is meer dan eens gebeurd dat mensen bij mij in de winkel vroegen of ik ook bij de kaasboer werkte. ‘Nee, dat is mijn vriendin,’ zei ik dan. Marije en ik speelden als kind vaak dat we zussen waren. Dat wilden we namelijk graag zijn. Niemand had ook maar kunnen vermoeden dat we dat ook écht zijn.
Mijn ouders hebben er bijna tien jaar over gedaan om mij te krijgen. Het was bijzonder dat het toch nog gelukt was, hoorde ik altijd van mijn ouders. Mijn moeder was 36 toen ze mij kreeg. Ze hadden graag meer kinderen gekregen, maar dat is nooit gelukt. Dit onderwerp speelde altijd een grote rol in mijn leven. Zo was ik altijd bang dat ik geen kinderen kon krijgen, terwijl ik van jongs af aan graag moeder wilde worden. Maar dat is toch gelukt. Mijn man Sebastian en ik hebben samen drie kinderen.”
Indisch bloed
“Ik heb donker haar en donkere ogen. Volgens mijn moeder hadden we ergens Indisch bloed in de familie. Het was altijd een beetje een vaag verhaal. Dus toen een jaar of vijf geleden die commerciële dna-testen op de markt kwamen, dacht ik: laat ik eens uitzoeken hoe dat zit. Je moet dan een wattenstaafje met wangslijm opsturen. Na een week of zes krijg je een mailtje met de uitslag en eventuele matches met familieleden. Ik bleek volledig Europees te zijn, las ik in dat mailtje. Ik had dus geen Indisch bloed. Maar ik had wel vijf matches: drie halfzussen en twee halfbroers. Ik was alleen thuis met de kinderen. Ik dacht: wat moet ik hiermee?
Ik besloot om die avond nog een keer naar de uitslag van die dna-test te kijken. Toen ik het erover had met Sebastian, zei hij dat mijn vader óf moeder dan iets te verbergen hadden: dat ze dus blijkbaar meer kinderen hadden dan ik. Maar mijn ouders hadden vruchtbaarheidsproblemen. Bovendien waren de matches uit dat mailtje ongeveer even oud als ik. Zou mijn vader in de periode dat ik werd verwekt allemaal andere kinderen hebben verwekt? Of had mijn moeder meer kinderen? Het leek me vreemd. Maar wat was er dan aan de hand? Ik wilde dit aan mijn ouders vragen, maar ik moest dit eerst laten bezinken. Later die avond kreeg ik opeens een mailbericht van een van de matches aan wie ik was gelinkt: een man die mijn halfbroer zou zijn. Hij was benieuwd naar mijn verhaal, mailde hij. Ik mailde terug dat dit voor mij gek nieuws was en dat ik voor zover ik wist enig kind was. Maar wist hij misschien waarom wij gematcht waren? Dat wist hij wel: hij zei dat ik verwekt was met een anonieme donor. Ik had vijf halfbroers en zeven halfzussen. Ineens bleek ik nummer dertien te zijn, in plaats van in mijn eentje. Ik schrok ontzettend van dit nieuws.”
Ze weet het
“De volgende avond belde ik mijn ouders. Ik kreeg mijn moeder aan de lijn. Ik zei: ‘Ik heb een dna-test gedaan, en je weet wel wat de uitslag is.’ Ik hoorde haar tegen mijn vader zeggen: ‘Ze weet het.’ Ze kwamen meteen naar mij toe. Ze zeiden dat ik inderdaad was verwekt met een anonieme donor. Het werd een emotionele avond. Ik zei meteen tegen mijn vader dat hij mijn vader was, en ook altijd zou blijven. Mijn vader zei die avond niet zo veel. Mijn moeder was emotioneel, ze schaamde zich. Het geheim was uit. Ze had het dertig jaar niet aan mij verteld, maar ook niet tegen anderen: alleen haar zus en een goede vriendin wisten het. Ze zei dat ook nu niemand het hoefde te weten. Dat ik mijn halfbroers en halfzussen niet op hoefde te zoeken, daar had ik niets aan. Het enige wat ons bond, is dat we van dezelfde donor waren. De eerste tijd heb ik het alleen tegen mijn schoonouders verteld. Als kind ben je zo loyaal naar je ouders dat het moeilijk is om tegen zo’n diepe wens in te gaan. Ik hield in eerste instantie wel contact met mijn halfbroer. We wisselden foto’s uit, verder hield ik de boot af. Ik zocht online wel mijn andere halfbroer en halfzussen op om te kijken of ik op ze leek.
Toch ging het aan me knagen. Soms stond ik voor de spiegel en probeerde ik alle kenmerken van mijn moeder weg te denken om me te kunnen voorstellen hoe mijn donor eruitzag. Want de helft van mezelf kende ik niet. Voor mijn kinderen vond ik het ook lastig: zij hadden hetzelfde als ik. Alles veranderde toen mijn halfbroer mij weer mailde. Hij zei dat hij me toch iets belangrijks moest vertellen. Er was van alles gaande en hij wilde niet dat ik via de media zou horen wie mijn biologische vader was: de gynaecoloog Jan Wildschut. Hij en mijn andere halfbroers en -zussen zouden met het nieuws over Wildschut naar de media gaan. Er kwamen steeds meer matches bij en er was goed contact met zijn drie wettige kinderen. Met hen was er een warme band, zij hebben meegewerkt aan een verwantschapsonderzoek en ook op andere gebieden veel voor ons gedaan. Wildschut is inmiddels overleden, en zij gaven ons een levensbeschrijving van hem. Wij kunnen hem niet meer ontmoeten, dus we moeten het doen met informatie van zijn familie. Het was nu nog positief nieuws en konden we het zelf nog naar buiten brengen in plaats van dat de media ermee aan de haal zou gaan.”
Voor het blok
“Ik was er nu wel aan toe om contact te hebben met mijn halfbroers en halfzussen. Dat vertelde ik tegen mijn moeder. Ik zei dat ik niet kon meegaan in haar wens, en dat dit voor haar misschien ook het moment was om het te vertellen aan haar omgeving, zodat zij het niet van anderen zouden horen. Ik heb haar eigenlijk voor het blok gezet. Ze moest over een drempel heen en dat kostte haar veel moeite, maar nu vindt ze het fijn dat andere mensen het weten. Er is een last van haar schouders afgevallen, zegt ze. Inmiddels is het aantal halfbroers en -zussen opgelopen tot ongeveer zestig. Dat kan nog groeien. Naar schatting weet in Nederland slechts tien procent van de donorkinderen dat hij of zij donorkind is. Wij weten niet hoeveel gezinnen Wildschut ooit heeft geholpen en hoe vaak hij zijn eigen zaad heeft gebruikt. Dat is nooit goed gedocumenteerd.
Toen kwam dus de publicatie. Mijn moeder vertelde aan Marijes moeder dat ik een kind ben van Jan Wildschut. Marijes moeder was ook bij Jan Wildschut geweest voor een behandeling met donorzaad. Dat wist Marije, net als ik, ook niet. Nu hoorde ze opeens van haar moeder dat ze een donorkind was, dat haar moeder bij de gynaecoloog was geweest die nu zo in het nieuws was, en dat het mogelijk was dat hij haar donorvader was. En o ja, Marije kreeg ook te horen dat ik óók een donorkind was van Jan Wildschut. Dat waren voor haar veel onthullingen in een keer. We hadden veel contact in die tijd. We dachten terug aan die dag dat haar moeder bij mijn moeder op kraamvisite kwam. Het is een gekke gedachte dat zij op dat moment geen idee hadden dat ze een kind van dezelfde biologische vader hadden. Wildschut heeft ons als baby nog gezien. De gedachte dat hij wist dat wij zijn kinderen waren, is niet te bevatten.
Marije en ik hoopten intussen dat we halfzussen zouden zijn. Marije deed ook een dna-test en na ruim vijf weken kreeg ze de uitslag: zij was inderdaad een halfzus. Ze belde meteen. Het voelde zo bijzonder. We hebben meteen een zussendate gepland en zijn lekker ergens gaan kaasfonduen. We waren altijd al vriendinnen, dat veranderde niet. Dat we nu ook halfzussen waren, was een gevoel dat eerst een plekje moest krijgen. We zijn elkaar niet in de armen gevlogen. Inmiddels is dat gevoel er wel. Ons gevoel is onvoorwaardelijker geworden, onze band is nu veel sterker. We zijn voor altijd vriendinnen, maar ook voor altijd halfzus. Marijes heeft nog een zusje. Zij heeft ook een donorvader, maar dan uit een andere kliniek. Dus in plaats van dat zij volle zussen waren, zoals zij altijd dachten, heeft Marije er veel halfzussen en halfbroers bij.”
Geen jubelstemming
“Ik heb nog een vriendin die ik al lang ken, maar die liever anoniem wil blijven. Ik ken haar vanaf de basisschool. We gingen samen naar de middelbare school, met elkaar op stap en ik logeerde vaak bij haar. Op de dag van de publicatie was zij een van de eersten die ik vertelde dat ik een kind van Jan Wildschut ben. Het eerste wat ze zei, was: ‘Dat was ook de gynaecoloog van mijn moeder.’ Omdat we zo op elkaar lijken, begonnen we al iets te vermoeden. Zij ging met haar ouders in gesprek, maar zij zeiden dat zaad van haar eigen vader was gebruikt. Zo stond het ook in het medische dossier. Tot we hoorden dat er niet alleen Wildschut-kinderen waren van wie de ouders een donor zochten, maar dat Wildschut ook donor was geweest als het zaad van de eigen vader had moeten worden gebruikt. Mijn vriendin heeft toen een dna-test gedaan. Zij bleek ook een halfzus van mij te zijn. Bij haar was er op dat moment geen jubelstemming: haar vader had haar biologische vader moeten zijn. Zij heeft een zus met wie ik ook bevriend ben, die ook een dna-test heeft gedaan. Zij bleek ook een halfzus te zijn. Ik heb dus drie goede vriendinnen die ik vanaf mijn vroege jeugd ken, die mijn halfzussen bleken te zijn.
Voor ons alle drie voelt het inmiddels heel bijzonder dat we behalve vriendin ook halfzussen zijn. Ik ben opgegroeid als enig kind en weet niet wat het is om een volle zus te hebben. Maar dit komt er toch het dichtste bij.”
Tekst: Ella Mae Wester
Foto: Ruud Hoornstra
Visagie: Lisette Verhoofstad
Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.