Canva1 2022 06 29t160545.671

Veran (48) balsemt en reconstrueert overledenen: ‘Het went nooit helemaal’

Voordat ze begon met werken in de uitvaartbranche had Veran Heijboer (48) nog nooit een overleden persoon gezien. Ondertussen heeft ze duizenden overledenen verzorgd, werkt ze als balsemer en reconstrueert ze lichamen. ‘’De eerste keer dat ik een laken opensloeg was heel erg spannend.’’

Veran: “Overleden personen voelen echt intens koud aan. Daar moeten we de familie vooraf altijd voor waarschuwen, anders schrikken ze enorm. Ik moest daar zelf in het begin ook heel erg aan wennen. Sowieso was dit dertien jaar geleden allemaal nieuw voor mij. De eerste twee weken dat ik in de uitvaartbranche werkte, zag ik ‘s nachts overal overleden mensen. Ik droomde erover, het nam mijn hele dag in beslag. Ondertussen heb ik duizenden lichamen verzorgd en is het mijn dagelijkse werk geworden. Toch went het nooit helemaal, vooral als het om kinderen gaat. Dat blijft heel heftig.

‘Hij zag er vredig uit’

Toen ik van Noord-Holland naar Brabant verhuisde, was ik genoodzaakt om een andere baan te zoeken. De advertentie van een bekende uitvaartverzekeraar trok mijn aandacht. Ik was nieuwsgierig, had nog nooit eerder een overleden persoon gezien. Op mijn eerste meeloopdag werd mij direct gevraagd om iemand uit de koeling te halen. Jeetje, ik weet het nog precies. Ik stapte die ruimte binnen en stond ineens tussen een stuk of twaalf lichamen. Het was zó onrealistisch om zoveel overledenen bij elkaar te zien. Zijn al deze mensen deze week overleden?, dacht ik. Zo veel. Hetzelfde geldt voor de eerste keer dat ik een laken opensloeg. Je weet niet hoe je gaat reageren, of je het wel trekt. Gelukkig was het een wat oudere man die er heel vredig bij lag. Met gesloten ogen en mond zag hij er rustig uit.

Balsemen

Jarenlang heb ik een heel afwisselende baan gehad. Eigenlijk deed ik van alles. Van het aankleden, verzorgen van het haar en aanbrengen van make-up bij de overledene tot vervoer en het draaien van auladiensten. Tegenwoordig werk ik als zelfstandig balsemer (thanatopracteur) en ben ik gespecialiseerd in reconstructies. Bij balsemen denken mensen al snel aan de Egyptenaren, het is een term die je nog niet heel vaak tegenkomt. In Nederland wordt er onderscheid gemaakt tussen licht balsemen en balsemen. Het verschil zit in de concentratie van de gebruikte vloeistof. De behandeling die ik uitvoer is een lichte balseming. Wij doden de bacteriën, zowel binnen als buiten het lichaam. Dit doen we door middel van balsemingsvloeistof.

We maken een kleine incisie en halen dan een slagader naar boven, via een klein buisje brengen we de vloeistof in dat vervolgens door het lichaam stroomt. Het doodt de bacteriën die normaal gesproken voor de ontbinding zorgen. Na een tijdje prikken we het hart aan en halen we het bloed en andere lichaamseigen vloeistoffen eruit. De huid fixeert zich en de ontbinding wordt vertraagd. Nabestaanden kiezen hiervoor omdat ze dan geen gebruik meer hoeven te maken van een koelplaat. Een overleden lichaam blijft ook langer mooi, je ziet bijvoorbeeld geen verkleuringen meer rondom de mond en je hebt geen last meer van onaangename geurtjes. Er treden bijna geen veranderingen op, voor nabestaanden is dat heel prettig.

Een beetje kleur

Alles bij elkaar duurt het licht balsemen van een lichaam zo’n twee uur. Ik voer de behandeling voornamelijk bij mensen thuis uit. Het is een fijne manier van opbaren die zijn weg in Nederland steeds meer vindt. Is er een dierbare overleden, dan heb je vaak maar een week de tijd om alles te regelen. Door een lichaam licht te balsemen kun je dit wat langer rekken. De beleving van de dagen voor de uitvaart is voor iedereen anders. De een vindt het fijn om het verval te zien. Zo van: nu wordt het echt tijd om afscheid van vader te nemen, want hij begint te veranderen. Het voelt voor hen dan als een soort afsluiting. Anderen trekken dat niet en willen iemand liever blijven zien zoals-ie was. Sommige handelingen kunnen dan zo’n verschil maken. Overleden personen zijn bijvoorbeeld intens wit. Maar breng je dan een beetje kleur aan, dan zie je direct het verschil.

Schrikeffect

Kijk je naar de traditie in Nederland, dan is de uitvaart vaak een week na het overlijden. Het algemene afscheid wordt dan meestal één dag voor de begrafenis of crematie gepland. Best raar, aangezien het lichaam dan op z’n allerslechtst is. Gedurende de week ziet de familie het verval intreden, ze groeien ernaartoe. Maar een buurman die komt kijken kan ineens erg schrikken van wat hij ziet. Daar mogen we best iets meer over nadenken. Zo’n schrikeffect heeft ook invloed op je eigen kijk op de dood. Een nare ervaring kan ervoor zorgen dat je ook een dierbare die overlijdt wil herinneren zoals hij of zij was, en niet durft te kijken. Het wordt je dan ontnomen om goed afscheid te nemen.

Voor het leven getraumatiseerd

Ik reconstrueer ook lichamen. Het belletje dat ik krijg om langs te komen gebeurt vaak na een ongeval. Op zo’n moment kijk ik wat er nog mogelijk is, zodat nabestaanden goed afscheid kunnen nemen van hun geliefde. Vaak kunnen we nog van alles, meer dan mensen zouden denken. Qua materiaal heb ik een creatieve koffer vol spullen met dingen als papier, watten en glazen knikkers. Ik gebruik van alles en werk het liefst met een foto van de overledene. De vorm van alleen al de mond is erg bepalend, dat maakt enorm veel verschil. Soms vind ik dat nabestaanden te snel wordt afgeraden om nog afscheid te nemen. Er wordt hen geadviseerd om niet meer te kijken. ‘Anders bent u misschien voor de rest van uw leven getraumatiseerd’, wordt er dan gezegd. Maar voor sommige mensen voelt dat helemaal niet zo. Het is moeilijk om deze inschatting te maken. Of liever gezegd: onmogelijk. Je weet nooit hoe iemand reageert, iemand nog zien kan ook als een bevestiging en afsluiting voelen, iets wat hen helpt bij het verwerkingsproces. Je mag en kan dus niks invullen voor de nabestaanden, het is zo persoonlijk.

Geen routine

Zowel het balsemen als het reconstrueren van een lichaam is heel dankbaar werk. Kom ik bij iemand binnen, dan is medelijden het eerste wat ik voel. Maar daarna denk ik direct: ik wil deze persoon weer laten zijn zoals hij of zij was. Ik doe dit vak met zoveel liefde. Het overlijden van een dierbare is intens verdrietig. Dat wordt nog vaak onderschat. Verlies je bijvoorbeeld je partner na veertig jaar, dan is dat niet te bevatten. Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen. Soms zijn nabestaanden opgelucht dat iemand uit z’n lijden is verlost. Maar vaak draag je de pijn van een overlijden de rest van je leven met je mee. Daarom is het voor mij onmogelijk om een mindere dag te hebben. Die heb je natuurlijk wel, maar dat mag je nooit laten merken. Het kan niet. Je moet alles met liefde en concentratie doen. Ik heb inmiddels duizenden lichamen verzorgd, maar voor nabestaanden is het hun dierbare die zij verliezen. Daarom kan het voor ons nooit routine worden.

‘Fouten maken is uit den boze’

Omdat ik wekelijks zoveel verdriet zie, ben ik de afgelopen jaren gevoeliger geworden. Je denkt dat dit beroep je verhardt, maar niks is minder waar. Ik huil veel sneller en kan mijn eigen tranen soms maar moeilijk bedwingen. Krijg ik een brok in mijn keel, dan laat ik dat niet merken en probeer ik aan andere dingen te denken. Een klein traantje is niet erg, maar je moet niet helemaal stuk gaan. Als het om kinderen gaat, wordt het wel heel lastig. Ik heb zelf twee prachtige dochters en ik moet mezelf echt dwingen om niet naar het gevoel van de moeder te gaan. Dat kan niet. Het is onmenselijk. Kijk ik naar mijn persoonlijkheid, dan past dit vak eigenlijk helemaal niet bij me. Ik ben best een flapuit en kan heel chaotisch zijn. Woorden als goedemorgen of fijne dag hebben wij afgeleerd om te gebruiken, maar hier ga ik nog steeds weleens de mist mee in. Fouten maken in deze branche is uit den boze. Het kost me dus extra veel energie en concentratie om alles goed te doen. Je wil niet dat iemand bijvoorbeeld een verkeerde kamer binnenstapt. Ik heb gelukkig nog nooit een grote fout gemaakt, maar het blijft mensenwerk. Gaat er iets mis, dan voel ik me verschrikkelijk vervelend. Aan de andere kant is dit beroep ook weer op mijn lijf geschreven. Ik vind mezelf een integer en oprecht persoon en ik hoop altijd maar dat mensen dat zien.

Relativeren

Vaak wordt gedacht dat je heel zwaar op de hand wordt van werken in de uitvaartbranche. Maar dat heb ik juist helemaal niet. Vrij snel nadat ik begon met dit werk, besefte ik dat het leven écht ineens voorbij kan zijn. Ik hoor zo vaak verhalen als: ‘We waren aan het fietsen, mijn man voelde zich niet zo lekker en ineens kreeg hij een hartaanval’. Dood. Zo ineens. Voorheen was ik me daar nooit zo van bewust, maar door dit soort verhalen kan ik beter relativeren en zeur ik nauwelijks nog om kleine dingen. Ik geniet juist meer, je hebt echt geen idee hoe snel het kan gaan.

Helemaal stuk

Het moeilijkste aan mijn werk vind ik het verdriet van de nabestaanden. Het went niet, wat ik vooraf wel had gedacht. Ik wil liever ook niet meer naar uitvaarten van bekenden. Natuurlijk, om familie en goede vrienden kun je niet heen. Maar op een of andere manier ga ik tijdens deze momenten helemaal stuk. Ik trek het niet meer, het voelt zó intens. Tijdens mijn werk ben ik me altijd aan het inhouden, misschien komt het daardoor, dat tijdens een uitvaart van een bekende alles er in een keer uitkomt. Toch blijf ik doorgaan met dit werk. Het is zo dankbaar en ik heb er – hoe gek het ook klinkt – heel veel plezier in. Ik vind het mooi dat ik een kleine bijdrage kan leveren aan een mooi en waardig afscheid. Tot de laatste dag ben ik er voor de familie. Naar eer of waardering ben ik niet op zoek. Het draait immers niet om mij.’’

Tekst: Elke Agten
Foto: privébeeld

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.