Voorproefje uit: Weerstand (deel 2)
28 januari 2016
In de roman Weerstand zoekt Nanny na een gewelddadige jeugd veiligheid in een verstandshuwelijk. Maar haar huwelijk wordt ondraaglijk, en ze vlucht.
In de roman Weerstand zoekt Nanny na een gewelddadige jeugd veiligheid in een verstandshuwelijk. Maar haar
huwelijk wordt ondraaglijk, en ze vlucht.
Als ze woonruimte heeft gevonden en haar kinderen terug wil, wordt ze tegengewerkt door haar ex-man. José Fernanda, € 16,95 Uitgeverij De Kring
Geschokt herkenden we elkaar van dertien jaar geleden toen we kortstondig een intense relatie hadden. Ik was destijds achttien jaar en op de kunstacademie toegelaten. De eerste poging om deze studie te volgen strandde na een paar maanden. Maanden waarin ik als een zombie door de gangen van het gebouw aan de Rijn dwaalde en niets van de lessen en mijn medestudenten begreep. Jorn, een ouderejaars, had me zien lopen en zei later dat hij toen dacht dat er een engel voorbijkwam. Op onze eerste afspraak belandden we in bed en dat bed zijn we daarna blijven delen zonder dat we elkaar echt leerden kennen. Jorn, de populaire, zelfverzekerde, veelbelovende kunstenaar die door zijn iets mysterieuze, oosters aandoende uiterlijk zeer aantrekkelijk voor me was. Hij bezorgde me de toen spaarzame momenten van genieten en zijn royale manier van leven voelde als een oase ten opzichte van mijn armetierige bestaan. Te onzeker en berooid gaf ik de studie plotseling op en vertrok naar Nijmegen om met baantjes de kost te gaan verdienen. Niemand wist waar ik was gebleven, Jorn ook niet, ik had van de ene op de andere dag alles achter me gelaten. Na wat onhandig gestuntel over en weer maakten we gisteren een eetafspraak voor de avond. Tijdens de maaltijd aten of spraken we amper. De wijn en later de kleine glaasjes sambuca dronken we zwijgend. Soms vouwden we even onze handen samen en zochten in elkaars ogen naar verleden liefde. Na het nauwelijks aangeraakte diner liepen we naar café Dingo’s en daar begon ik, overmoedig door te veel drank, over een toekomst samen. Jorn was inmiddels hoofddocent op de academie en een veelgevraagd kunstenaar, en hij klaagde over zijn drukke leven. Onze woorden vlogen langs elkaar heen en wat een mooie nacht had kunnen worden, strandde in misverstanden. Hij wilde net bozig het café verlaten, toen een roodharige dame hem tegenhield, naar mij wees en met een scherpe, hese stem vroeg: ‘Wil jij niets met haar?’ Hij bekeek de vrouw vluchtig en antwoordde kort: ‘Nanny wil te veel, ik ben moe en ik ga naar huis.’ De vrouw richtte zich tot mij: ‘Onbegrijpelijk dat hij jou laat lopen, zo’n prachtige meid. Kom anders even bij ons zitten.’