Placeholder

Wierook

De buurman van Stefanie is overleden. Stefanie woont samen met Dirk de kerkdienst bij. Tijdens de dienst ruikt ze wierook en dan komen de herinneringen van vroeger naar boven.

De buurman van Stefanie is overleden. Stefanie woont samen met Dirk de kerkdienst bij. Tijdens de dienst ruikt ze wierook en dan komen de herinneringen van vroeger naar boven.

Als kind kwam ik hier vaak. Het enorme beeld van de heilige geest hangt nog steeds gevaarlijk over het altaar gebogen.

We nemen achter in de kerk plaats. Was ik nog maar even naar het toilet geweest. Er zijn voornamelijk oudere mensen. Onze buurman was ook oud. Hij was een vriendelijke man. Een goede buur. Het koor en de organist zijn gedateerd. Ze klinken af en toe zelfs vals. Toch lukt het ze om mij terug te voeren naar mijn kindertijd. Het is alsof ik de muziek gisteren nog gehoord heb.

Als de kleinkinderen over hun opa vertellen, krijg ik tranen in mijn ogen. Ik wend mijn gezicht van Dirk af. Huil ik om mijn buurman, mijn eigen ouders, de nostalgische kerkklanken of om de geëmotioneerde kleinkinderen?

‘Ruik je dat?’ fluister ik tegen Dirk. Ik weet niet hoe mijn stem klinkt, want door de geur van wierook voel ik mij weer het achtjarige kind dat ik ooit was. Leunend tegen mijn sterke moeder, sloom van de preek. Ik wist toen nog niet dat ik intens gelukkig was, maar nu weet ik het.

Ik heb Adriana verteld dat de buurman is overleden en nu bij oma en opa in de hemel is. Soms bid ik een ‘Weesgegroetje’ of een ‘Onze Vader’, zodat Adriana die woorden kent. Ik wil haar iets meegeven, maar weet niet precies in welke verpakking ik het haar geef. Als iets van vroeger, mezelf of het geloof?

Na anderhalf uur dient de orde van de dag zich oneerbiedig aan. De melk, die ik bij de lunch gedronken heb, moet eruit. Nog voor de oude van dagen kunnen opstaan, ben ik al op het kerkelijk toilet. Ik voel mij schuldig als ik hoor dat er zich een wachtrij voor de toiletdeur gevormd heeft.

Moeizaam verlaten we het drukke parkeerterrein bij de Albert Heijn. Net op tijd staan we op het schoolplein om Adriana op te halen. We nemen haar en een vriendje mee naar huis. Als Adriana en ik het jongetje om vijf uur uitzwaaien, gaan familieleden van onze overleden buurman zijn huis binnen. Ik zie zijn kleinkinderen, die een gedicht en persoonlijk verhaal deelden in de kerk, naar binnen lopen. Hun moeder zegt mij gedag. Ik groet terug, zonder tranen, bijna vrolijk. Dan ga ik gauw naar de keuken, want de aardappels koken.


Meer van Vriendin