Placeholder

Özcan Akyol: ‘Ondanks mijn succes blijf ik dodelijk onzeker’

Schrijver, columnist en documentairemaker Özcan Akyol (33) is supersuccesvol en heeft net zijn tweede kind gekregen. Toch kan hij bijna niet geloven hoe gelukkig hij is. Dat komt door zijn moeilijke jeugd: “Ik vind geluk verdacht.”

Schrijver, columnist en documentairemaker Özcan Akyol (33) is supersuccesvol en heeft net zijn tweede kind gekregen. Toch kan hij bijna niet geloven hoe gelukkig hij is. Dat komt door zijn moeilijke jeugd: “Ik vind geluk verdacht.”

Özcan – of kortweg Eus – groeide op in een Turks gastarbeidersgezin in Deventer en leek voorbestemd voor een leven in de criminaliteit. Tot hij begon te lezen. Nu is Özcan succesvol schrijver, columnist en documentairemaker, en schuift hij regelmatig aan bij De Wereld Draait Door. Maar dat succes is hem niet komen aanwaaien. Hij heeft er hard voor moeten werken.

Op je achttiende zat je vast in het huis van bewaring in Scheveningen. Wat had je gedaan?
“Mijn broer zat bij een criminele zigeunerbende. Die bende maakte zich schuldig aan vermogensdelicten, fraude en witwassen, dat soort dingen. Ik was hun chauffeur. Daarvoor heb ik tien weken vastgezeten.”

Een cipier vertelde jou dat er een bibliotheek was, las ik ergens. Had je daarvoor weleens een boek gelezen?
“Nee, nog nooit. Mijn ouders zijn analfabeet, ze kwamen vanuit Turkije hierheen voordat ik werd geboren en spreken geen Nederlands. Bij ons thuis stond geen boekenkast. Op de mavo las ik ook niet. We hadden wel een verplichte leeslijst, maar ik zat op school toen het internet nog vrij nieuw was. De docenten hadden geen idee dat je daarop boeksamenvattingen kon vinden. Maar wij dus wel.”

In je boek Turis schrijf je over je vader. Hoe zou je hem karakteriseren?
“Als een dominante man die te veel dronk en mijn broers en mij continu verwijten maakte. Hij vond dat wij hem zijn vrijheid hadden afgenomen. Het hebben van kinderen werkte remmend op zijn leven, vond hij, en de frustratie daarover botvierde hij op ons. Hij moest op zijn tiende al werken, en wij waren maar aan het niks doen, zei hij dan. Dat nam hij ons kwalijk. Terwijl wij gewoon naar school moesten, dus dat waren rare verwijten. Het was niet leuk om met hem om te gaan. Mijn vader was een tiran, we leefden continu in angst.”

'Een onbezorgde en gelukkige jeugd zou niet hebben geleid tot het soort semi-autobiografische boeken dat ik heb geschreven'  

 

Sloeg hij jullie ook?
“Dat ook, ja. Maar dat vond ik niet het ergste. Slaan zit wel een beetje in de cultuur: veel Turkse kinderen worden weleens geslagen. Ik ging nooit naar de moskee, maar mijn vriendjes daar werden ook geslagen door de imam.” 

Voor schrijvers is een slechte jeugd een goudmijn, zeggen ze weleens. Geldt dat ook voor jou?
“Zeker. Ik denk dat een onbezorgde en gelukkige jeugd niet zou hebben geleid tot het soort semi-autobiografische boeken dat ik heb geschreven. Schrijvers die helmaal niets hebben meegemaakt, kunnen dat ook niet omzetten in literatuur. Als je in Amsterdam opgroeit, levert dat van die dertien-in-een-dozijnschrijvers op. De meeste mensen daar hebben allemaal een studie gedaan en hebben ouders met geld. Dus ik ben wel blij met mijn jeugd. Hoe gek het misschien ook klinkt.” 

Lees het hele interview in Vriendin 44