Zij werken in de schoonmaak: ‘Vies? Ach, thuis kan ik douchen…’
11 november 2021
Ze klaren de klus waar veel mensen vies van zijn: het opruimen van andermans vuil. Zelf hebben ze niet zo’n last van die afkeer. Sterker nog: ze doen hun werk met trots én plezier.
Kamermeisje Mariëlle: ‘Fysiek is het zwaar, maar het geeft veel voldoening’
Mariëlle (44) is getrouwd met Marco (48). Ze werkt als kamermeisje.
Mariëlle: ‘Toen ik op mijn negentiende kamermeisje werd in het Novotel in Rotterdam leerde ik het vak voornamelijk van oudere dames. Ik weet nog hoe verbaasd ik was dat zij een keer de prullenbak bij de lift moesten verschonen, omdat er iemand in had geplast. Had een gast dat werkelijk gedaan? Maar inmiddels werk ik er al vijfentwintig jaar en heb ik zoveel meegemaakt dat ik van weinig meer opkijk.
Ik maak ongeveer veertien hotelkamers per dag schoon, gemiddeld drie per uur. Voordat ik ga stoffen en de vloer zuig, boen ik eerst de badkamer en maak ik het bed op. Checkt een gast uit, dan verschoon ik de lakens. Ooit trok ik een keer de lakens van een bed af en zat toen met mijn handen in het braaksel. Ja, dan word ik zelf ook misselijk. Gelukkig gebeurt zoiets maar één of twee keer per jaar. Bovendien draag ik handschoenen tot mijn ellebogen, dat scheelt.
Ik maak geregeld mee dat een bureau plakt omdat er jus d’orange is gemorst. Of ik moet met een krabber aan de slag in het bad, omdat mensen waxinelichtjes hebben aangestoken en het kaarsvet is gaan druipen. Soms vraag ik me af wat gasten bezielt om hun kamer zo vies achter te laten. Vroeger kwam dat minder vaak voor. Ook zegt niet meer iedereen gedag. Mensen zijn tegenwoordig veel met zichzelf bezig en sommigen kijken neerbuigend naar dit beroep. Dat vind ik jammer, want het is belangrijk werk.
Gelukkig zijn er ook genoeg gasten die hun waardering naar me uitspreken. Zo krijg ik weleens geld of laten kinderen een geplukt bosje bloemen voor mij achter op hun kussen. Leuk hè? Fysiek is het werk vrij pittig, maar het geeft me nog steeds voldoening. Als ik een kamerdeur na afloop dichttrek, denk ik: mooi, alles is weer lekker schoon. Eigenlijk is het net als thuis. Ook daar vind ik het fijn als het er opgeruimd en fris uit ziet. Al moet ik zeggen dat het wel minder spic en span is sinds we kittens hebben. Met al die haren blijf ik bezig, haha.’
Vuilnisvrouw Vivi: ‘Neus dicht? Nee hoor, gewoon doorademen!’
Vivi (57) heeft een relatie en is moeder van een dochter (37) en twee zoons (35 en 33). Haar beroep: vuilnisvrouw.
Vivi: ‘Vijf dagen per week haal ik het vuilnis op in Rotterdam. Ik ben de chauffeur, mijn twee mannelijke collega’s zijn de beladers achterop de wagen. Bij de aanbiedpunten, waar meerdere vuilnisbakken staan, help ik bij het terugzetten van de lege kliko’s. Soms stinkt dat behoorlijk. Mensen gooien bijvoorbeeld etensresten weg of poepluiers zonder zakje. Of ik mijn neus dan dichthoud? Nee hoor, gewoon doorademen en hup, de volgende bak.
Zelfs toen een kliko vol maden zat, was ik de beroerdste niet om uit mijn cabine te springen. Mijn collega’s hadden de gft-kliko al aan de wagen gehangen, maar zagen toen dat er vleesresten in zaten die in de rest-afvalbak horen. Ze drukten op een rode knop om de machine te stoppen en vervolgens sprong ik de wagen in om de vuilniszakken er weer uit te halen. Dat ik daardoor zelf óók onder de maden kwam te zitten, was geen pretje. Maar als ik ergens voor ga, dan ga ik er vol voor. Bij thuiskomst kan ik douchen en voel ik me weer schoon.
Ik doe dit werk nu zes jaar. Voorheen werkte ik bij de gemeente in de administratie, onder meer voor de ongediertebestrijding. Toen ik een vacature voorbij zag komen voor chauffeur bij de afvalverwerking, besloot ik te solliciteren. Als jong meisje leek het me al gaaf om ooit op een vrachtwagen te rijden. Maar het was er nooit van gekomen en inmiddels was ik 51. Wel had ik twee keer mee mogen rijden met collega’s van het grofvuil. Gewoon ernaast in de cabine, maar dat was al fantastisch: met zo’n grote wagen door de straten gaan.
Prompt werd ik aangenomen en kreeg ik de kans om mijn groot rijbewijs te halen. Tijdens de theorie werkte ik vijf maanden als belader en nadat ik in één keer slaagde voor mijn praktijkexamen, nam ik plaats achter het stuur. Dat doe ik nog steeds iedere dag met plezier. Ik ben lekker buiten en met mijn collega’s is het altijd gezellig. Radio aan, hard werken en tussendoor een praatje maken met buurtbewoners. Veel mensen kennen ons en staan ons op te wachten. Of er hangen kindertekeningen aan de vuilnisbakken, met de tekst: ‘Jullie zijn kanjers.’ Geweldig toch?’
Eigenaar schoonmaakbedrijf Laury: ‘De vieze huizen zijn het leukst om te doen’
Laury (26) woont samen met Jan (32). Ze is eigenaar van Lauke schoonmaakservice.
Laury: ‘Al vóór corona raakte ik geen deurknoppen aan en vermeed ik openbare toiletten. Ik heb namelijk een lichte vorm van smetvrees, maar heb toch een eigen schoonmaakbedrijf. Grappig hè? Het zijn vooral openbare ruimtes die ik niet prettig vind. Bij mensen thuis, waar ik voornamelijk werk, heb ik er geen last van. Sterker nog: ik draag er niet eens handschoenen. Ik vind het fijn om met mijn vingertoppen te kunnen controleren of iets goed schoon is. Is de kookplaat bijvoorbeeld echt vetvrij? Ik draag alleen handschoenen als het ergens heel vies is en in de meeste huizen waar mannen alleen wonen. Mannen maken schoon wat op het oog nodig is, maar kijken niet naar details. Zo is de tegelwand achter het toilet vaak plakkerig of zijn de badmatten al maanden niet gedaan.
Ik ben mijn bedrijf Lauke Schoonmaakservice begin dit jaar gestart. Lauke is het koosnaampje dat mijn oom voor mij gebruikt. Bij hem en mijn tante maakte ik tijdens mijn studie Ondernemingsrecht schoon. Zij konden mijn helpende hand goed gebruiken en voor mij was het financieel een mooi extraatje. Al snel werd het schoonmaakwerk via via steeds meer. Ik kwam voornamelijk bij ouderen thuis, van wie velen kampen met eenzaamheid. Zeker tijdens corona vonden zij het fijn dat ik wekelijks langskwam.
Toen ik mijn studie vorig jaar afrondde, besloot ik een schoonmaakservice op te richten. Ik wilde altijd al voor mezelf beginnen en had inmiddels een grote klantenkring. Ik maak nu ook schoon bij chronisch zieken en gezinnen, maar ook in huizen die zijn opgeleverd na een verhuizing of overlijden. Dat laatste duurt vaak een paar uur en doe ik met een van mijn twee collega’s. We komen van alles tegen: spinnenwebben, kalkresten, dikke lagen stof. Maar juist die vieze huizen zijn het leukst, want naderhand zie je een groot verschil. Mensen zijn altijd blij met een opgeknapt huis. Bij sommige klanten word ik langzaam onderdeel van het gezin. Ze sturen me verjaardagskaarten of zitten klaar met koffie, uitkijkend naar mijn komst. Dat contact maakt het werk heel leuk. Soms word ik zelfs uitgenodigd voor een drankje buiten de deur. Lief bedoeld, maar dan bedank ik toch vriendelijk. Ik hou werk en privé wel graag gescheiden.’
Toiletdame Yvonne: ‘Als ik een nieuwe toiletrol breng, word ik met gejuich ontvangen’
Yvonne (57) is single en moeder van een zoon (27) en een dochter (31). Ze werkt als toiletdame.
Yvonne: ‘Ik hou van feestjes en muziek. Dus toen ik vijf jaar geleden op Facebook een vacature zag voor een toiletdame op festivals, reageerde ik meteen. Het werk beviel zo goed dat ik mijn vaste baan als administratief medewerker in een winkel ervoor heb opgezegd. Ik weet dat het niet als een pretje klinkt om tot je ellebogen in de poep en kots van festivalgangers te zitten. Dat is het ook niet, maar alles eromheen maakt het leuk. Zo kom ik overal – van Dutch Valley tot Tuckerville in Twente – en maken mensen altijd een praatje. Soms word ik met gejuich ontvangen als ik een nieuwe toiletrol kom brengen. Of ze doen met hun pink de wc-deur open – zo van: het zal wel smerig zijn daar binnen – maar zeggen dan verrast: ‘Wat is het lekker schoon!’
Die waardering is fijn, zeker omdat veel mensen vooroordelen hebben over dit werk. Er is me wel eens gezegd dat ik dom zou zijn omdat ik wc’s schoonmaak. Of: ‘Ik zou dat werk zelf nooit doen.’ Ik moet ook echt wel eens slikken, hoor. Bijvoorbeeld als er ontlasting op de muren plakt of mensen naast het toilet hebben overgegeven. Om die reden draag ik dichte schoenen – in tegenstelling tot een collega, die op teenslippers staat. Handschoenen pak ik alleen als het té vies is. Daarin worden mijn handen zweterig, dat werkt niet prettig. Liever was en ontsmet ik ze tien keer per uur.
Door de pandemie waren er lang geen festivals. Jammer, maar ik maak ook een kantoorpand schoon en toiletten bij een recreatiegebied. Over viezigheid gesproken: wat ik bij dat meertje meemaak, daar kan ik een boek over schrijven. Mensen schrijven gerust met een gebruikte tampon hun naam op witte tegels. Ja, echt waar. Maar ook dat maak ik schoon, want het is werk. En daar tegenover staat dat ik ’s ochtends de deur uit fiets, de zon zie opkomen en na drie uurtjes werken weer thuis ben. Op de festivals – die gelukkig weer begonnen zijn – is alles voor mij verzorgd. Ik word gehaald en gebracht en krijg eten en drinken. Tussendoor kan ik gratis genieten van optredens van bijvoorbeeld Ilse de Lange. En de dag erna voel ik me niet zo beroerd als de meeste bezoekers, haha.’
Tekst: Tessa Heselhaus.
Foto’s: Robert Elsing.
Visagie: Wilma Scholte.