Daiga (19): “Als ik de kans zou krijgen, zou ik haar zó bedriegen”
10 augustus 2012
Voor Daiga was het erg spannend om van Polen naar Nederland te verhuizen. Gelukkig heeft ze het hier erg naar haar zin. En dat heeft vooral te maken met de vader van haar oppaskinderen…
Voor Daiga was het erg spannend om van Polen naar Nederland te verhuizen. Gelukkig heeft ze het hier erg naar haar zin. En dat heeft vooral te maken met de vader van haar oppaskinderen…
‘Vorig jaar ben ik uit Polen naar Nederland gekomen, om hier als au pair te werken. Ik zorg voor twee kinderen van vijf en zeven, daarnaast doe ik een opleiding tot visagiste. Mijn plan is om over een paar jaar terug te gaan en in Polen een eigen zaak te beginnen.
Ik heb het hier goed naar mijn zin. Ik vind de Nederlandse mensen ontzettend aardig en ben dol op Amsterdam, waar ik woon. Maar wat mijn tijd hier nog het allerleukste maakt is de vader van het gezin waar ik woon. Hij heet Roland. Hij is een heel knappe man, met blauwe ogen en blonde krullen. Meteen toen hij me kwam ophalen van Schiphol dacht ik: wat een stuk! Hij en zijn vrouw Ina ontvingen me hartelijk.
Ik slaap op een kamer op zolder. Van andere au pairs hoor ik vaak dat ze veel te hard moeten werken, maar Roland en Ina gaan heel netjes met mij om. Ik werk nooit meer dan de afgesproken uren, en als ze me toch eens vragen extra bij te springen, betalen ze ervoor. Oppasavonden gaan in goed overleg. En als ik thuis ben, mag ik altijd gezellig bij hen in de woonkamer zitten, in plaats van in mijn uppie op zolder. En dat doe ik dan ook vaak: omdat ik stapelverliefd ben geworden op Roland. Ik voel me daar heel dubbel over. Want ik mag ook Ina graag, ze is erg lief voor mij. Toch zou ik haar zo bedriegen als ik de kans zou krijgen. Want mijn gevoel voor Roland is zo sterk. Ik vind hem de mooiste, aardigste man die er bestaat. Als hij tegen me praat, krijg ik hartkloppingen en moet ik opletten dat ik niet ga blozen.
De laatste tijd heb ik sterk het gevoel dat hij mij ook leuk vindt. Ik voel zijn ogen vaak net wat lang op mij branden. En soms raakt hij mij aan; dat kan per ongeluk zijn, maar vaak lijkt het expres. Als hij me dingen uitlegt over de kinderen, staat hij soms zo dichtbij me dat ik zijn warmte kan voelen. Wanneer zijn ogen dan diep in de mijne kijken voel ik me helemaal duizelig worden. De fijnste uren zijn die avonden dat Ina weg is. Als ik dan met Roland tv zit te kijken, voel ik een hevige spanning in de lucht hangen. Het kan niet anders of hij voelt dat ook.
Tot nu toe is er niets gebeurt. Ik zal nooit de eerste stap zetten, want stel dat ik mij vergis en dat ik dan ontslagen word! Maar als hij zou proberen om mij te zoenen, dan kus ik terug, zeker weten. Elke avond lig ik in mijn bed aan hem te denken. Dan fantaseer ik dat ik mijn deurknop omlaag zie gaan en hij tussen mijn lakens schuift. Op zo’n moment betast ik mezelf en droom dat het zijn handen zijn. De volgende dag schaam ik mij, als ik Ina weer zie bij het ontbijt, en zij zoals gewoonlijk gezellige grapjes tegen mij maakt. Maar het is sterker dan mezelf: ik ben gewoon zó verschrikkelijk verliefd…’
Tekst: Lydia van der Weide